MH17: êàê è êòî?

Èíôîðìàöèÿ î ïîëüçîâàòåëå

Ïðèâåò, Ãîñòü! Âîéäèòå èëè çàðåãèñòðèðóéòåñü.


Âû çäåñü » MH17: êàê è êòî? » Ñóä » JIT: Ñåññèè ñóäà, èþíü 2020


JIT: Ñåññèè ñóäà, èþíü 2020

Ñîîáùåíèé 1 ñòðàíèöà 30 èç 35

1

https://www.om.nl/onderwerpen/mh17-vlie … -juni-2020
Ñåññèè èþíü 2020
Ñëóøàíèÿ ïî ïðîöåññó MH17 âîçîáíîâèëèñü 8 èþíÿ 2020 ãîäà. Ãîñóäàðñòâåííàÿ ïðîêóðàòóðà ïðåäîñòàâèëà îáúÿñíåíèå óãîëîâíîãî ðàññëåäîâàíèÿ. Ýòî îáúÿñíåíèå çàéìåò íåñêîëüêî äíåé. Âû ìîæåòå íàéòè âûñòóïëåíèÿ ïðîêóðîðîâ íà ýòîé ñòðàíèöå.

Ââåäåíèå è êîíòåêñòíîå èññëåäîâàíèå ñòð.2
Ââåäåíèå â èñòî÷íèêè èññëåäîâàíèÿ è ñóäåáíî-ìåäèöèíñêîå ðàññëåäîâàíèå ñòð.3
Èññëåäîâàíèÿ â îáëàñòè òåëåêîììóíèêàöèé ñòð.17
Ðàññëåäîâàíèå ñâèäåòåëåé  ñòð.20
Èññëåäîâàíèÿ ôîòî è âèäåî ñòð.21
Èññëåäîâàíèå öèôðîâûõ èñòî÷íèêîâ ñòð.22
Èññëåäîâàíèå ðàäèîëîêàöèîííûõ äàííûõ ñòð.23
Èññëåäîâàíèå ñïóòíèêîâûõ äàííûõ ñòð.32
Àëüòåðíàòèâíûå ñöåíàðèè ñòð.36

2

Inleiding en context onderzoek
https://www.om.nl/onderwerpen/mh17-vlie … -onderzoek

Uitgesproken op de zitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag op 8 juni 2020.

De komende dagen zal het Openbaar Ministerie een toelichting geven op het onderzoek dat de afgelopen jaren is verricht. Het doel van deze toelichting is uw rechtbank in staat te stellen een oordeel te geven over de vraag of het verrichte onderzoek volledig is geweest en of de zaak nu klaar is om inhoudelijk behandeld te worden. Natuurlijk is voor die vraag het dossier leidend, maar een uitleg hierbij van het OM kan wel behulpzaam zijn. Ook is dit een wijze waarop het OM publiekelijk verantwoording kan afleggen over het onderzoek tot nu toe en de daarin gemaakte keuzes.

Het doel van onze toelichting in deze fase is nadrukkelijk niet om een overzicht te geven van het aanwezige bewijs, of om conclusies te trekken over hetgeen wel of niet bewezen kan worden. Een publiek overzicht van het bewijs kan pas volgen als de verdediging de gelegenheid heeft gekregen het dossier te laten aanvullen en uw rechtbank de zaak inhoudelijk behandelt. Onze toelichting zal wel inzicht geven in het soort bewijs dat in het onderzoek is verzameld. Ook zullen wij benoemen op welke gronden het Openbaar Ministerie tot de conclusie is gekomen dat onderdelen van het onderzoek voltooid waren. Daarbij grijpen wij in verschillende gevallen terug op bevindingen die al eerder openbaar zijn gemaakt door het JIT en op de zittingen van 9 en 10 maart jl. zijn benoemd.

Wij beseffen goed dat de nabestaanden en andere belangstellenden al lange tijd wachten en graag willen weten wat alle onderzoeksresultaten zijn, welke conclusies kunnen worden getrokken over hetgeen met vlucht MH17 is gebeurd en wie verantwoordelijk is daarvoor. Maar de zorgvuldigheid van dit strafproces moet voorop staan. Natuurlijk kan en mag het Openbaar Ministerie in zaken als deze beperkt informatie naar buiten brengen die nodig is om in redelijke mate te voldoen aan de grote maatschappelijke behoefte aan duidelijkheid. Dat heeft het JIT eerder ook gedaan. Maar een volledig beeld van het strafrechtelijk relevante bewijs kan pas gegeven worden bij de inhoudelijke behandeling van het dossier, op een door uw rechtbank te bepalen moment.

Vandaag en de komende dagen zullen wij een uitgebreide toelichting geven op het verloop van het onderzoek. We beginnen met een schets van de situatie in het gebied waar vlucht MH17 is neergestort en de bij die situatie betrokken partijen. Hierna volgt een toelichting op het onderzoek naar verschillende bewijsbronnen:

forensische sporen;
telecommunicatie;
getuigen;
foto’s en video’s;
digitale bronnen;
radargegevens;
satellietgegevens.
Daarna zullen wij uitleggen hoe, aan de hand van die bewijsbronnen, het onderzoek is verricht naar de toedracht van het neerstorten van vlucht MH17. Daarbij is onderzoek gedaan naar verschillende scenario’s:

een explosie van binnenuit;
een aanval door een gevechtsvliegtuig;
het gebruik van een andere grond-luchtraket dan een Buk-raket;
het gebruik van een Buk-raket.
Binnen dat laatste scenario is onderzoek gedaan naar verschillende mogelijke afvuurlocaties. Ook is gericht onderzoek gedaan naar zowel Oekraïense als Russische Buk-systemen. Wij zullen het onderzoek naar al deze scenario’s toelichten.

Vervolgens zullen wij uitleggen welk onderzoek er is gedaan naar de werking van het Buk-systeem. Daarna zullen wij uitleg geven over het onderzoek naar de verdachten: eerst bespreken wij hoe het onderzoek is verlopen naar de individuele rollen van de verdachten bij de ten laste gelegde feiten en vervolgens het onderzoek naar de vraag of er belemmeringen zijn om hen te vervolgen. Tussentijds zullen wij uitleggen waarom wij menen dat afzonderlijke onderdelen van het onderzoek zijn afgerond. Ten slotte staan wij stil bij de vraag welk nader onderzoek er nu nog moet worden verricht.

De situatie in Oost-Oekraïne
Voor een goed begrip van het onderzoek is enige kennis nodig van de situatie in Oost-Oekraïne in de periode vóór 17 juli 2014.

Vlucht MH17 werd neergeschoten in oorlogsgebied. In Oost-Oekraïne vond op dat moment een gewapend conflict plaats tussen de Oekraïense overheid en verschillende gewapende groepen. Dit gewapend conflict was eerder dat jaar ontstaan. Vanaf februari 2014 werden in de regio’s Donetsk en Luhansk overheidsgebouwen bezet en gewapende groeperingen gevormd. Deze groepen verklaarden dat zij onafhankelijkheid van delen van Oekraïne en aansluiting bij de Russische Federatie nastreefden. De groepen begonnen structureel geweld te plegen tegen het bevoegd gezag, en ook tegen burgers die hen niet goedgezind waren.

De leden van deze groepen worden in de media en in het dossier wel ‘separatisten’ genoemd. Het onderzoek wijst echter uit dat veel strijders van de DPR en de LPR niet Oekraïners zijn die gedreven worden door een wens om zich af te scheiden. Zo gaat het in veel gevallen om Russische staatsburgers die naar Oekraïne zijn gereisd om daar te vechten. De term separatisten is dus niet in alle gevallen de meest toepasselijke, maar gebruiken wij als generieke aanduiding van de gewapende strijders die vochten tegen de Oekraïense strijdkrachten.

Op 7 april 2014 verklaarde de gewapende groep die het regionale overheidsgebouw in Donetsk had bezet dat de ‘Donetsk Volksrepubliek’ (Donetsk People’s Republic, de DPR) was opgericht. De DPR werd actief in de regio Donetsk en organiseerde zich in verschillende onderdelen. Aan het hoofd stond de zogenaamde ‘premier’ Alexander Borodai. Verdachte Igor Girkin werd in mei 2014 aangesteld als de zogenaamde ‘minister van defensie’ en werd daarmee de hoogste commandant.

In diezelfde maand werd in de regio Luhansk de ‘Luhansk Volksrepubliek’ (Luhansk People’s Republic, de LPR) afgekondigd.

De separatisten van de DPR en de LPR bezetten verschillende gebieden in Oost-Oekraïne. De Russische Federatie speelde en speelt hierbij een belangrijke rol: daar zullen we later nader op ingaan. Deze ‘volksrepublieken’ worden niet door de internationale gemeenschap erkend: het zijn dus geen onafhankelijke landen of gebieden, maar gewapende groepen die gebieden in Oekraïne bezetten. De Oekraïense overheid begon als reactie met de ‘Anti-Terrorisme Operatie’ (ATO), gericht op de ontmanteling van de gewapende groepen en het ontzetten van de ingenomen gebieden. In het gebied rond Donetsk (onder controle van de DPR) en het gebied rond Luhansk (onder controle van de LPR) wordt tot op heden gevochten, af en toe onderbroken door een wapenstilstand.

In de eerste helft van juli 2014 is dit een indicatie van de gebieden die bezet werden door de DPR en de LPR. Het paarse gebied op de dia is het gebied waarvan beide partijen het erover eens zijn dat dát gecontroleerd werd door de separatisten. De stellingen van de DPR en LPR werden daarbij regelmatig aangevallen door de Oekraïense autoriteiten.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/conflictgebied-oost-oekraine.png
De eerder door het JIT aangewezen afvuurlocatie bij de plaats Pervomaiskyi, ten zuiden van de plaats Snizhne, en ook de crashsite bevonden zich in juli 2014 in het gebied dat onder controle van de DPR stond. Die crashsite is bij benadering aangegeven op de kaart. De route die eerder door het JIT is aangewezen als zijnde de route waarover de Buk-TELAR die MH17 neerschoot naar de afvuurlocatie is vervoerd loopt deels over grondgebied dat in juli 2014 werd gecontroleerd door de LPR en ook deels over grondgebied dat werd gecontroleerd door de DPR.

Met name in het dossier Context is uitgebreide informatie opgenomen over het gewapend conflict, de deelnemers aan het gewapend conflict, de frontlinies, en ontwikkelingen in de gewapende strijd (met name) voorafgaand aan 17 juli 2014. Ook is de hiërarchie binnen de gewapende groep van de verdachten beschreven: aan de hand van open bronnen en tapgesprekken is in beeld gebracht wie bevelen gaf en wie bevelen uitvoerde. Verder is onderzoek gedaan naar de rol van de Russische Federatie in de gewapende strijd in Oost-Oekraïne: daar zullen wij later meer over vertellen als we bespreken hoe wij hebben onderzocht of de verdachten aanspraak kunnen maken op immuniteit van strafvervolging.

Ook elders in het dossier is informatie opgenomen over de situatie in Oost-Oekraïne op en rond 17 juli 2014, bijvoorbeeld over de situatie bij de Oekraïens-Russische grens, het neerschieten van militaire vliegtuigen voor 17 juli 2014 en de behoefte aan luchtafweer bij de DPR.

https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/aanvoerroute-buk-telar.png
Complexiteit onderzoek
We bespreken nu hoe de situatie ter plaatse was, nadat MH17 was neergestort. Die situatie was namelijk van grote invloed op hetgeen er wel en niet aan onderzoek kon plaatsvinden direct na de ramp.

Zoals gezegd lag de crashsite van MH17 in conflictgebied, dat op dat moment onder controle was van de DPR. Toegang kon alleen verkregen worden met instemming van de vertegenwoordigers van de DPR. Waarnemers van de OVSE (de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa), onderzoekers van de OVV (de – Nederlandse – Onderzoeksraad voor Veiligheid) en internationale deelnemers aan de repatriëringsmissie werden toegelaten. Ook journalisten konden op de crashsite komen. Zij moesten niet alleen rekening houden met gevechtshandelingen, zoals artilleriebeschietingen, maar ook met de aanwezigheid van landmijnen en het gevaar van gijzeling door de gewapende groepen. In de eerste helft van 2014 waren al vele personen in het gebied van de DPR voor kortere of langere tijd van hun vrijheid beroofd, waaronder ook journalisten, waarnemers van de OVSE en medewerkers van het Rode Kruis. Ook na 17 juli 2014 zouden nog vele personen, waaronder journalisten, van hun vrijheid worden beroofd in het gebied van de DPR. Deze oorlogsomstandigheden maakten het verrichten van forensische en andere onderzoekswerkzaamheden buitengewoon gecompliceerd en aanvankelijk zelfs onmogelijk. Daarbij gold dat een meer doortastende aanpak van strafrechtelijk onderzoek ter plaatse het risico meebracht van een negatieve reactie van de DPR en daardoor de repatriëring van de slachtoffers en het werk van de OVV in gevaar kon brengen. Pas een jaar na de crash, in de zomer van 2015, kon in beperkte mate gericht opsporingsonderzoek in het gebied worden gedaan. De conflictsituatie in Oost-Oekraïne maakte het natuurlijk ook ingewikkelder om getuigen te benaderen. Daarbij moet immers ook de veiligheid van getuigen in ogenschouw worden genomen. De wijze waarop die moeilijkheden zijn overwonnen zullen wij zo nader bespreken als we het onderzoek naar getuigen toelichten.

Niet alleen de oorlogssituatie ter plaatse maar ook de actieve tegenwerking van het onderzoek, met name door de Russische Federatie, hebben het onderzoek sterk bemoeilijkt. De tegenwerking door Russische overheidsdienaren hebben wij in maart al toegelicht. Meerdere andere personen hebben geprobeerd het onderzoek te dwarsbomen door steeds opnieuw aandacht te vragen voor ‘bewijsmateriaal’ dat uiteindelijk vervalst bleek of niet bestond. In veel gevallen lijken zulke personen gedreven te zijn door een verlangen naar geld of aandacht voor zichzelf. Er zijn aanwijzingen dat verschillende van hen zijn betaald vanuit de Russische Federatie.

Ondanks deze uitdagingen heeft diepgaand strafrechtelijk onderzoek plaatsgevonden en is er ruim bewijs verkregen uit vele verschillende bronnen – ook uit Oost-Oekraïne. Wij zullen nu meer vertellen over de verschillende takken van onderzoek.

3

https://www.om.nl/onderwerpen/mh17-vlie … -onderzoek

Inleiding onderzoeksbronnen en forensisch onderzoek
Uitgesproken op de zitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag op 8 juni 2020.

Verschillende bronnen van onderzoek
Het JIT heeft onderzoek gedaan naar verschillende soorten bronnen:

forensische sporen;
telecommunicatie;
getuigen;
foto’s en video’s;
digitale bronnen;
radargegevens; en
satellietgegevens.
Het onderzoek naar deze bronnen is op verschillende plekken in het dossier beschreven. Wij zullen nu eerst toelichten hoe het onderzoek naar ieder type bron heeft plaatsgevonden.

Validatie
Voordat wij dat doen, willen wij in algemene zin stilstaan bij de wijze waarop wij de betrouwbaarheid van die bronnen hebben getoetst. We hebben daar op de zitting van 10 maart jl. al het nodige over gezegd, maar brengen dat graag nog kort in herinnering. Bij de bespreking van afzonderlijke bronnen zullen wij daar nader op ingaan.

