Binnen de context van deze studie had de analyse van conflictgebieden tot doel een door gegevens
gedefinieerde context te bieden voor andere onderzoekscomponenten door een overzicht te geven
van statelijke praktijken met betrekking tot luchtruimbeperkingen boven en/of rondom
conflictgebieden.
Conflictgebieden werden geselecteerd door die gevallen te kiezen waarin veiligheidsrisico's voor
burgerluchtvaartuigen boven FL2504 redelijkerwijs konden worden verwacht. Dit vloeide voort uit
de algemene doelstelling van het onderzoek, dat zich richt op dreigingen voor de burgerluchtvaart
boven luchtruim dat al gesloten was voor de burgerluchtvaart in Oekraïne en de Russische
Federatie voorafgaand aan het neerhalen van vlucht MH17 en boven de hoogte waar MANPADS
een risico kunnen vormen.
Er werden in totaal 16 conflictgebieden geselecteerd, gebaseerd op de informatie die beschikbaar
was voor de bestudeerde periode en waarbij redelijkerwijs kon worden verwacht, voordat met de
analyse begonnen werd, dat er een mogelijkheid tot aanval was op hoogtes boven FL250. De
geselecteerde conflictgebieden werden bestudeerd aan de hand van een serie van 10 vooraf
bepaalde “indicatoren voor de waarschijnlijkheid van een aanval” zoals de mogelijkheid om een
doelwit aan te vallen dat boven FL250 vliegt (bijv. de aanwezigheid van grond-luchtraketten), de
wetenschap dat de bereidheid tot aanval bestaat, de ervaring van de personen die de raketten
afschieten en de commandoketen. Voor elk van de 16 geselecteerde conflictgebieden heeft de
Foundation de feitelijke luchtruimbeperkingen onderzocht en gebruikgemaakt van eigen
risicoanalysealgoritmen om de algehele waarschijnlijkheid van een aanval op een
burgerluchtvaartuig te beoordelen. Beoogd werd een door gegevens gedefinieerde context te
bieden voor andere onderzoekscomponenten door een overzicht te geven van statelijke praktijken
met betrekking tot luchtruimbeperkingen boven en/of rondom conflictgebieden.
De resultaten van de analyse zijn samengevat in tabel 4 (blz. 31) van het rapport.
De Foundation concludeerde dat het beperken van het luchtruim boven conflictgebieden een zeer
effectieve maatregel is om de beoordeelde waarschijnlijkheid van een aanval tegen civiele vluchten
te reduceren. Zoals geïllustreerd in figuur 4 zijn er in de bestudeerde steekproef acht gevallen
waarin een entiteit (een soevereine staat of een derde partij) gedeeltelijke of volledige
luchtruimbeperkingen instelde. Uit deze vergelijkende beoordeling van de waarschijnlijkheid van
een aanval met en zonder luchtruimbeperkingen blijkt dat in zes van de acht gevallen waarin
luchtruimbeperkingen waren ingevoerd, de beoordeelde waarschijnlijkheid van een aanval gericht
tegen de burgerluchtvaart aanzienlijk minder werd.
De Foundation vond evenwel geen uniforme praktijk die staten hanteren bij het sluiten van hun
eigen luchtruim wanneer er aanwijzingen waren van mogelijke aanvallen op
burgerluchtvaartuigen. In slechts 2 van de 16 bestudeerde conflictgebieden waren het de voor dat
luchtruim verantwoordelijke soevereine staten die hun eigen luchtruim volledig sloten (figuur 5).
Bevinding 3: Uit de analyse van geselecteerde conflictgebieden in de periode 1990-2014
blijkt geen uniforme praktijk van staten die hun eigen luchtruim sloten wanneer er
aanwijzingen waren van mogelijke aanvallen op burgerluchtvaartuigen in de context van
een gewapende conflict op het grondgebied van die staat.
Bevinding 4: Uit de analyse van geselecteerde conflictgebieden in de periode 1990-2014
blijkt dat, in de zeldzame gevallen dat een staat zijn eigen luchtruim beperkte boven
FL250 dit in verband stond met het verlies van effectieve controle over het relevante
luchtruim door de staat.
Ook is het zo dat wanneer een staat zijn eigen luchtruim boven FL250 beperkt, of een dergelijke
beperking door een derde wordt opgelegd (zoals de invoering van een “no fly zone” door een
entiteit als de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie), de belangrijkste overwegingen eerder de
veiligheid van de militaire operaties en de bevolking waren dan de veiligheid van de
burgerluchtvaart.
4 25.000 voet (7.600 meter)