Vanaf het begin van het onderzoek was duidelijk dat verschillende partijen naar elkaar wijzen over de schuld voor het neerschieten van MH17. Vanaf het begin van het onderzoek was ook duidelijk dat de resultaten van dit onderzoek niet door iedereen met een open blik zouden worden ontvangen. Daarom hebben wij extra stappen gezet om het bewijs te valideren.

Daarbij hebben wij drie lijnen gevolgd. In de eerste plaats hebben we steeds de authenticiteit en betrouwbaarheid van individuele bronnen onderzocht. In maart hebben we al kort benoemd hoe we dat met afzonderlijke telecomgegevens en foto- of videobeelden hebben gedaan. In de tweede plaats zijn die afzonderlijke resultaten weer in samenhang met andere bewijsbronnen beschreven in het procesdossier, zoals forensische bevindingen, getuigenverklaringen en satellietgegevens. Die samenhang van verschillende bewijsbronnen vindt u terug in het zaaksdossier en het dossier alternatieve scenario’s. Bredere achtergrondinformatie wordt gegeven in het dossier context. Op die manier kunnen de onderzoeksresultaten onderling worden vergeleken en in de juiste context worden beoordeeld. In de derde plaats hebben wij de betrouwbaarheid van de bewijsbronnen getoetst, door op zoek te gaan naar alternatief bewijs. Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen of telecomgegevens over het afvuren van een Buk-raket vanuit DPR-gebied is immers ook relevant of er bewijs kan worden gevonden dat MH17 door een andere oorzaak is neergestort. Zo hebben wij onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van een explosie van binnenuit MH17 en een aanval door een gevechtsvliegtuig. Verder zijn de scenario’s onderzocht dat MH17 is neergeschoten met een andere grond-luchtraket dan een Buk of - uitgaand van het Buk-scenario – dat een Buk-raket is afgeschoten vanuit een andere locatie dan die bij Pervomaiskyi en door de andere partij in het gewapend conflict: de krijgsmacht van Oekraïne.

Toelichting onderzoeksbronnen
Tot zover de validatie van het verkregen bewijs. Nu lichten wij toe hoe het onderzoek naar die verschillende bewijsbronnen is verlopen: de forensische sporen, telecomgegevens, getuigen, foto’s en video’s, digitale bronnen, radargegevens en satellietgegevens.

Alle verschillende bewijsbronnen komen later weer terug in onze toelichting op het onderzoek naar de verschillende scenario’s. Daarin zullen ook concrete voorbeelden worden benoemd om inzichtelijk te maken op welke wijze onderzoek is gedaan om verschillende bronnen te valideren.

Forensisch onderzoek
Wij beginnen met de bespreking van het verloop van het forensisch onderzoek. Dat zullen wij in drie stappen doen. Eerst zullen we nader uitleggen waarom er geen forensisch onderzoek kon worden gedaan in het rampgebied, het gebied waar MH17 is neergekomen. Daarna zullen wij schetsen welk forensisch onderzoek er wél is verricht en welke vragen daarbij zijn gesteld. Vervolgens zullen wij in grote lijnen bespreken welke bevindingen er in het forensisch onderzoek zijn gedaan en tot welk vervolgonderzoek dit heeft geleid. Op grond daarvan komen wij tot onze tussenconclusie over de volledigheid van het forensisch onderzoek.

Toegang tot het rampgebied
Vlucht MH17 is neergeschoten boven Oost-Oekraïne en neergekomen in oorlogsgebied. De inzittenden, hun bezittingen en de wrakstukken van het vliegtuig zijn neergekomen in een gebied van ongeveer 50 tot 60 vierkante kilometer rondom de plaatsen Hrabove, Petropavlivka en Roszypne. Het gebied werd gecontroleerd door de DPR, maar er werd nog steeds fel om gevochten. Daarom kon hier geen forensisch onderzoek plaatsvinden, zoals dat normaal gebeurt op de plaats van een misdrijf.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/mh17-crash-site.jpg
Repatriëring en identificatie
De eerste prioriteit na de ramp was om de lichamen en persoonlijke bezittingen van de slachtoffers te bergen en te identificeren. Toegang tot het rampgebied kon alleen verkregen worden met instemming van DPR-strijders. Omdat de regeringen van de getroffen landen de DPR niet erkennen, werd dat contact gelegd via de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). De OVSE was daar al actief als neutrale observator en rapporteur van het conflict. Met hulp van de OVSE is er toegang gekregen tot het gebied.

In de eerste dagen na de ramp hadden lokale hulpdiensten en bewoners al veel slachtoffers en bezittingen geborgen. Deze zijn overgedragen aan een team van internationale specialisten en vervolgens via Kharkiv naar Nederland gevlogen. Tot in 2015 hebben Maleisië, Australië en Nederland nog verschillende repatriëringsmissies uitgevoerd met het doel om het gehele gebied te doorzoeken en alle slachtoffers te bergen. Steeds met hulp van de OVSE. Door de oorlogsomstandigheden kon dat niet in één keer gebeuren en waren er meerdere missies nodig.

De geborgen stoffelijke overschotten en bezittingen van de slachtoffers werden telkens naar Nederland gebracht voor identificatie. Aan Nederlandse zijde werd de identificatie verricht door het Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO). Vroeger heette dit het Rampen Identificatie Team. Het LTFO werkte in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Ondanks uitvoerig en grondig onderzoek konden er van twee slachtoffers geen resten worden geïdentificeerd. De identificatiewerkzaamheden vonden plaats in een kazerne in Hilversum. Op dezelfde locatie werden de stoffelijke overschotten van de slachtoffers ook forensisch onderzocht op mogelijke sporen van een misdrijf. We komen hier later nog op terug.

Internationaal luchtvaartonderzoek
De tweede prioriteit in het rampgebied was het internationale luchtvaartonderzoek. Dat was geen onderzoek naar wie er schuld had, maar naar de feitelijke oorzaak van het neerstorten van vlucht MH17, zodat daar veiligheidslessen uit konden worden getrokken voor de toekomst. Dat internationale luchtvaartonderzoek vond plaats onder leiding van de Nederlandse Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV). Aan dat onderzoek deden verschillende andere landen mee, waaronder Maleisië, Australië, Oekraïne en de Russische Federatie. Nadat de meeste slachtoffers waren geborgen, heeft de OVV contact gelegd met vertegenwoordigers van de DPR om toegang te krijgen tot de crashsite. Toen het die toegang eenmaal had gekregen, heeft de OVV tussen november 2014 en mei 2015 wrakstukken van MH17 geborgen en in vrachtwagens naar een kazerne in het Nederlandse Gilze-Rijen laten vervoeren. In Gilze-Rijen werden deze wrakstukken door zowel de OVV, als de forensische recherche in beslag genomen en naast elkaar onderzocht. Ook hier komen we later nog op terug.

Strafrechtelijk onderzoek
In deze eerste fase na de ramp kregen de repatriëring en identificatie van de slachtoffers en het luchtvaartonderzoek naar de oorzaak van de ramp dus voorrang. Strafrechtelijk forensisch onderzoek in DPR-gebied had die andere, belangrijke inspanningen kunnen doorkruisen. Daarom – en vanwege de eerder genoemde aanhoudende gevechten - is er in 2014 geen forensisch onderzoek gedaan in het gebied waar MH17 is neergekomen. Na mei 2015, toen de repatriëring van de slachtoffers en de berging van wrakstukken grotendeels was afgerond, kwam dit anders te liggen, maar toen was forensisch onderzoek ter plaatse nauwelijks meer zinvol. Dat vond inmiddels al in Nederland plaats, aan de teruggebrachte stoffelijke overschotten en bezittingen van de slachtoffers en de geborgen wrakdelen. In juni 2015 is er alleen nog forensisch onderzoek verricht naar mogelijke afvuurlocaties en telefoonzendmasten door een klein Nederlands forensisch politieteam. Vanwege de aanhoudende oorlog konden toen niet alle onderzoeksdoelen worden bereikt. Afgezien van die ene onderzoeksmissie in juni 2015 was onderzoek in door DPR gecontroleerd gebied onmogelijk, vanwege blijvende veiligheidsrisico’s voor getuigen en rechercheurs.

Verslag van deze omstandigheden in het rampgebied is in het dossier opgenomen in het algemeen relaas, het deeldossier LTFO en het proces-verbaal betreffende het rampgebied. In dat laatste proces-verbaal wordt ook verwezen naar open bronnen, zoals het eindrapport en de onderzoeksverantwoording van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, Kamerstukken en het Rapport Evaluatie Nationale Crisisbeheersingsorganisatie Vlucht MH17 van de Universiteit van Twente.

Verloop van het forensisch onderzoek
Ondanks de beperkte toegang tot het rampgebied, is er uitvoerig forensisch onderzoek verricht. We noemden al kort het onderzoek aan de stoffelijke overschotten en bezittingen van slachtoffers en aan de wrakstukken van MH17, nadat deze in Nederland waren aangekomen. Dat was slechts een deel van het volledige forensisch onderzoek van het JIT naar het neerhalen van vlucht MH17. We zullen daar nu een overzicht van geven. Het forensisch onderzoek wordt omschreven in het relaas van het dossier Forensische Opsporing en de afzonderlijke deeldossiers van de locaties waar het forensisch onderzoek is verricht: Hilversum, Wijk bij Duurstede, Gilze Rijen, Oekraïne (2014-2015 en arenatesten) en Finland. De onderliggende processen-verbaal en deskundigenrapporten van het forensisch onderzoek zijn opgenomen in een afzonderlijk bijlagendossier.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/forensisch-onderzoek-de-vragen.jpg

4

Onderzoeksvragen en werkwijze
Eerst het kader en de werkwijze van het forensisch onderzoek. Bij de start zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:

Is er sprake geweest van een explosie?
Als er sprake was van een explosie, vond die dan binnen of buiten het vliegtuig plaats?
Kan op basis van forensische onderzoek worden vastgesteld welk type wapen is gebruikt?
Kan op basis van forensische onderzoek een afvuurlocatie worden vastgesteld?
Deze vragen zijn binnen het forensisch onderzoek alleen beantwoord op basis van de aangetroffen sporen en de deskundige analyse daarvan. Dus niet op basis van andere bronnen, zoals tapgesprekken, beeldmateriaal of getuigenverklaringen over een wapen of afvuurlocatie. Op die manier hebben de resultaten van het forensisch onderzoek zelfstandige bewijswaarde en kunnen ze gebruikt worden om ander bewijs over een wapen of afvuurlocatie te toetsen.

Verder is het forensisch onderzoek in JIT-verband verricht. Dit betekent dat forensische rechercheurs en experts uit de JIT-landen met elkaar overleg hebben gehad over deze vragen en over welk onderzoek verricht zou moeten worden om die vragen te beantwoorden. Hier komen we later nog op terug.

Sporenonderzoek
Forensisch onderzoek is gericht op sporen. Dit betekent dat onderzocht wordt of bepaalde voorwerpen of stoffelijke overschotten fysieke sporen bevatten die iets kunnen zeggen over de toedracht van een gebeurtenis. Sporen kunnen aanwijzingen opleveren voor wat er is gebeurd of wie het gedaan heeft. Die sporen worden dan op een forensisch verantwoorde manier veiliggesteld, zodat ze nader onderzocht kunnen worden door deskundigen, bijvoorbeeld van het Nederlands Forensisch Instituut.

Sporenonderzoek aan stoffelijke overschotten is ingrijpend en heeft dus met de grootste zorgvuldigheid plaatsgevonden. Wij zullen hierna uitleg geven over hoe dit onderzoek is verricht. Dit kan zakelijk en afstandelijk klinken. Het Openbaar Ministerie begrijpt dat deze toelichting voor nabestaanden pijnlijk en confronterend kan zijn, maar om de volledigheid van het forensisch onderzoek te beoordelen, moet ook dit besproken worden.

Zoals we eerder uitlegden, was er geen mogelijkheid van forensisch onderzoek in het gebied waar MH17 is neergekomen. Wel zijn de meeste stoffelijke overschotten en bezittingen van de slachtoffers en de meeste wrakstukken van MH17 door andere partijen geborgen en naar Nederland gebracht. Tot in 2018 is er nog materiaal ingeleverd door lokale bewoners. Na aankomst van de stoffelijke overschotten en de wrakstukken in Nederland startte het forensisch onderzoek. Telkens werd daarbij de vraag gesteld: zien we iets anders dan je mag verwachten na een val van 10.000 meter hoogte? Als dat het geval was, werd het betreffende lichaam van een slachtoffer of het betreffende voorwerp nader onderzocht. Hier komen we later op terug.

Chronologie en locaties
Het forensisch onderzoek is verricht in verschillende landen en op verschillende locaties.

In Nederland vond onderzoek plaats in Hilversum (2014-2015), Wijk bij Duurstede (2014) en Gilze-Rijen (2014-2018). Daarnaast vond er nader deskundigenonderzoek plaats in Den Haag bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en in Amsterdam bij het Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Centrum (NLR). Verder vond forensisch JIT-onderzoek plaats op verschillende locaties in Oekraïne (2014-2016), werd er aanvullend Nederlands onderzoek verricht in Finland (2015) en deden Belgische, Australische en Maleisische deskundigen aanvullend onderzoek in eigen land.

Het omvangrijke forensisch onderzoek was een gezamenlijke inspanning, waarbij door specialisten met verschillende expertise onderzoek is verricht: elk voor zich, naast elkaar of in samenwerking.

We lopen de verschillende locaties na.

Nederland: Hilversum (2014-2015)

In Nederland is het forensisch onderzoek op 24 juli 2014 begonnen, na aankomst van de eerste lichamen van slachtoffers in Hilversum. Deze lichamen zijn tussen 17 en 21 juli 2014 door lokale hulpverleners geborgen in Oost-Oekraïne. Het onderzoek in Hilversum richtte zich op het detecteren van lichaamsvreemd materiaal in of aan de lichamen van de slachtoffers. Hiermee wordt bedoeld: alles wat niet in een menselijk lichaam thuis hoort.

Er zijn verschillende werkstations ingericht om specialistisch forensisch onderzoek te doen op de lichamen.

Werkstation 1: Uit veiligheidsoverwegingen werd eerst een meting gedaan op aanwezigheid van gevaarlijke stoffen.

Werkstation 2: Alle kisten met daarin de stoffelijke resten gingen vervolgens door een CT-scan. De scan maakte onderscheid tussen metalen materialen en niet-metalen materialen. Een radioloog beoordeelde de CT-scan.

Werkstation 3: Hier vond de triage plaats door een forensisch specialist, een explosievendeskundige en een patholoog. Triage is een term die in forensisch onderzoek gebruikt wordt voor het sorterings- en selectieproces. Eerst werd de kist geopend en daarna werden de menselijke resten visueel onderzocht. Op basis van die visuele bevindingen en het scan-verslag van de radioloog werd besloten of er aanvullend diepgravend forensisch onderzoek moest plaatsvinden. De centrale vraag was steeds of er sprake was van onverklaarbaar letsel of onverklaarbaar lichaamsvreemd materiaal. In het eerste geval werd er nader forensisch onderzoek verricht. In het tweede geval werd het stoffelijk overschot overgedragen aan het Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO) voor onderzoek naar de identiteit van het betreffende slachtoffer.

Als de triage reden gaf voor nader forensisch onderzoek, werd het lichaam eerst nader onderzocht met een ander röntgenscanapparaat. Hiermee kon nader onderscheid worden gemaakt tussen verschillende soorten metaal. Op basis van deze röntgenscan kon vervolgens gericht onderzoek worden gedaan aan of in het lichaam. In enkele gevallen werd besloten om een volledige sectie te laten doen door de forensisch patholoog.

Tijdens dit proces in Hilversum is relevant materiaal aangetroffen. Zo heeft het JIT eerder, in september 2016 en mei 2018, bekend gemaakt dat er stalen deeltjes zijn aangetroffen in de lichamen van de bemanning van MH17. De deeltjes zijn veiliggesteld en uitgebreid onderzocht. Op de wijze waarop het onderzoek aan die deeltjes heeft plaatsgevonden komen we later in deze toelichting terug.

Na afronding van het forensisch onderzoek gingen de stoffelijke overschotten terug naar het werkstation van Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO). Daar kon het LTFO zijn onderzoek doen, op grond waarvan de identiteit van het betreffende slachtoffer kon worden vastgesteld.

https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/triage-forensisch-onderzoek.jpg
Nederland: Wijk bij Duurstede (2014)

Op een andere locatie in Nederland, in Wijk bij Duurstede, werd forensisch onderzoek verricht aan de persoonlijke bezittingen die geborgen zijn in Oost-Oekraïne. Het doel was om materiaal op te sporen dat niet bij die bezittingen paste. Dit proces is in beeld gebracht (en kunnen we nu bekijken). Alle goederen gingen dus door een röntgenscanapparaat om metaaldelen te detecteren. Op basis van de resultaten van de scan werd vervolgens beslist of het voorwerp nader onderzocht moest worden of niet. Hier gold dezelfde werkwijze als bij het onderzoek aan de lichamen: vreemd materiaal werd uitgenomen en veilig gesteld, zodat daar nader forensisch onderzoek aan kon worden gedaan. Ook tijdens deze triage is relevant materiaal aangetroffen: tussen bezittingen van slachtoffers werd bijvoorbeeld een onderdeel van de linker bovenzijde van de romp van MH17 aangetroffen. Daarin zat een deeltje vastgeklemd dat niet bij het toestel hoorde. Ook dit deeltje is veilig gesteld en onderzocht.

Na deze inspectie werden de spullen die niet nader onderzocht hoefden te worden, teruggegeven aan de nabestaanden. Dit gebeurde via het bedrijf Blake Emergency Services (Blake). Blake maakte die bezittingen eerst schoon en droeg deze vervolgens over aan de nabestaanden. In één geval heeft Blake nog relevante deeltjes aangetroffen in een bundel documenten van de MH17-bemanning: de ‘aircraft copy’ van de ‘take off charts’. In het dossier ook wel de ‘groene map’ genoemd. Vervolgens is deze documentenbundel nader onderzocht door forensisch specialisten. Daarbij zijn metalen deeltjes aangetroffen die weer vergeleken konden worden met de deeltjes die in de lichamen van bemanningsleden zijn aangetroffen. Hoe dat vergelijkend onderzoek is verricht, bespreken wij later.

Nederland: Gilze-Rijen (2014-2018)

Dan komen wij bij de wrakdelen. Deze zijn door de Onderzoeksraad voor Veiligheid geborgen in het rampgebied in Oekraïne en vanuit Oekraïne naar Nederland vervoerd. Op een luchtmachtbasis in Gilze-Rijen werden de wrakdelen onderzocht. Het doel was om het schadebeeld te bepalen en sporen veilig te stellen. Bij sporen gaat het in dit geval om materialen die niet bij het vliegtuig hoorden en om explosieve stoffen. Materiaal dat niet bij het vliegtuig past noemen we verder vliegtuigvreemd materiaal.

De wrakdelen zijn in drie konvooien naar Nederland gebracht. Een eerste konvooi van zestien vrachtwagens met opleggers, een tweede met acht containers en een derde met twee kleinere containers. Elk wrakdeel is in Gilze-Rijen gefotografeerd en genummerd en daarna visueel geïnspecteerd aan de hand van een controlelijst. Tijdens deze inspectie werd beoordeeld of het wrakdeel afkomstig was van MH17 of niet en zo ja, om welk onderdeel van het toestel het ging. Bij deze beoordeling werd gebruik gemaakt van de expertise van de specialisten van de Dienst Luchtvaart van de Nationale Politie en informatie van vliegtuigfabrikant Boeing. Hier werkten de forensische experts en de luchtvaartrechercheurs naast de luchtvaartonderzoekers van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Elk vanuit hun eigen taak en verantwoordelijkheid. Verder werden er van de wrakdelen monsters - of ‘swabs’ - genomen voor explosievenonderzoek.

Voorwerpen waarvan niet kon worden vastgesteld of deze onderdeel waren van MH17, de zogenaamde vliegtuigvreemde materialen, werden apart genomen voor nader onderzoek. Dat konden losse voorwerpen zijn die zich tussen de wrakdelen bevonden of materialen die daarin zaten vastgeklemd. Bij vastgeklemde vliegtuigvreemde materialen werd het gehele wrakdeel apart genomen voor nader onderzoek. Ook wrakdelen met schade die niet paste bij een val, werden apart genomen. Dat was bijvoorbeeld het geval bij het aantreffen van perforaties. Ook die wrakdelen zijn apart onderzocht. Uiteindelijk zijn op deze manier een groot aantal wrakdelen en los aangetroffen voorwerpen geselecteerd voor nader onderzoek.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/onderzoek-wrakdelen-mh17-in-gilze-rijen.jpg
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/vaststellen-soorten-schade-wrakdelen-mh17-in-gilze-rijen.jpg
Maleisië (2015)

Zoals gezegd, hadden de forensische specialisten geen toegang tot het rampgebied in Oost-Oekraïne. Anders zouden zij het werk van de repatriëringsmissies en de Onderzoeksraad voor Veiligheid doorkruisen. Voor journalisten lag dat anders. Zij waren met velen in het rampgebied aanwezig en hebben het rampgebied ruim in beeld gebracht. Maleisische onderzoekers hebben die beelden vergeleken met de foto’s die tijdens het forensisch onderzoek van de wrakstukken zijn gemaakt en beoordeeld om welke vliegtuigonderdelen het ging. Op basis hiervan kon van een aanzienlijk deel van het forensisch bewijsmateriaal worden vastgesteld in welke staat het zich bevond kort na het neerstorten van MH17 in het rampgebied. De resultaten van dit Maleisische onderzoek zijn vastgelegd in een rapport met 1117 foto’s en dat rapport is onderdeel van het dossier.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/forensich-onderzoek-maleisie.jpg
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/forensich-onderzoek-maleisie-2.jpg

5

Oekraïne (2014-2015)

Eerder noemden wij al dat er onderzoek is gedaan in Oekraïne naar mogelijke afvuurlocaties. Daarnaast hebben forensisch specialisten in 2014 en 2015 ook op andere locaties in Oekraïne onderzoek verricht. Dat onderzoek was erop gericht om referentiemateriaal en gegevens te verzamelen van het vermoedelijke wapen: de Buk-raket en het Buk-lanceervoertuig dat we de TELAR noemen. Dat referentiemateriaal was nodig voor vergelijking met het vliegtuigvreemde materiaal dat bij het forensisch onderzoek in Nederland werd aangetroffen. Forensische specialisten van de Australische Federale Politie (AFP) en uit Nederland hebben dat onderzoek vastgelegd. Wij zullen kort nalopen welk onderzoek waar heeft plaatsgevonden.

Begin oktober 2014 zijn in Malyn twee raketten uit de 9M38-serie ontmanteld: één van het type 9M38 en één van het nieuwere type 9M38M1. Deze raketten zijn uit elkaar gehaald en opgedeeld in vier losse onderdelen: de neussectie, de springkop (‘warhead’), de motorsectie en de staartsectie.

Vervolgens is er eind oktober 2014 in Shostka aan drie van de vier onderdelen nader onderzoek verricht. Het betrof de warhead, de motor en de staartsectie van beide raketten.

De warheads in beide raketten bleken van hetzelfde type te zijn: 9N314M. Dat is de nieuwere versie van de 9N314. Beide warheads zagen er hetzelfde uit: grijs van kleur, in de vorm van een ton, uiteinden van metaal en een buitenmantel van glasvezel. Na de visuele inspectie van de warheads zijn deze ontmanteld. Bij dit onderzoek zijn delen van de buitenmantel veiliggesteld, zodat deze later gebruikt kunnen worden voor vergelijkend onderzoek. In de warhead was de springstof omhuld door twee lagen met voorgevormde metalen fragmentatiedeeltjes. Deze fragmentatiedeeltjes zijn bedoeld om schade te veroorzaken aan het beoogde doel. Na de ontbranding van de explosieve lading worden zij door de daarbij vrijkomende kracht met hoge snelheid in alle richtingen uitgeworpen, waardoor ook het beoogde doel wordt getroffen. Uit de warhead is fragmentatiemateriaal veiliggesteld voor vergelijkend onderzoek. De voorgevormde fragmentatiedeeltjes bestonden uit drie verschillende soorten: een groter fragment in de vorm van een vlinder en twee kleinere fragmenten, waarvan één in de vorm van een vierkant of tegeltje en de ander in de vorm van een staafje.

De raketmotor is op de voormalige basis in Shostka onschadelijk gemaakt door de raketbrandstof te verbranden. Dit ging gepaard met een grote witte rookontwikkeling. De raketmotor en de raketbrandstof zijn bemonsterd.

De staartsectie van de raketten is onschadelijk gemaakt door de aanwezige brandstof en het explosief materiaal door verbranding te vernietigen. Ook hiervan is referentiemateriaal afgenomen ten behoeve van later te verrichten vergelijkend onderzoek.

In de eerste helft van november 2014 zijn in Malyn de neussecties van beide raketten onderzocht. Deze neussectie bestaat uit twee delen, die met elkaar verbonden zijn door middel van een transitiering. Deze twee delen zijn van elkaar gescheiden, zodat de onderdelen die zich in de neussectie bevonden onderzocht konden worden. In de neussectie bevinden zich de automatische piloot en het systeem waarmee de raket naar het doel wordt geleid, met radar en antenne. Ook hiervan is referentiemateriaal veilig gesteld voor nader onderzoek. Na afloop van dit onderzoek zijn beide ontmantelde raketten naar Nederland gebracht. Daar zijn ze gebruikt voor vergelijkend onderzoek.

Eind november 2014 is in Danylivka de Buk TELAR, een lanceervoertuig, onderzocht. Ook zijn de overige voertuigen die deel uitmaken van het Buk-systeem visueel onderzocht.

En in 2015 zijn grondmonsters genomen op diverse locaties die in het onderzoek naar voren waren gekomen als mogelijke afvuurlocatie.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/raket-type-9m381-en-raket-type-9m38m1.jpg
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/warhead-motor-en-staartsectie-raket-9m38-serie.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/warhead-type-9n314m.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/neussecties-raket-9m38.jpg
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/voertuigen-buk-systeem-visueel-onderzoek.jpg

6

Finland (2015)

Ook in Finland is een Buk-raket ontmanteld en 3D gescand. Dit ging om een 9M38M1-raket met een 9N314M warhead en vond plaats in oktober 2015. Het hierbij gemaakte beeld- en scanmateriaal is in januari 2017 door de Finse autoriteiten beschikbaar gesteld voor het forensisch onderzoek.

Verder is in oktober 2015 in Finland nog een zogenaamde arenatest uitgevoerd.

In die arenatest werd het voorste gedeelte van een Buk-raket van het type 9M38M1, inclusief een 9N314M warhead, tot ontploffing (detonatie) gebracht. Op die manier konden onder meer de snelheid en de richting van de fragmentatiedelen van de warhead gemeten worden. Dat was van belang voor de berekening van het mogelijke afvuurgebied. In een cirkel er omheen werden platen gezet, van een zelfde soort aluminium als gebruikt wordt in vliegtuigen. Dit worden in het dossier ‘getuigenplaten’ genoemd. Bij detonatie werkten die getuigenplaten als een soort schild en toonden zij de schade van de fragmentatiedeeltjes. Verder gaf de arenatest inzicht in de toestand van fragmentatiedelen van de warhead en andere raketdelen na detonatie.

Na afloop van de arenatest in Finland zijn de getuigenplaten, fragmenten van de warhead en restanten van andere raketdelen veilig gesteld. In februari 2017 heeft Finland dit materiaal overgedragen aan Nederland voor nader onderzoek.

Om de spreiding en de snelheid van de fragmenten van de warhead te registeren, waren er hogesnelheidscamera’s geplaatst. Omdat zulke testen zelden worden uitgevoerd, moest de juiste instelling van de camera’s proefondervindelijk worden vastgesteld. Achteraf bleken de beelden van deze eerste arenatest niet bruikbaar voor nader onderzoek.

Daarop is door het JIT besloten om in Oekraïne twee nieuwe arenatesten te houden: één met alleen een 9N314M warhead en één met een complete raket van het type 9M38M1. Verder werd besloten om de stuwkracht van de raketmotor te meten. In het dossier wordt dit het ‘thrust profile’ genoemd. Ook die was van belang voor de berekening van het mogelijke afvuurgebied van de raket.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/ontmanteling-buk-raket.jpg
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/arenatest-finland.jpg

7

Oekraïne (juni-juli 2016)

Ter voorbereiding op de arenatesten en de meting van het thrust profile van de raketmotor zijn op 23 en 24 juni 2016 in Oekraïne door deskundigen uit Oekraïne, België en Nederland nog vier Buk-raketten van het type 9M38M1 ontmanteld. In deze raketten werden telkens 9N314M warheads aangetroffen. Deze raketten en warheads zijn vervolgens op 30 juni 2016 in Shostka klaargemaakt voor detonatie op afstand. Daarnaast is een 9M38M1 raket 3D gescand.

Vervolgens zijn de arenatesten uitgevoerd. Dit gebeurde tussen 2 en 15 juli 2016. Daarbij waren Nederlandse, Belgische, Australische en Oekraïense specialisten betrokken. De eerste test werd uitgevoerd met alleen een warhead; de tweede met een complete raket. Naast de aluminium getuigenplaten werden ook frames met samengeklonken platen opgesteld. Voorafgaand aan de test met de hele raket is de stuwkracht van de motor van die raket gemeten. Dit is gedaan door die raketmotor te ontsteken. Na afloop zijn monsters van het residu van de verbranding veilig gesteld voor nader onderzoek.

We laten eerst een opname zien van de meting van de stuwkracht van de raketmotor. Op het lichtgrijze blok ligt een geprepareerde raketmotor, die bestaat uit een brandstoftank, een straalpijp en een uitlaat (in het dossier ook wel ‘venturi’ genoemd). Aan de voorkant van de raketmotor is meetapparatuur bevestigd.

Hierna is de raketmotor op afstand geactiveerd. De film wordt vertraagd afgespeeld. Uit de venturi komt een vuurstraal. Er is een luid bulderend en sissend geluid te horen. De intensiteit van de vuurstraal houdt ongeveer 15 seconden aan en neemt daarna af. De vuurstraal produceert een grote hoeveelheid rook, eerst wit en later zwart. De meting van de stuwkracht levert belangrijke informatie op voor de berekening van het mogelijke afvuurgebied.

Meting stuwkracht raketmotorVideo PlayerHier zien we de arenaopstelling van boven. We laten zo de beelden zien van de arenatest met de warhead. Het gaat twee keer om dezelfde test. Eerst in werkelijke snelheid. Daarna vertraagd. Het beeld is opgenomen vanaf de buitenkant van de arenaopstelling. De achterkant van de getuigenplaten is zichtbaar. Bij de detonatie is in eerste instantie een vuurbal te zien. Na detonatie worden de fragmentatiedeeltjes met hoge snelheid vanaf het detonatiepunt afgevuurd. Dat is te zien aan de oplichtende puntjes in de getuigenplaten en het opspringende stof. Door de drukgolf worden de getuigenplaten weggeblazen en wordt de arenaopstelling vernietigd. Duidelijk zichtbaar is dat de fragmentatie al voor de drukgolf het doel (in dit geval: de getuigenplaten) raakt.

Met de arenatest van de warhead was alleen de primaire schade op de getuigenplaten zichtbaar, dus alleen schade die veroorzaakt werd door de fragmentatiedeeltjes.

Bij de inzet van het wapen veroorzaken niet alleen de warhead, maar ook andere onderdelen van de raket schade aan het doel. Om die reden is een tweede arenatest gedaan, met een complete 9M38M1 raket. Daarvan zien we zo meteen de beelden. Met deze test werd een volledig schadebeeld verkregen: niet alleen de primaire schade van de fragmentatiedeeltjes van de warhead, maar ook de secundaire schade van andere, verbrijzelde onderdelen van de raket. Ook daar werden de getuigenplaten door getroffen.

De opname start met een bovenaanzicht van de arenaopstelling en beeld van de positie van de raket in de arena. Daarna is een zijaanzicht te zien door de opening in de arena. Om de restanten van de raket na de test makkelijker te kunnen identificeren, waren de verschillende secties van de raket in verschillende kleuren geverfd. Deze test wordt eenmaal vertoond, in een vertraagde weergave.

Bij de test met de complete raket is een vergelijkbare reactie te zien als bij de test met de warhead: een vuurbal, gevolgd door fragmenten met hoge snelheid en daarna de drukgolf. De raket breekt op in grotere en kleinere delen. In de weergave zijn twee onderdelen rood omcirkeld: de venturi en de motormantel. Met deze arenatest van de complete raket is zowel de primaire schade (door detonatie van de warhead) als de secundaire schade (door detonatie van de complete raket) op de getuigenplaten zichtbaar.

Beide arenatesten werden vastgelegd met hogesnelheidscamera’s . Deze keer werd het beeld wel goed geregistreerd. Daarop is nauwkeurig te volgen wat er na de detonaties gebeurde met de raket, de warhead en de aluminium getuigenplaten.

8

Nederland (2016-2018)

Na afloop van de arenatesten in Finland en Oekraïne zijn de verzamelde restanten van de warhead, andere onderdelen van de raket en de getuigenplaten veilig gesteld en naar Nederland overgebracht voor nader forensisch onderzoek. Datzelfde gebeurde met de monsters van de residuen van de verbranding van de raketmotor. Het onderzoek dat vervolgens heeft plaatsgevonden was een samenwerking tussen verschillende experts uit meerdere JIT landen.

In Nederland werden de arena-opstellingen weer opgebouwd. Vervolgens werd het doordringend vermogen en het verspreidingspatroon van de fragmentatiedelen onderzocht. Daarna werd onderzoek gedaan naar de vervorming en het massaverlies van de fragmentatiedelen na detonatie. Dit onderzoek vond plaats in België en Nederland.

De veilig gestelde raketmaterialen uit Finland en Oekraïne zijn gebruikt voor vergelijkend onderzoek. In dat onderzoek werden deze raketmaterialen vergeleken met de vliegtuigvreemde materialen die waren aangetroffen in de lichamen en bezittingen van slachtoffers en wrakstukken van MH17. Die vergelijking werd verricht door het Nederlands Forensisch Instituut op basis van de elementsamenstelling van de materialen.

Naast dit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut, hebben specialisten van de Australische Federale Politie een visuele vergelijking gemaakt tussen enerzijds de aangetroffen vliegtuigvreemde delen en anderzijds de onderdelen van de twee Buk-raketten van de typen 9M38 en 9M38M1 die in Oekraïne waren ontmanteld. Daarbij hebben zij gekeken naar kenmerken zoals gietvorm, werktuigsporen (zoals frezen) en magnetische eigenschappen.

Na afloop van de arenatesten heeft de Nederlandse politie nog een visuele vergelijking gemaakt tussen de aangetroffen vliegtuigvreemde delen en de restanten van de bij de arenatest gebruikte raket anderzijds.

Naast de vergelijking van vliegtuigvreemde materialen met raketdelen heeft het Nederlands Forensisch Instituut die vliegtuigvreemde materialen ook onderling vergeleken. Ook dat gebeurde weer op basis van verschillende kenmerken. Op die manier werd onderzocht of verschillende aangetroffen, vliegtuigvreemde materialen afkomstig waren van dezelfde bron en daarmee mogelijk van hetzelfde wapen.

Voor het vergelijkend onderzoek door het NFI is in september 2016 in Oekraïne nog een ongeschonden warhead van het type 9N314M ontmanteld, waarbij 80 fragmentatiedelen zijn uitgenomen. Bij elkaar werd tussen 2014 en 2016 dus het volgende vergelijkings- of referentiemateriaal verzameld:

fragmentatiedeeltjes (en andere onderdelen) van een ongeschonden, ontmantelde 9N314M warhead uit Oekraïne en fragmentatiedeeltjes (en andere onderdelen) van 9N314M warheads die waren gedetoneerd bij arenatesten in Oekraïne en Finland;
andere onderdelen van ongeschonden 9M38M1 en 9M38 raketten uit Oekraïne en van gedetoneerde 9M38M1 raketten uit Oekraïne en Finland.
Tot slot zijn data die tijdens de arenatesten zijn verzameld, zoals het stuwkrachtprofiel van de raketmotor en het verspreidingspatroon van de fragmentatiedeeltjes, door experts van het Nederlands Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Centrum (NLR) en de Belgische Koninklijke Militaire School (RMA) gebruikt om een afvuurgebied te berekenen.

Hiermee hebben we de belangrijkste stappen in het forensisch onderzoek op een rij gezet. Er is meer gebeurd, maar dat heeft geen relevante resultaten opgeleverd. Zo noemden wij eerder al dat er in Oost-Oekraïne grondmonsters zijn genomen op verschillende plekken die in het onderzoek naar voren waren gekomen als mogelijke afvuurlocatie. Dit was pas mogelijk in de loop van juni 2015, bijna een jaar na het neerschieten van MH17. In verschillende gevallen ging het om een ruimer gebied, waarin op vrij willekeurige plaatsen monsters moesten worden genomen.

In juli 2015 zijn er vergelijkingsmonsters genomen op een militair terrein in Kramatorsk. Op deze locatie waren met zekerheid Buk-raketten afgevuurd, specifiek op 9 december 2014 en 10 en 11 februari 2015. In deze relatief recente en gericht genomen monsters is vervolgens geen residu van verbranding teruggevonden. Omdat er geen relevante sporen werden aangetroffen in een vergelijkingsmonster uit een gebied waarvan met zekerheid kon worden vastgesteld dat er minder dan een half jaar eerder een Buk-raket was afgevuurd, verwachtten de deskundigen ook geen relevante sporen te vinden in de grondmonsters van gebieden waarin meer dan een jaar eerder een lancering zou kunnen hebben plaatsgevonden. Ook uit ander onderzoek bleek dat het residu van raketbrandstof vluchtig is. Volgens de beoordeling van het Nederlands Forensisch Instituut zou vervolgonderzoek niet kansrijk én niet veelzeggend zijn. Daarom is er van afgezien om de in juni 2015 genomen grondmonsters uit Oost Oekraïne nog verder te onderzoeken.

De andere onderzoekshandelingen die wij zojuist hebben genoemd, hebben wel relevante bevindingen opgeleverd.

9

Algemene bevindingen
Op basis van die bevindingen moesten de forensische onderzoeksvragen worden beantwoord. Wij brengen die vragen in herinnering:

Is sprake geweest van een explosie?
Zo ja, vond die explosie binnen of buiten het vliegtuig plaats?
Kan op basis van forensisch onderzoek worden vastgesteld welk type wapen is gebruikt?
Kan op basis van forensisch onderzoek een afvuurlocatie worden vastgesteld?
Het onderzoek kon pas worden afgerond, als deze vragen waren beantwoord. Deze antwoorden, op basis van de bevindingen van het forensisch onderzoek, waren weer van belang voor andere deelonderzoeken die wij hierna nog zullen bespreken, zoals het onderzoek naar alternatieve scenario’s en het hoofdscenario.

Daarom zullen wij bij de bespreking van de tussenconclusies van het forensisch onderzoek ook bevindingen benoemen die van invloed waren op het wel of niet plaatsvinden van nader onderzoek. Daarbij beperken wij ons in deze toelichting tot een algemene beschrijving van:

het schadebeeld op basis van de wrakstukken;
het vliegtuigvreemde materiaal dat is aangetroffen in de wrakdelen;
het vliegtuigvreemde materiaal dat is aangetroffen in de lichamen van slachtoffers;
los aangetroffen vliegtuigvreemde materialen;
en de berekening van het afvuurgebied.
Daarnaast zullen wij een beschrijving geven van het nader onderzoek dat wij hebben verricht naar aanleiding van bepaalde bevindingen, zoals het zogenaamde ‘petalling’-effect, het aantal aangetroffen fragmenten en de herkomst van vliegtuigvreemde materialen. Dit is niet het moment voor een volledige en gedetailleerde bespreking van de resultaten van het forensische onderzoek. Dat zal tijdens de inhoudelijke behandeling gebeuren.

Schadebeeld op basis van de wrakstukken
In Gilze-Rijen is van de veiliggestelde wrakdelen een reconstructie gemaakt van de MH17. Hiervan is een 3D-scan gemaakt. Deze is al eerder getoond tijdens de JIT-presentatie van 28 september 2016.

Schade aan linker voorzijde

Uit de visuele inspectie van de reconstructie bleek dat de schade aan het vliegtuig zich vooral bevond aan de linker voorzijde van de cockpit. De schade bestond uit honderden kleine en grotere gaten aan de linker voorzijde van de cockpit en de linkervleugel. Verder is aan de buitenzijde van diverse wrakdelen ook niet-doorborende schade aangetroffen, zoals kraters en schampschade. De rechterzijde van het toestel vertoonde dit schadebeeld niet. Richting de linker achterzijde nam de concentratie van de schade af.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/schadebeeld-mh17-linkervoorzijde.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/schadebeeld-mh17-kraters-en-perforaties.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/schadebeeld-mh17-petalling.jpg
Explosievensporen

Op de buitenzijde van delen van de cockpit is beroeting aangetroffen. Beroeting ontstaat als residuen van een explosief materiaal neerslaan op oppervlakken in de nabijheid van de explosie. De wrakdelen uit Gilze-Rijen zijn bemonsterd op sporen van explosieven en deze zijn ook aangetroffen. Deze explosievensporen bevinden zich voornamelijk aan de voorzijde van het vliegtuig.

Inslagschade en metaalresten

Tijdens de visuele inspectie van de wrakdelen werden perforaties, kraters en schampschade waargenomen. Deze duiden op inslagen door onbekende objecten van buiten naar binnen. Het plaatmateriaal was veelal naar binnen gebogen.

Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft deze kraters en perforaties onderzocht om vast te stellen welke materialen de inslagen hebben veroorzaakt. In die kraters werden onbekende deeltjes aangetroffen. Op basis van onderzoek naar de elementsamenstelling van die deeltjes kwam het NFI tot de conclusie dat de meeste kraters en perforaties zijn veroorzaakt door inslagen met staal.

Vervolgens is nader onderzoek gedaan naar de samenstelling van de staalresten, die in de kraters en perforaties zijn aangetroffen. Eerder bespraken we dat er fragmentatiedeeltjes uit 9N314M warheads van Oekraïense Buk-raketten zijn veilig gesteld en aan het NFI verstrekt als referentiemateriaal. Het NFI heeft de elementsamenstelling van deze staalfragmentatiedelen uit de warhead van een Buk-raket vergeleken met de samenstelling van het staal dat is aangetroffen in de kraters en perforaties.

Na de arenatest met een complete Buk-raket zijn soortgelijke kraters en perforaties aangetroffen op de getuigenplaten en samengestelde frames. Het schadebeeld zoals waargenomen op de wrakdelen kon in het onderzoek dus vergeleken worden met het schadebeeld zoals waargenomen na de detonatie van een Buk-raket in een arenatest.

10

Petalling

Naast kraters en perforaties die van buiten naar binnen waren gebogen, zijn er ook uitstulpingen van binnen naar buiten waargenomen. Die uitstulpingen leken op het eerste gezicht aanwijzing voor een doorslag van binnen naar buiten, in plaats van een doorslag van buiten naar binnen. Dat leek onverenigbaar met andere aanwijzingen voor een explosie buiten het vliegtuig. Bij de arenatesten is onderzoek gedaan naar het ontstaan van deze uitstulpingen, dat ook wel ‘petalling’ wordt genoemd. Na afloop van de arenatesten is op samengestelde frames dezelfde petalling waargenomen, met name op plekken waar plaatmateriaal was vastgeklonken aan stijve staaldelen. Mede daarom hebben deskundigen van de Belgische Koninklijke Militaire School geconcludeerd dat de uitstulpingen op de wrakdelen geen contra-indicatie waren voor een inslag van buiten naar binnen.

Samenvatting

We vatten de algemene bevindingen in het onderzoek naar het schadebeeld van MH17 samen:

De beroeting op de buitenzijde van de romp van het toestel en de perforaties, kraters en schampschade in en op de romp aan de linker voorzijde van het toestel én de staalresten in die kraters en perforaties wijzen op een explosie van buiten het toestel. Specifiek aan de linker voorzijde van het vliegtuig.

De samenstelling van de aangetroffen staalresten kon worden vergeleken met de samenstelling van staalfragmentatiedelen van de warhead van een Buk-raket.

Bij arenatesten met een Buk-raket en Buk-warhead zijn naar buiten gerichte uitstulpingen (petalling) vastgesteld. Daarom is de aanwezigheid van zulke uitstulpingen in wrakstukken van MH17 geen contra-indicatie voor een explosie van buitenaf.

Vliegtuigvreemd materiaal in wrakstukken
Naast onderzoek aan de buitenzijde van de wrakdelen, is er ook onderzoek gedaan ín de wrakstukken. Van de resultaten van dat onderzoek zullen wij er een beperkt aantal bespreken, omdat deze aanleiding gaven voor nader onderzoek of redengevend waren voor tussenconclusies die wij in het onderzoek hebben getrokken. Verschillende daarvan zijn eerder door de Onderzoeksraad voor Veiligheid benoemd en in september 2016 en mei 2018 door het JIT gepresenteerd.

Fragmenten

In diverse wrakdelen (en in enkele bundels met vluchtdocumenten van de bemanning) zijn in totaal 341 stalen fragmenten aangetroffen. Een aantal van deze fragmenten is gevonden in de neus van het toestel, namelijk het voorste drukschot van de cockpit. Van de fragmenten uit dit cockpitdeel heeft er één een herkenbare vlindervorm en een ander de vorm van een staafje. In een ander wrakstuk met een deel van het cockpitraam, dat zich boven het drukschot bevindt, is een fragment aangetroffen in de herkenbare vorm van een tegel. De vorm van deze drie fragmenten kon vervolgens vergeleken worden met die van de drie fragmentatiedeeltjes in een 9N314M warhead van een Buk-raket.

Naar aanleiding van deze bevinding is nader onderzoek verricht naar het onderscheidende karakter van vlindervormige fragmentatiedelen. Volgens Russische bronnen en het Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Centrum komt het vlindervormige fragmentatiedeel alleen voor in de 9N314M warhead van een Buk-raket. In de oudere versie van deze warhead, de 9N314, zitten geen drie, maar twee soorten fragmentatiedeeltjes. Die hebben elk een vierkante vorm. Volgens Russische bronnen komt een 9N314M warhead alleen voor in een 9M38M1 raket. Tijdens het forensisch onderzoek in Oekraïne is gebleken dat deze nieuwere warhead ook in de oudere 9M38 raket kan worden gemonteerd, de voorloper van de 9M38M1.

Het Nederlands Forensisch Instituut heeft onderzoek gedaan naar verschillende kenmerken van een ruime selectie van deze fragmenten. Daarbij zijn onderlinge overeenkomsten gevonden in de elementsamenstelling en fabricagekenmerken van deze fragmenten. De kenmerken van deze fragmenten uit de wrakdelen konden vervolgens vergeleken worden met die van de fragmentatiedelen uit het referentiemateriaal: de ontmantelde 9N314M warheads en fragmenten die zijn veilig gesteld na de arenatesten met een 9N314M warhead in Finland en Oekraïne.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/vliegtuigvreemd-materiaal---selectie-stalen-fragmenten.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/vliegtuigvreemd-materiaal.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/vliegtuigvreemd-materiaal---referentie-fragmentatie-warhead.png

Vliegtuigvreemd materiaal - selectie stalen fragmenten
Vliegtuigvreemd materiaal
Vliegtuigvreemd materiaal - referentie fragmentatie warhead
Overige delen

In verschillende wrakdelen zijn nog andere delen aangetroffen die duidelijk niet in een vliegtuig thuishoorden. Eén van deze delen is eerder tijdens de JIT-presentatie van september 2016 besproken. Dat is een groene metalen prop ter grootte van een golfbal die vastgeklemd zat in de sponning van het linker cockpitraam. De visuele kenmerken - zoals vorm, dimensies en freessporen - van deze prop zijn vergeleken met onderdelen van de twee ontmantelde Buk-raketten. In die vergelijking kwam één onderdeel naar voren: de grondplaat van een schuifsysteem op de twee Buk-raketten. Met die schuif wordt het aansluitpunt afgedekt, waarmee de Buk-raket wordt verbonden met het lanceervoertuig. Vervolgens heeft het Nederlands Forensisch Instituut de elementsamenstelling van de aangetroffen prop vergeleken met die van de grondplaten van de ontmantelde referentieraketten.

Naast dit onderdeel zijn er nog meer vliegtuigvreemde materialen aangetroffen in de wrakdelen. Deze bevonden zich in andere delen van de cockpit, in de linkervleugel en de in de binnenzijde van de rechtervrachtdeur. Ook hiervan is de elementsamenstelling vergeleken met die van verschillende onderdelen van de referentieraketten. Voor zover deze delen groot genoeg waren, zijn ook de visuele kenmerken ervan vergeleken met die van referentieraketten. Verder heeft het NFI de verf die op verschillende van deze vliegtuigvreemde materialen werd aangetroffen, vergeleken met verf afkomstig van de referentieraketten.

Samenvatting

We zetten de algemene bevindingen van het onderzoek naar de wrakstukken op een rij. In diverse wrakdelen en een bundel vluchtdocumenten zijn 341 stalen fragmenten aangetroffen waarvan de elementsamenstelling en fabricagekenmerken op twee manieren zijn vergeleken: onderling en met de fragmentatiedelen van een 9N314M warhead. Deze fragmenten zijn onder meer aangetroffen in het isolatiemateriaal van de cockpit. Enkele van deze deeltjes hebben nog een herkenbare vorm. Ook die vorm kon vergeleken worden met die van fragmentatiedelen in een 9N314M warhead.

In de wrakdelen zijn verschillende andere vliegtuigvreemde delen aangetroffen, waarvan de uiterlijke kenmerken en elementsamenstelling zijn vergeleken met die van verschillende onderdelen van Buk-raketten van de 9M38 serie. Veel van deze delen bevinden zich in de linker voorzijde van het vliegtuig.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/vliegtuigvreemd-materiaal---sponning-cockpitraam.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/vliegtuigvreemd-materiaal---fragmenten-cockpit.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/vliegtuigvreemd-materiaal---fragmenten-linkervleugel.png

11

Vliegtuigvreemd materiaal in lichamen van slachtoffers
Dan komen wij nu bij het vliegtuigvreemd materiaal dat in de lichamen van slachtoffers is aangetroffen. Hiervoor kwam al ter sprake dat er stalen fragmenten zijn gevonden in lichamen van bemanningsleden van MH17. Ook dit is eerder bekend gemaakt door het JIT.

Fragmenten

In die lichamen van bemanningsleden zijn 29 stalen fragmenten aangetroffen. Eén daarvan was nog herkenbaar als een vlindervormig fragment. De forensisch patholoog heeft dit fragment aangetroffen in het lichaam van de captain van bemanningsteam A. Dit fragment bevond zich onderhuids in het linkerdeel van het onderlichaam met een perforatiekanaal vanuit de buik. Op basis van de opname van de Cockpit Voice Recorder kon worden vastgesteld welke bemanningsleden zich in de cockpit bevonden kort voor de explosie.

Ook van deze fragmenten in de lichamen van de bemanningsleden heeft het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) de verschillende kenmerken weer onderzocht en vergeleken met die van de fragmentatiedelen uit de Oekraïense ontmantelde warhead en fragmenten uit de warheads die zijn veiliggesteld na de arenatesten in Finland en Oekraïne. Daarnaast heeft het NFI onderzocht of de fragmenten kenmerken vertoonden die specifiek zijn voor een explosie. Tijdens het onderzoek naar de fragmenten uit de lichamen van de bemanningsleden heeft het NFI daarop opgesmolten glas aangetroffen, onder andere op het vlindervormige fragment uit het lichaam van de captain van team A. Dat opgesmolten glas heeft het NFI vervolgens weer vergeleken met cockpitglas van een Boeing.

Ander deeltje

Naast deze fragmenten is er in het lichaam van een ander bemanningslid nog een deeltje aangetroffen met een andere samenstelling dan de fragmenten. De kenmerken van dit roestvrijstalen deeltje zijn vergeleken met de schuifplaat van een Buk raket. In de ontmantelde Buk-raketten glijdt deze schuifplaat over de onderplaat, die we eerder benoemden.

Samenvatting

Samengevat zijn bij het onderzoek naar de lichamen van de bemanningsleden in de cockpit van MH17 de volgende onderzoekhandelingen verricht:

In de lichamen van deze slachtoffers zijn 29 fragmenten aangetroffen, waarvan de kenmerken (waaronder elementsamenstelling en fabricagekenmerken) zijn vergeleken met die van fragmentatiedelen die zijn veilig gesteld na de arenatesten met een 9N314 warhead in Oekraïne en Finland. In het lichaam van de captain is een vlindervormig fragment gevonden.
Verschillende fragmenten, waaronder het vlindervormige fragment, dragen sporen van opgesmolten glas. De samenstelling van die sporen is vergeleken met cockpitglas van een Boeing.
In één van de bemanningsleden is een afwijkend deeltje aangetroffen dat vergeleken is met een de schuifplaat van een Buk-raket van de 9M38 serie.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/vliegtuigvreemd-materiaal-in-lichamen---fragmenten.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/vliegtuigvreemd-materiaal-in-lichamen---rvs-deeltje.png
Aantal aangetroffen fragmenten
In totaal zijn in wrakdelen en lichamen van slachtoffers dus 370 fragmenten aangetroffen. Daarvan zijn er twee nog visueel herkenbaar als vlindervormig: één in het voorste drukschot van de cockpit en een ander in het lichaam van de captain van MH17. Daarnaast zijn er nog enkele fragmenten die herkend kunnen worden als tegel of staafje. Fragmentatiedelen met dezelfde vormen komen terug in een 9N314M warhead.

Wij hebben onszelf in het onderzoek de vraag gesteld of we na detonatie van een Buk-raket in de buurt van het vliegtuig niet meer fragmenten - en specifiek ook meer vlindervormige fragmenten - hadden moeten aantreffen. Een 9N314M warhead bevat immers een kleine 8000 fragmentatiedeeltjes, waarvan ongeveer 1870 vlindervormig.

We hebben hier op diverse manieren onderzoek naar gedaan. Daarbij is gekeken naar het verspreidingspatroon van de fragmentatiedelen na detonatie, het gewichtsverlies na detonatie en de omstandigheden van de berging van de wrakdelen. Dat heeft de volgende resultaten opgeleverd.

Aantal fragmenten

Ten eerste is gebleken dat de fragmentatiedelen zich in alle richtingen rondom de raket verspreiden. Het gevolg is dat de meeste delen het doelwit niet zullen raken. Ten tweede zijn niet alle fragmentatiedelen die MH17 hebben geraakt, in de stoffelijke overschotten van bemanningsleden of wrakdelen terecht gekomen. Dat volgt uit de honderden aangetroffen kraters en schampsporen waarin geen ingeslagen delen zijn aangetroffen. Ten derde kunnen ingeslagen deeltjes die niet klemvast zaten in de wrakstukken, verloren zijn gegaan tijdens de berging en het transport. De wrakdelen werden immers in het rampgebied opgetakeld en in vrachtwagens geladen, vervolgens overgeladen in treincontainers en daarna weer overgeladen in vrachtwagencontainers. Tot slot zijn niet alle wrakdelen geborgen.

Naast het aantal aangetroffen fragmenten, is ook gekeken naar het aantal aangetroffen perforaties en schampsporen. Die zeggen immers evengoed iets over het aantal fragmenten dat MH17 moet hebben doorboord. Na onderzoek heeft de Belgische Koninklijke Militaire School geconcludeerd dat het aantal waargenomen perforaties in de wrakdelen van MH17 past bij het aantal perforaties dat je zou verwachten bij een detonatie van een 9N314M warhead.

Op deze wijze is naar het oordeel van het Openbaar Ministerie voldoende onderzoek verricht naar de vraag waarom er van een kleine 8000 fragmenten maar 370 zijn teruggevonden.

12

Aantal vlindervormige fragmenten

Aanvullende vraag was of we tussen de 370 fragmenten niet meer dan twee vlindervormige fragmenten hadden moeten aantreffen. Ook dit is onderzocht. Door de detonatie en de inslag verliezen fragmentatiedeeltjes hun oorspronkelijke, herkenbare vorm. Uit de arenatesten is gebleken dat de deeltjes ook gewicht verliezen. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft onderzoek gedaan naar het gewicht van de 370 fragmenten. Vlinderfragmenten zijn groter en zwaarder dan de tegel- en staaffragmenten. Naast gewichtsverlies heeft het NFI ook rekening gehouden met de mogelijkheid dat het gewicht van aangetroffen deeltjes is toegenomen, doordat er bij de inslag ander materiaal wordt opgenomen (zoals cockpitglas) of doordat zich er na de inslag en vóór de berging roest op heeft gevormd. Op basis daarvan is het Nederlands Forensisch Instituut tot de conclusie gekomen dat teruggevonden staaf- en tegelfragmenten niet meer dan 2,5 gram gewogen kunnen hebben. Alle fragmenten die meer dan 2,5 gram wogen, moeten volgens het NFI dus vlinderfragmenten geweest zijn. Daarvan heeft het NFI er onder de 370 fragmenten nog eens 16 gevonden. Deze 16 fragmenten zien er dus niet meer uit als vlinderfragmenten, maar moeten dat volgens het NFI wel zijn, op basis van hun gewicht. In werkelijkheid kunnen er nog meer vlinderfragmenten zijn gevonden dan de 2 herkenbare en 16 onherkenbare fragmenten. Volgens het NFI kunnen fragmenten die na detonatie minder dan 2,1 gram wegen vóór detonatie alle vormen gehad hebben en fragmenten die tussen de 2,1 en 2,5 gram wegen zowel een tegelvorm als een vlindervorm. Ook onherkenbare fragmenten die minder dan 2,5 gram wegen kunnen dus oorspronkelijk vlindervormig zijn geweest. Volgens deze beoordeling van het Nederlands Forensisch Instituut zijn er van de 370 aangetroffen fragmenten tenminste 18 vlindervormige en mogelijk veel meer.

Samenvatting

We vatten het onderzoek naar het aantal aangetroffen fragmenten samen. Daarin zijn verschillende verklaringen gevonden voor de omstandigheid dat er van een kleine 8000 fragmentatiedelen maar 370 zijn teruggevonden:

na detonatie verspreidden de fragmentatiedelen zich in alle richtingen, zodat slechts een deel daarvan MH17 kan hebben getroffen;
van de fragmentatiedelen die MH17 hebben getroffen, is slechts een deel ook in de stoffelijke overschotten van de bemanningsleden en de wrakdelen terecht gekomen;
van de fragmentatiedelen die in de wrakstukken terecht zijn gekomen kan er tijdens de berging een deel zijn uitgevallen;
en tot slot zijn niet alle getroffen wrakdelen geborgen.
Daarnaast is uit het onderzoek naar het gewicht van de afzonderlijke fragmentatiedelen van een 9N314M warhead gebleken dat er tenminste 18 oorspronkelijk vlindervormige fragmenten zijn veilig gesteld en mogelijk meer.

Losse vliegtuigvreemde materialen
Naast de verschillende vliegtuigvreemde materialen die zich in de wrakdelen en lichamen van slachtoffers bevonden, zijn er tussen de wrakstukken in Gilze-Rijen ook nog zeven losse, vliegtuigvreemde voorwerpen aangetroffen.

Drie van deze zeven voorwerpen zijn eerder besproken in de JIT-presentatie van september 2016. Dit zijn een groene mantel van een raketmotor, een uitlaat of venturi, en een groenkleurige stabilisatievleugel. Deze zeven vliegtuigvreemde voorwerpen kwamen visueel overeen met onderdelen van Buk-raketten. Zoals eerder gezegd, vond hierbij een dubbele vergelijking plaats: enerzijds met onderdelen van ontmantelde Buk-raketten van typen 9M38 en 9M38M1 en anderzijds met onderdelen van 9M38M1 raketten die tijdens de arenatest tot ontploffing waren gebracht.

Bij deze laatste vergelijking bleek de aangetroffen motormantel andere schade te vertonen dan de motormantel die na de arenatest is veilig gesteld. Dit hebben Belgische specialisten van de Koninklijke Militaire School nader onderzocht. Volgens hen kan dit verschil in schade onder meer verklaard worden door het verschil in aerodynamische omstandigheden tussen een detonatie in vlucht op tien kilometer hoogte en statische detonatie op de grond tijdens een arenatest.

Van verschillende van deze zeven voorwerpen zijn de elementsamenstelling en de aangetroffen verf weer vergeleken met die van onderdelen van de referentieraketten.

Omdat op basis van het forensisch onderzoek niet kon worden uitgesloten dat deze losse voorwerpen al vóór of na het neerstorten van MH17 in het rampgebied terecht zijn gekomen, zijn kenmerken van die losse voorwerpen ook nog onderling vergeleken én met andere vliegtuigvreemde delen die in de wrakstukken zijn aangetroffen. Van delen die vastzaten in de wrakstukken is de relatie met MH17 immers gegeven.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/los-aangetroffen-vliegtuigvreemd-materiaal---motormantel.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/los-aangetroffen-vliegtuigvreemd-materiaal---venturi.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/los-aangetroffen-vliegtuigvreemd-materiaal---stabilisatievleugel.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/vergelijking-met-referentieraketten.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/vergelijking-met-referentieraketten-2.png
Type raket
Er zijn dus verschillende vliegtuigvreemde materialen aangetroffen: in de wrakstukken, in de lichamen en bezittingen van slachtoffers en los in het rampgebied. De kenmerken van die vliegtuigvreemde materialen konden vergeleken worden met onderdelen van Buk-raketten van de typen 9M38 en 9M38M1. In het onderzoek naar de relatie van deze voorwerpen met het neerstorten van MH17 zijn de kenmerken van vliegtuigvreemde materialen ook weer onderling vergeleken. Op basis van dit vergelijkend onderzoek kon de vraag worden beantwoord of deze vliegtuigvreemde materialen afkomstig waren van een Buk-raket van de 9M38 serie.

Hoewel de tenlastelegging hier niet om vraagt, hebben wij ook nog onderzocht van welk type raket van die 9M38 serie deze vliegtuigvreemde materialen afkomstig waren: van de 9M38 of van zijn opvolger, de 9M38M1.

13

Visuele vergelijking

Bij de visuele vergelijking van drie los aangetroffen voorwerpen, bleken deze meer overeenkomsten te vertonen met de referentieraket van het type 9M38M1 dan met de 9M38. Zo sloten de gietvormen van een los aangetroffen metalen scherf van een antennedeel en een metalen aansluitingspunt (of ‘connector’) precies aan bij de gietvorm van dezelfde onderdelen in de 9M38M1 raket, maar weken die iets af van diezelfde onderdelen in de 9M38. Hetzelfde geldt voor een aangetroffen elektrische geleider (of ‘electronic transit main’). Hoewel de geleider visueel overeenkomt met die van een 9M38M1 en 9M38 raket, vertoont deze ook een verschil: onderdelen van de aangetroffen geleider - rechthoekige plaatjes - zijn magnetisch. Dezelfde plaatjes van geleiders in de 9M38M1 referentieraket waren ook magnetisch, maar die in de 9M38 niet.

Verder zijn er, zoals gezegd, twee vlindervormige fragmenten gevonden die overeenkomen met de fragmentatiedeeltjes van een warhead van het type 9N314M. Volgens Russische bronnen komt deze warhead alleen voor in een 9M38M1-raket. Ook in de technische handleiding van de 9M38M1 raket wordt alleen de 9N314M warhead genoemd. Tegelijk is tijdens ontmanteling van de referentieraketten in Oekraïne gebleken dat een 9N314M warhead ook in een 9M38 raket kan worden gemonteerd.

Tot slot zijn er verschillende vliegtuigvreemde materialen gevonden met een groene kleur, zoals de vastgeklemde metalen prop in de sponning van het cockpitraam en de los aangetroffen motormantel en stabilisatievleugel. In het forensisch onderzoek waren de referentieraketten van het type 9M38M1 telkens groen en die van het type 9M38 wit. Volgens Oekraïense bronnen wordt de 9M38M1 door de fabrikant standaard groen geschilderd, met een witte neus, en de 9M38 wit.In Russische wapenbrochures en open bronnen zijn afbeeldingen gevonden van de 9M38M1 in groen (met witte neus) en wit (met rode neus), maar geen 9M38 raketten in een groene kleur.

Samenvatting

In het vergelijkend onderzoek naar vliegtuigvreemde materialen zijn dus meer overeenkomsten gevonden met een Buk-raket van het type 9M38M1 dan met een 9M38. De gietvormen van een aansluitingspunt en een antennedeel, de magnetische plaatjes van een geleider, de vlindervormige fragmenten en de groene verf passen beter bij een 9M38M1 dan bij een 9M38.

Herkomst vliegtuigvreemde materialen
Het onderzoek dat wij tot nu toe hebben besproken, was gericht op de vliegtuigvreemde materialen die tijdens het forensisch onderzoek in Nederland zijn veilig gesteld. Ook naar de herkomst van die materialen in Oekraïne is onderzoek gedaan. Zoals gezegd, hadden de forensische specialisten geen toegang tot het rampgebied in Oost-Oekraïne. Anders zouden zij het werk van de repatriëringsmissies en de Onderzoeksraad voor Veiligheid doorkruisen. Daarom is de herkomst van vliegtuigvreemde materialen achteraf en op afstand worden onderzocht. Voor vliegtuigvreemde materialen die in de stoffelijke overschotten van slachtoffers of de wrakdelen zijn aangetroffen was dit niet noodzakelijk, omdat de relatie van die materialen met vlucht MH17 voor de hand lag. Toch is hier breed onderzoek naar gedaan.

Wrakdelen

Van de vliegtuigvreemde materialen die in de wrakdelen zijn aangetroffen, is onderzocht waar en in welke toestand die wrakdelen zich in het rampgebied bevonden. Hiervoor hebben Maleisische onderzoekers foto’s van wrakstukken in het rampgebied vergeleken met de foto’s die tijdens het forensisch onderzoek van de wrakstukken zijn gemaakt. Op basis hiervan kan van een aanzienlijk deel van het forensisch bewijsmateriaal worden vastgesteld in welke staat het zich bevond kort na het neerstorten van MH17 in het rampgebied. De resultaten van dit Maleisische onderzoek zijn neergelegd in een rapport met 1117 foto’s, en dat rapport is – zoals eerder al aangegeven - onderdeel van het dossier.

Losse vliegtuigvreemde materialen

Van vier van de zeven losse onderdelen, waaronder de motormantel, kon worden nagegaan op welke locaties deze in april 2015 in het rampgebied zijn aangetroffen. Informatie over die locaties is ter beschikking gesteld aan de rechter-commissaris. Die heeft beoordeeld welke informatie aan het dossier kon worden toegevoegd zonder de veiligheid van personen in gevaar te brengen. Van de andere drie losse onderdelen kon alleen worden vastgesteld dat deze in ergens in het (ruimere) rampgebied zijn geborgen. Zoals gezegd, is de relatie van deze losse voorwerpen met MH17 nader onderzocht door de kenmerken ervan te vergelijken met andere losse vliegtuigvreemde voorwerpen én met vliegtuigvreemde materialen die in wrakstukken van MH17 zijn aangetroffen.

Overige vliegtuigvreemde materialen

In de eindfase van het forensisch onderzoek is nog gericht onderzoek verricht naar de herkomst van specifieke vliegtuigvreemde delen die in wrakdelen en lichamen van slachtoffers zijn aangetroffen. Door na te gaan langs welke weg deze delen in het forensisch onderzoek terecht zijn gekomen, kon in verschillende gevallende de vroegste vindplaats worden teruggevonden. Als voorbeeld noemen wij de linkervleugel. Zoals gezegd zijn daarin verschillende vliegtuigvreemde delen aangetroffen. Op foto’s van verschillende getuigen en uit open bronnen wordt deze linkervleugel vanaf 18 juli 2014 met dezelfde schade in beeld gebracht op dezelfde locatie bij een kippenboerderij, ten zuidwesten van Hrabove. Op diezelfde locatie heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid dit wrakdeel geborgen.

Uit het onderzoek naar de herkomst van vermoedelijke raketdelen is gebleken dat verschillende vliegtuigvreemde delen via uiteenlopende wegen in het forensisch onderzoek terecht zijn gekomen. Deze delen zijn teruggevonden in de lichamen van slachtoffers, ingeklemd in wrakdelen en documenten van de bemanning of los in het rampgebied. Die lichamen, wrakdelen, documenten en losse vliegtuigvreemde delen zijn elk weer op verschillende locaties in het rampgebied aangetroffen, op verschillende manieren en momenten naar Nederland gekomen en zijn in Nederland weer op verschillende momenten en verschillende locaties veilig gesteld door forensisch specialisten.

14

https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/validatie-wrakstukken-op-crash-site.png
Samenvatting
Er is breed onderzoek gedaan naar de herkomst van aangetroffen vliegtuigvreemde materialen. Van de materialen waarvan de herkomst kon worden gereconstrueerd, is gebleken dat deze telkens verschillende routes hebben afgelegd. Bij de materialen die in de stoffelijke overschotten van slachtoffers zijn aangetroffen of klemvast zaten in wrakdelen, ligt de relatie van die delen met vlucht MH17 voor de hand.

Afvuurgebied
Daarmee komen we bij de laatste vraag die is onderzocht in het forensisch onderzoek: de vaststelling van het afvuurgebied. Eerder bespraken wij al dat het Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Centrum (NLR) en de Belgische Koninklijke Militaire School (RMA) hier onafhankelijk van elkaar onderzoek naar hebben gedaan. Wij zullen dat onderzoek nu verder bespreken.

Naast deze twee instituten, die deelnamen aan het forensisch onderzoek van het JIT, heeft ook de Russische Buk-fabrikant Almaz Antey een lanceergebied berekend. Omdat de uitkomst van deze berekening betrokken is in het onderzoek naar verschillende lanceerlocaties, zullen wij dat laatste onderzoek hier ook benoemen.

Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Centrum

Het Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Centrum heeft eerder, op basis van beperktere gegevens, onderzoek gedaan naar het mogelijk lanceergebied in het kader van het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Toen kwam het instituut op een gebied van 320 vierkante kilometer ten zuiden van Snizhne. In het strafrechtelijk onderzoek heeft het Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Centrum nader onderzoek verricht op basis van aanvullende data. Daarbij is gebruik gemaakt van de volgende gegevens:

de impactschade aan het wrak (inslagen, kraters en schampschade) op basis van de wrakdelen;
de schade op de getuigenplaten na de arenatesten;
de bij de arenatesten vastgestelde snelheid van fragmentatiedelen en de hoeken waaronder die fragmentatie wordt uitgeworpen;
het thrust profile van de raketmotor, gemeten voorafgaand aan de arenatest;
specificaties van de 9M38 en 9M38M1 raketten op basis van technische handboeken;
atmosferische condities;
een 3D scan van een Boeing 777-200.
Op basis hiervan heeft het Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Centrum simulatiemodellen gemaakt van de vlucht van de Buk-raket en van het uitwerpen van de fragmentatie. Vervolgens werden Buk-lanceringen vanuit verschillende locaties en lanceerhoeken in een ruim gebied rondom de locatie waar MH17 werd getroffen, gesimuleerd. Bij elke lancering vanuit een bepaalde locatie werd de verwachte schade (op basis van de simulatiemodellen) vergeleken met de feitelijke schade aan MH17. Als die schade overeenkwam, viel deze locatie binnen het mogelijke lanceergebied. Op die manier is het NLR uitgekomen op een gebied van 75 vierkante kilometer ten zuidoosten van de positie waarop MH17 het laatste signaal heeft afgegeven. Alleen Buk-raketten die vanuit dat gebied zijn afgeschoten, kunnen volgens het NLR de schade aan MH17 hebben veroorzaakt. Het landbouwveld bij Pervomaiskyi valt daarbinnen. Die locatie zal later besproken worden als het onderzoek naar het hoofdscenario aan de orde komt.

15

Almaz Antey

Eerder had de Russische Buk-fabrikant Almaz Antey een ander lanceergebied aangewezen. Dat heeft de fabrikant benoemd in persconferenties van 2 juni 2015 en 13 oktober 2015. Deze persconferenties vielen samen met het moment waarop de Onderzoeksraad voor Veiligheid inzage gaf in zijn concept-rapport (2 juni 2015) en zijn eindrapport uitbracht (13 oktober 2015). In dat onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid had Almaz Antey zelf kennis genomen van de bevindingen van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Centrum. Volgens Almaz Antey kon de schade aan MH17 niet veroorzaakt zijn bij een lancering uit de richting van Snizhne, een plaats in de buurt van Pervomaiskyi. Volgens de berekening van de fabrikant moet een Buk-raket gelanceerd zijn vanuit een gebied van enkele vierkante kilometers ten zuiden van Zaroshchenske. Dit gebied ligt buiten het lanceergebied dat het Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Centrum heeft berekend.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/berekening-afvuurgebied-nlr-en-rma.png
Koninklijke Militaire School

Later heeft de Belgische Koninklijke Militaire School nog een lanceergebied berekend. Dit instituut was eerder betrokken bij de uitvoering van de arenatesten van het JIT. Bij de bepaling van het model van de vlucht van de Buk-raket heeft het ook de gegevens van Almaz Antey betrokken. De Koninklijke Militaire School komt tot een lanceergebied dat gedeeltelijk overlapt met dat van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Centrum.

16

Tussenconclusie
Wij komen tot onze tussenconclusie ten aanzien van het forensisch onderzoek.

In dat onderzoek zijn vier vragen leidend geweest:

Is sprake geweest van een explosie?
Zo ja, vond die explosie binnen of buiten het vliegtuig plaats?
Kan op basis van forensisch onderzoek worden vastgesteld welk type wapen is gebruikt?
Kan op basis van forensisch onderzoek een afvuurlocatie worden vastgesteld?
Om deze vragen te kunnen beantwoorden, is uitgebreid onderzoek verricht aan:

het schadebeeld van MH17;
de vliegtuigvreemde materialen die zijn aangetroffen in de wrakdelen van MH17;
de vliegtuigvreemde materialen die zijn aangetroffen in de lichamen van slachtoffers;
en de los in Oekraïne aangetroffen vliegtuigvreemde materialen.
Ten behoeve van dit onderzoek is een grote verzameling referentiemateriaal aangelegd, die onder andere bestond uit meerdere Buk-raketten en warheads, die speciaal voor dit onderzoek zijn ontmanteld en tot ontploffing gebracht.

De belangrijkste onderdelen van het onderzoek aan het schadebeeld waren de volgende:

onderzoek naar beroeting die is aangetroffen op de buitenzijde van de romp;
onderzoek of deze beroeting sporen van explosieven bevat;
onderzoek naar perforaties, kraters en schampschade in en op de romp, met name aan de linker voorzijde;
onderzoek naar staalresten die in die kraters en perforaties zijn aangetroffen;
vergelijking van de kenmerken (waaronder elementsamenstelling) van deze staalresten met die van fragmentatiedelen van een 9N314M warhead van een Buk-raket;
vergelijking van het op de wrakdelen waargenomen petalling-effect met de schade na de arenatesten met een Buk-raket en warhead.
De belangrijkste onderdelen van het onderzoek aan de wrakstukken waren de volgende:

onderzoek naar 341 stalen fragmenten die zijn aangetroffen in meerdere wrakdelen;
onderlinge vergelijking van de kenmerken (waaronder elementsamenstelling) van die stalen fragmenten;
vergelijking van de kenmerken (waaronder elementsamenstelling, vorm en fabricagesporen) van die stalen fragmenten met die van de drie verschillende soorten fragmentatiedelen van een 9N314M warhead;
vergelijking van de kenmerken (waaronder elementsamenstelling, vorm, fabricagesporen en verf) van andere, vliegtuigvreemde delen met die van verschillende onderdelen van Buk-raketten van typen 9M38 en 9M38M1.
De belangrijkste onderdelen van het onderzoek aan de lichamen van slachtoffers, in bijzonder van de bemanningsleden in de cockpit van MH17, zijn de volgende:

onderzoek naar 29 stalen fragmenten die zijn aangetroffen in de lichamen van deze slachtoffers;
onderlinge vergelijking van de kenmerken (waaronder elementsamenstelling) van die stalen fragmenten;
vergelijking van de kenmerken (waaronder elementsamenstelling, vorm en fabricagesporen) van die stalen fragmenten met die van fragmentatiedelen van een 9N314M warhead;
vergelijking van de elementsamenstelling van opgesmolten glassporen die zijn aangetroffen op stalen fragmenten in de lichamen van bemanningsleden met de elementsamenstelling van cockpitglas;
vergelijking van de kenmerken (waaronder elementsamenstelling) van een deeltje dat is aangetroffen in het lichaam van één van de bemanningsleden met de kenmerken van een onderdeel van Buk-raketten van typen 9M38 en 9M38M1.
Verder zijn er zeven verschillende vliegtuigvreemde materialen los in het rampgebied aangetroffen. Kenmerken (waaronder elementsamenstelling, vorm en verf) van deze voorwerpen zijn onderling vergeleken en daarnaast vergeleken met de kenmerken van Buk-raketten van typen 9M38 en 9M38M1.

In het onderzoek zijn drie arenatesten verricht. Deze testen leverden data op die van belang waren voor vervolgonderzoek, zoals de snelheid van fragmentatiedelen na detonatie en de hoeken waaronder die fragmentatiedelen worden uitgeworpen. Eén van die vervolgonderzoeken zag op de berekening van het lanceergebied. Dit onderzoek is verricht door deskundigen van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Centrum (NLR) en de Belgische Koninklijke Militaire School (RMA). Beide onderzoeksinstituten hebben een berekening gemaakt van het gebied waarbinnen een Buk-raket van de 9M38-serie moet zijn afgevuurd om de schade te hebben kunnen veroorzaken, zoals die is waargenomen op de wrakdelen van MH17.

Het Nederlands Lucht- en Ruimtevaart Centrum is uitgekomen op een gebied van 75 vierkante kilometer ten zuidoosten van de positie waarop MH17 het laatste signaal heeft afgegeven. Alleen Buk-raketten die vanuit dit gebied zijn afgeschoten, kunnen volgens het NLR de schade aan MH17 hebben veroorzaakt. De uitkomst van de berekening van de Belgische Koninklijke Militaire School overlapt gedeeltelijk met dit gebied.

Het Openbaar Ministerie is van mening dat het forensisch onderzoek volledig is geweest en dat op basis van de hiervoor samengevatte resultaten alle onderzoeksvragen kunnen worden beantwoord.

17

Onderzoek naar telecommunicatie
Uitgesproken op de zitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag op 8 juni 2020.

We komen nu te spreken over het telecomonderzoek. Analyse en validatie van gevoerde telecommunicatie in Oost-Oekraïne is een belangrijk onderdeel van het onderzoek geweest. Dit is met name beschreven in het dossier Telecom.

De telecomgegevens die in het onderzoek zijn opgevraagd kunnen worden ingedeeld in audio (tapgesprekken) en metadata (gegevens die worden gegenereerd over telefoons, telefoonnummers, telefoongesprekken en door mobiele telefoons aangestraalde zendmasten).

Al meteen op 17 juli 2014 bleek dat de SBU - een veiligheidsdienst in Oekraïne die belast is met inlichtingenwerk én opsporing - kon beschikken over relevante afgeluisterde telefoongesprekken. Al diezelfde avond werden afgeluisterde gesprekken openbaar gemaakt. Dat kon gebeuren omdat de SBU al vanaf het begin van het gewapend conflict onderzoek deed naar de gewapende groepen die daarbij betrokken waren. Daarbij werd grootschalig telecommunicatie in Oost-Oekraïne afgeluisterd, waaronder de telefoonlijnen van verdachten Girkin, Dubinskiy en Kharchenko.

Na het neerhalen van vlucht MH17 kregen afdelingen van de SBU de instructie om alle mogelijk relevante opgenomen telefoongesprekken uit te luisteren, om informatie over het neerhalen van MH17 te achterhalen. Omdat over de telefoonlijnen van met name Dubinskiy en Kharchenko openlijk gesproken werd over het neerschieten van een vliegtuig en het bezit van een Buk-systeem verbaast het niet dat zulke gesprekken al heel snel werden gevonden.

De eerste selectie van voor het MH17-onderzoek relevante telecomgegevens vond dus plaats door de SBU. Naarmate het JIT-onderzoek op gang kwam, vond het onderzoek naar relevante telecomgegevens steeds meer in gezamenlijkheid plaats door onderzoekers van verschillende landen. Het uitgangspunt daarbij was om gesprekken in hun context te kunnen beoordelen. Een belastend gesprek werd steeds gezien als een beginpunt voor nadere analyse, niet als een eindresultaat. Zulke analyse kon plaatsvonden door ook de andere gesprekken over die telefoonlijn uit te luisteren, en door ook de gesprekken van de tegenpartij en de metadata van beide mobiele telefoons bij de analyse te betrekken. Aan de hand van de inhoud van hun gesprekken konden veel telefoongebruikers geïdentificeerd worden. Dat maakte het mogelijk om de informatie uit hun gesprekken te bezien in samenhang met informatie uit andere bronnen.

De Oekraïense SBU heeft, als gezegd, zowel inlichtingentaken als opsporingstaken. Voor beide taken kan de SBU telefoongesprekken afluisteren en metadata opvragen. Daarvoor is zowel in de inlichtingenonderzoeken, als in de strafrechtelijke onderzoeken voorafgaande machtiging van een Oekraïense rechter nodig. De Oekraïense telecomgegevens in dit Nederlandse dossier zijn afkomstig uit drie verschillende bronnen:

inlichtingenonderzoeken van de SBU;
het strafrechtelijk onderzoek van de SBU naar het neerhalen van vlucht MH17;
andere strafrechtelijke onderzoeken van de SBU.
Telecomgegevens afkomstig uit inlichtingenonderzoek van de SBU zijn op twee manieren in het procesdossier gekomen: in de eerste fase van het onderzoek - in juli en augustus 2014 - heeft de afdeling van de SBU belast met inlichtingentaken telecomgegevens verstrekt aan de Nederlandse Algemene Inlichtingen- en veiligheidsdienst. De AIVD heeft deze informatie weer verstrekt aan het Nederlands Openbaar Ministerie.

Ook hebben de Oekraïense autoriteiten meermalen telecomgegevens gedeeld in het JIT. Die in het JIT gedeelde telecomgegevens zijn door de SBU verzameld in zowel inlichtingenonderzoeken als strafrechtelijke onderzoeken.
Declassificatie
Om telecomgegevens uit Oekraïne te kunnen delen met andere JIT-partners moeten deze eerst in Oekraïne ‘vrijgegeven’ worden. Afhankelijk van de bron waaruit de gegevens afkomstig waren verloopt dat proces van vrijgeven, dat declassificatie genoemd wordt, op verschillende manieren.

De telecomgegevens die zijn verzameld in het kader van de inlichtingentaak van de SBU dienden eerst te worden vrijgegeven door de SBU, voor zij als bewijs aan het JIT konden worden verstrekt.

Telecomgegevens die afkomstig zijn uit andere strafrechtelijke onderzoeken dan het Oekraïense MH17 onderzoek konden pas als bewijs aan het JIT worden verstrekt nadat een Oekraïense rechter daarvoor toestemming had gegeven.

Telecomdata die zijn verzameld in het Oekraïense MH17-onderzoek behoefden geen aanvullende rechterlijke beslissing voordat zij als bewijs verstrekt konden worden aan JIT-partners, maar wel een beslissing daartoe van een Oekraïense officier van justitie.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/declassificatie-van-telecomgegevens.png
Dus: voor het verzamelen van alle telecomgegevens in zowel inlichtingen- als strafrechtelijke onderzoeken was in Oekraïne toestemming van een rechter nodig. Voordat het Oekraïense OM de verzamelde gegevens aan het JIT kon verstrekken was óf een aanvullende rechterlijke toets nodig óf toestemming van een andere Oekraïense officier van justitie dan wel van de SBU. Zowel de declassificatie-procedure als de analyse van vele gesprekken in het Russisch was zeer tijdrovend.

18

Ontbrekende gegevens
Dat veel telefoongesprekken werden afgeluisterd vanwege het gewapend conflict betekent nog niet dat er goed zicht bestond op de deelnemers aan die gesprekken. Er werden in Oekraïne veel meer gesprekken opgenomen dan dagelijks konden worden afgeluisterd: er was sprake van bulkinterceptie. Voordeel hiervan was dat achteraf in relevante gesprekken kon worden terug gerechercheerd. Nadeel was dat de SBU geen volledig of actueel zicht had op alles wat er over de opgenomen telefoonlijnen werd uitgewisseld.

Daarnaast bleek tijdens het onderzoek van het JIT dat veel personen binnen de gewapende groepen, onder wie de verdachten, gebruik maakten van beveiligde telecommunicatiemiddelen; dat blijkt uit door hen gevoerde telefoongesprekken die zijn afgeluisterd. Ik laat u enkele voorbeelden horen en zien.

In een gesprek van 18 juni 2014 wordt besproken dat er zowel beveiligde vaste lijnen als beveiligde mobiele telefoons worden gebruikt.

In een gesprek van 3 juli 2014 wordt besproken dat er ‘speciale telefoons’ zijn die je niet kunt kopen en afkomstig zijn van de Russische veiligheidsdienst FSB. Uit het gesprek blijkt dat deze telefoons door vele hogergeplaatste personen van de DPR worden gebruikt.

Uit een gesprek van 12 juli 2014 blijkt dat sommige beveiligde telefoons zowel gebruikt kunnen worden voor beveiligde, oftewel gecrypte, gesprekken als voor gewone gesprekken die niet beveiligd zijn.

In een gesprek van 16 juli 2014 is het verschil te horen: dit gesprek begint onbeveiligd, maar na korte tijd wordt alsnog de beveiliging aangezet waarna een storend geluid te horen is.

Dit verklaart waarom in het onderzoek veel afgeluisterde gesprekken zijn aangetroffen waarbij geen gespreksinhoud hoorbaar is maar alleen geluiden zoals deze: dit duidt op het gebruik van encryptie om afluisteren te voorkomen.

Uit deze gesprekken blijkt dus dat niet alle telefoongesprekken die verdachten en andere betrokkenen voerden konden worden afgeluisterd. We beschikken over veel opgenomen communicatie, maar we weten dus ook dat we veel gesprekken missen omdat deze zijn gevoerd over beveiligde telefoonlijnen die niet afgeluisterd konden worden.

Een andere complicerende factor in het onderzoek is dat in het gewapend conflict veel gebruik werd gemaakt van call-signs: de meeste leden van de gewapende groepen in Oost-Oekraïne gebruikten niet hun echte namen in de telefoongesprekken. Dat maakte het identificeren van de gespreksdeelnemers ingewikkeld en tijdrovend.

Validatie telecomgegevens
Eerder benoemden we al het belang van validatieonderzoek naar bewijsbronnen. Dat was bij telecomgegevens niet anders. Omdat daar in dit onderzoek veel gebruik van is gemaakt, is de authenticiteit daarvan op verschillende manieren getoetst.

er is informatie opgevraagd over de locaties van zendmasten en er zijn netwerkmetingen verricht;
ontvangen telecomgegevens/metadata zijn onderling en kruiselings op verschillende manieren vergeleken;
gegevens van Oekraïense providers zijn vergeleken met daartoe opgevraagde gegevens van buitenlandse (niet-Oekraïense) providers;
op verschillende manieren is vastgesteld dat bepaalde deelnemers aan afgeluisterde gesprekken hun eigen stem hebben herkend. Ook hebben bepaalde deelnemers de inhoud van die gesprekken bevestigd en daarmee dus ook bevestigd dat de gesprekken daadwerkelijk zijn gevoerd;
en verder is in openbare bronnen gezocht of gebeurtenissen die werden besproken in afgeluisterde gesprekken ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden.
Wij zullen nu over elk van deze validatiemethoden meer vertellen.

Bepaling locaties zendmasten en netwerkmetingen
Wanneer een mobiele telefoon actief is in een netwerk, maakt deze verbinding met een antenne op een zendmast van een telecomprovider. De locatie van deze mast geeft een indicatie van de locatie van de mobiele telefoon en is daarom van belang voor het opsporingsonderzoek. In het onderzoek van het JIT is daarom bij Oekraïense providers informatie opgevraagd over de locaties van hun zendmasten.

Ook zijn er door telecomspecialisten van de Nederlandse politie netwerkmetingen verricht in Oekraïne. Met een zogenoemde netwerkmeting is het mogelijk om achteraf na te gaan welke zendmastantenne wordt aangestraald op het moment dat een mobiele telefoon zich op een bepaalde locatie bevindt. Er kan ook worden vastgesteld welke zendmastantennes (langs een bepaalde route) worden aangestraald op het moment dat die route wordt afgelegd (met een mobiele telefoon). Om zo accuraat en actueel mogelijke informatie te krijgen over aangestraalde zendmastantennes is het van belang om een netwerkmeting zo snel mogelijk (liefst onmiddellijk na een incident waar strafrechtelijk onderzoek naar wordt gedaan) uit te voeren.

Vanwege de oorlogsomstandigheden én omdat relevante gebieden en locaties pas uit het ingestelde JIT onderzoek konden blijken, konden de netwerkmetingen pas ongeveer een jaar later plaatsvinden, te weten in de periode van 11 juni 2015 tot en met 1 juli 2015. Dat is dus reden om de resultaten van de netwerkmetingen met voorzichtigheid te bezien.

De netwerkmetingen zijn gedaan op locaties die als voor het onderzoek mogelijk relevante locatie in beeld waren en langs een route die vermoedelijk door de Buk-TELAR was afgelegd.

Locatie 1, veld ten zuiden van de plaats Snizhne (Pervomaiskyi)
Locatie 2, het centrum van Snizhne bij supermarkt Furshet
Locatie 3, veld ten noorden van de plaats Snizhne
Locatie 4, ten zuiden van de plaats Zaroshchenske
Een route in de regio Donetsk en de regio Luhansk die op basis van de eerste fase van het onderzoek van het JIT naar voren was gekomen als een route die mogelijk was afgelegd door een Buk-TELAR in een voor het onderzoek relevante periode..

Ook zijn er metingen verricht rond een bedrijf in Donetsk; een locatie waarvan vermoed werd dat de dieplader – waarop de Buk-TELAR werd vervoerd – vandaan kwam.

Het onderzoeksteam kreeg geen toestemming van de lokale gewapende groepen om netwerkmetingen te verrichten in de regio Luhansk; op het deel van de opgegeven route dat door de regio Luhansk loopt konden dus geen metingen verricht worden.

https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/netwerkmetingen-2015-vermoedelijke-route.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/netwerkmetingen-gereden-route.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/netwerkmetingen-donetsk.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/netwerkmetingen-route-zonder-metingen.png
De verzamelde gegevens zijn in het onderzoek gebruikt om te verifiëren of de door ons ontvangen zendmastgegevens overeenkwamen met de uit de netwerkmetingen gebleken gegevens. Een en ander met het voorbehoud dat in dit geval geen volledig en (voor 2014) actueel beeld kon worden verkregen. In de eerste plaats dus omdat de netwerkmetingen pas later konden plaatsvinden. In de tweede plaats omdat op het deel van de te onderzoeken route door de regio Luhansk geen metingen verricht mochten worden. En tot slot omdat er op geen enkele locatie in het onderzochte gebied in genoemde periode een signaal is gemeten van het netwerk van provider Kyivstar GSM, terwijl die provider in 2014 wel actief was in het gebied- we hebben immers telecomgegevens van Kyivstar uit 2014 ontvangen.

Toch leverden de netwerkmetingen in 2015 veel relevante informatie op over locaties van zendmasten en antennes die gebruikt kon worden ter controle en verificatie van de zendmastlocaties zoals die van Oekraïense providers waren ontvangen over relevante periodes in 2014.

Al met al zijn er dus in het onderzoek grote inspanningen verricht om zo nauwkeurig en betrouwbaar mogelijk conclusies te verbinden aan de in het onderzoek beschikbare telecomgegevens, ook ten behoeve van locatiebepaling van gebruikte telefoons. Tegelijkertijd is duidelijk dat behoedzaam moet worden omgegaan met locatiebepaling op basis van zendmastgegevens. Dat is in ieder strafrechtelijk onderzoek het geval. Dat een telefoon een bepaalde antenne op een zendmast heeft aangestraald, wil niet altijd zeggen dat die telefoon zich in de directe omgeving van die zendmast heeft bevonden. Een zendmast kan ook op grotere afstand worden aangestraald. Bijvoorbeeld omdat een andere, nabije zendmast overbelast of defect is. In dit onderzoek is nog meer reden voor behoedzaamheid. De vraag naar de bewijsbetekenis van het aanstralen van een zendmast moet daarom niet slechts op zichzelf maar steeds in het licht van andere onderzoeksbevindingen worden beantwoord. Simpel gezegd: als uit tapgesprekken blijkt dat een verdachte zich in een konvooi met een Buk-TELAR bevindt en op weg is naar een bepaalde plaats waar dat konvooi ook door getuigen wordt gezien, vormt het relevant aanvullend bewijs als zijn telefoon op diezelfde tijd zendmasten aanstraalt die passen bij de tapgesprekken en de waarnemingen van de getuigen. Ook kunnen zendmastgegevens relevante informatie geven over reisbewegingen en de aanwezigheid van een telefoon in een globaal gebied.

Wat het Openbaar Ministerie betreft ligt het in dit onderzoek niet in de rede om bewijs voor aanwezigheid op een specifieke locatie te zien in de enkele omstandigheid dat een telefoon een bepaalde zendmast heeft aangestraald.

19

Onderlinge vergelijking telecomdata
Een volgende validatiemethode van de ontvangen telecomgegevens was het kruiselings en onderling vergelijken van verschillende gegevens. Als twee telefoons met elkaar bellen, wordt dat ene gesprek op meerdere, verschillende manieren geregistreerd door de provider:

Gekoppeld aan de IMEI nummers van de gebruikte telefoons
Gekoppeld aan de telefoonnummers die horen bij de SIM-kaarten in de telefoons
Gekoppeld aan de door de beide telefoons aangestraalde antennes op de zendmasten
In de historische telecomgegevens die in het onderzoek zijn verzameld, komen al dit soort registraties voor.

Als telefoons afgeluisterd worden, wordt daarbij ook nog informatie over het afgeluisterde gesprek bewaard (zoals de duur en de tijdstippen van aanvang en beëindiging).

Op deze wijze zijn er van een groot aantal telefoongesprekken dus vele verschillende registraties. Die verschillende registraties kunnen onderling en kruiselings worden vergeleken om te zien of zij consistent zijn of onverklaarbare verschillen vertonen. Dat is uitgebreid gebeurd.

Onderlinge vergelijking telecomgegevensVergroot afbeelding
Onderlinge vergelijking heeft bijvoorbeeld plaatsgevonden door te onderzoeken of op een bepaald IMEI-nummer, dat dus is gekoppeld aan een mobiele telefoon, dezelfde gegevens binnenkwamen als op het bijbehorende telefoonnummer, dat is gekoppeld aan de SIM-kaart in die telefoon. En een voorbeeld van kruiselingse vergelijking: als uit de gegevens van een mobiele telefoon bleek dat een bepaalde zendmast was aangestraald, dan werden de gegevens van die betreffende zendmast bekeken. Er werd gecontroleerd of die mast op datzelfde moment was aangestraald door die mobiele telefoon.

Een Nederlandse verbalisant met veel ervaring in telecomonderzoek die langdurig betrokken is geweest bij het analyseren en controleren van de verkregen telecomgegevens uit Oekraïne heeft geconcludeerd dat de kwaliteit en integriteit van de ontvangen telecomgegevens van de Oekraïense autoriteiten gelijk is aan dat van soortgelijk materiaal binnen strafrechtelijke onderzoeken in Nederland.

Vergelijking gegevens buitenlandse en Oekraïense providers
Dan de vergelijking met buitenlandse telecomdata. Uit het onderzoek van het JIT is gebleken dat de onderzochte telefoonlijnen ook contact hebben gehad met buitenlandse, niet-Oekraïense, telefoonnummers. Er is vervolgens aan de buitenlandse providers gevraagd of deze gesprekken ook door hen zijn geregistreerd. Uit onderzoek naar bijvoorbeeld Poolse en Spaanse providers is gebleken dat de gegevens van deze gesprekken inderdaad overeenkomen in datum, tijd en telefoonnummer.

Hoe dat werkt wordt hier in beeld uitgelegd: als vanuit Oekraïne met een mobiele telefoon wordt gebeld naar Spanje en we vragen de metadata van dat gesprek ook op in Spanje, dan zijn de metadata van de Oekraïense provider hetzelfde als die van de Spaanse provider.

Ook op deze wijze is controle-onderzoek gedaan naar de integriteit van de ontvangen telecomgegevens.

Stemherkenning door gespreksdeelnemers
Verder is onderzocht of betrokkenen in het onderzoek stemmen herkennen in de tapgesprekken. Op vele punten is zo een bevestiging gevonden.

Het onderzoeksteam heeft open bronnen verzameld waarin verschillende deelnemers aan afgeluisterde gesprekken bevestigen dat zij dat gesprek gevoerd hebben. We noemen u een voorbeeld:

Het JIT heeft rebellenleider Kozytsin geïdentificeerd als deelnemer aan een telefoongesprek van 17 juli 2014. Het betreft een gesprek dat gevoerd is op 17 juli 2014 om 17.42 uur, waarin wordt gesproken over “een transportvliegtuig”, waar “Malaysia Airlines op staat geschreven” en er wordt gezegd dat “ze” niet hadden moeten vliegen. Een journalist heeft Kozytsin geïnterviewd en hem het desbetreffende gesprek laten horen. In zijn reactie geeft hij aan dat hij inderdaad dat gesprek heeft gevoerd. Hij herkent zijn eigen stem:

In reacties op sociale media bevestigen ook meerdere verdachten dat zij bepaalde gesprekken hebben gevoerd, of betwisten zij dat juist. Ook die reacties zijn in het dossier opgenomen.

Er zijn verder verschillende getuigen gehoord die stemmen herkenden in gesprekken die het onderzoeksteam op de website van het JIT had geplaatst of bij een verhoor voor hen werden afgespeeld.

Er zijn ook betrokkenen die hun eigen stem herkennen in opgenomen gesprekken. Waar mogelijk hebben we deelnemers aan afgeluisterde gesprekken geconfronteerd met de inhoud van die gesprekken en om hun reactie gevraagd. Een voorbeeld daarvan is de eerder al genoemde Igor Bezler. Hij bevestigt in een verhoor dat hij een gesprek heeft gevoerd over een neergeschoten vliegtuig dat voor hem wordt afgespeeld, maar geeft daarbij aan dat dat volgens hem op een andere dag was dan uit de gegevens van het tapgesprek blijkt. Vervolgens is door het onderzoeksteam dan weer gekeken of met analyse van alle beschikbare telecomgegevens en informatie over de inhoud van het gesprek kan worden vastgesteld of dit gesprek inderdaad op een andere dag kan hebben plaatsgevonden. Dat is niet het geval.

Verschillende andere voorbeelden van gespreksdeelnemers die in verhoren het plaatsvinden van die gesprekken bevestigen bevinden zich in het dossier.

Vergelijking inhoud gesprekken (gebeurtenissen) met informatie uit openbare bronnen
Daarnaast is in het JIT onderzocht of gebeurtenissen die werden besproken in de afgeluisterde gesprekken ook daadwerkelijk hadden plaatsgevonden, om zo de inhoud van de gesprekken te kunnen verifiëren. We hebben daartoe de inhoud van een groot aantal gesprekken vergeleken met gegevens die uit andere, veelal openbare, bronnen bleken. Zo bleek dat zeer veel van wat in de gesprekken naar voren kwam bevestiging vond in andere bronnen. Een aantal voorbeelden ter illustratie:

Op 27 juli 2014 belt verdachte Dubinskiy naar een NN (onbekende) Andreyevich. In dit gesprek zegt de gebelde persoon dat er een telefoontje uit Moskou is gekomen dat er een Nederlandse journalist vermist wordt; het zou gaan om Jan Hunin. Andreyevich geeft aan dat dit een probleem is dat ze niet kunnen gebruiken. Dubinskiy zegt daarop dat hij navraag zal doen.

Op 29 juli 2014 heeft journalist Jan Hunin een artikel in de Volkskrant geplaatst met de kop ‘Jan Hunin: ‘Ik zit vast, gelukkig heb ik mijn tweets gewist’. Daarin beschrijft hij hoe hij enige uren door gewapende mannen is vast gehouden in het gebied van de DPR.

Het besprokene tussen Dubinskiy en Andreyevich wordt dus bevestigd: Jan Hunin heeft daadwerkelijk vastgezeten in Oost-Oekraïne in die periode.

Op 13 april 2014 wordt verdachte Girkin gebeld door een Russisch nummer en hij spreekt dan een persoon die hij Konstantin Valeryevich noemt. Het gesprek gaat over een gevechtssituatie die heeft plaatsgevonden, en dat er gewonden zijn gevallen. Volgens Konstantin Valeryevich heeft Avakov gezegd dat het hoofd van het Anti Terrorisme Centrum van Oekraïne gewond is geraakt.

Uit een artikel van persbureau ITAR-TASS van 13 april 2014 blijkt vervolgens dat de Oekraïense minister van Binnenlandse Zaken, Arsen Avakov, via Facebook bekend heeft gemaakt dat het hoofd van het Anti Terrorisme Centrum van de (Oekraïense) veiligheidsdienst en vier andere officieren gewond zijn geraakt”.

De BBC heeft op 13 april 2014 een soortgelijk artikel gepubliceerd, waarin het bericht van Avakov op Facebook wordt aangehaald.

De artikelen van TASS en de BBC bevestigen hetgeen Girkin met Konstantin Valeryevich bespreekt: er zijn bij een gevechtssituatie gewonden gevallen en Avakov, de Oekraïense minister van Binnenlandse Zaken, heeft bekend gemaakt dat onder andere het hoofd van het ATC gewond is geraakt.

Op 16 juni 2014 is een Sushka (Su-25) vliegtuig neergehaald in de omgeving van Horlivka. De piloot zou zichzelf uit het vliegtuig hebben geparachuteerd (“ejected”). Zowel in opgenomen communicatie als in een gepubliceerd artikel is hierover gesproken.

Op 16 juni 2014 te 21:27:34 uur belt Dubinskiy met een persoon die hij Sasha noemt. Dubinskiy vraagt in dit gesprek aan Sasha of deze aan Pervyi (Girkin) wil rapporteren dat 'Bes' een Sushka heeft neergehaald in Gorlovka (Horlivka). De piloot zou zichzelf uit het vliegtuig hebben geschoten.

Op 16 juni 2014 wordt door de 'BBC Monitoring Former Soviet Union' een artikel genaamd 'Militias in East Ukraine report downing one aircraft, hitting armoured vehicle' gepubliceerd.

Ook hier blijkt weer dat de inhoud van het gesprek overeenkomt met het nieuws dat in het artikel is gebracht over het neerhalen van de Sushka en de piloot die zichzelf uit het vliegtuig heeft geparachuteerd.

Deze voorbeelden illustreren hoe het verder rechercheren op de inhoud van tapgesprekken veel informatie heeft opgeleverd die relevant is voor de beoordeling van de echtheid en bewijswaarde van de tapgesprekken. Het identificeren van deelnemers aan afgeluisterde telefoongesprekken door het onderzoeksteam gebeurde door de inhoud van die telefoongesprekken te vergelijken met informatie uit andere bronnen. Alleen al in dat identificatieproces zijn talloze tapgesprekken vergeleken met andere bronnen, met positief resultaat: in het dossier bevinden zich vele identificatie-processen-verbaal waarin wordt beschreven hoe informatie uit honderden gesprekken heeft geleid tot de identificatie van even zovele betrokkenen bij de gewapende strijd, vooral aan de kant van de DPR.

Beweringen manipulatie tapgesprekken
Binnen het onderzoek is niet alleen uit eigen beweging en langs meerdere wegen validatie-onderzoek gedaan naar de uit Oekraïne ontvangen tapgesprekken. Artikelen en documentaires die via het internet werden verspreid gaven ons ook aanleiding om te bekijken in hoeverre beweringen over manipulatie van tapgesprekken die aldus werden gedaan onderzocht kunnen worden. Algemene beschuldigingen van manipulatie - zoals de stelling dat alle tapgesprekken vervalst zijn - kunnen niet zinvol onderzocht worden. Specifieke en concrete beschuldigingen wel. Afgelopen maart hebben wij al uitgelegd dat we met een open blik hebben gekeken of publiek gedane beschuldigingen van manipulatie van tapgesprekken nog zinvol onderzocht kunnen worden en dat wij over die vraag ook advies hebben ingewonnen bij forensische experts van het Nederlands Forensisch Instituut.

Conclusie validatie telecomgegevens
Met het voorgaande hebben we uitleg gegeven over de verschillende manieren waarop we validatie-onderzoek hebben gedaan naar de uit Oekraïne ontvangen telecomgegevens.

Door informatie op te vragen bij telecomproviders in Oekraïne en door netwerkmetingen die zijn uitgevoerd, hebben we onderzocht welke zendmasten werden aangestraald op relevante locaties.

Dit biedt inzicht voor de plaatsbepaling van telefoons op voor de strafzaak relevante momenten.

Het onderling vergelijken van verschillende telecomgegevens uit Oekraïne zorgt er voor dat we met grotere zekerheid kunnen zeggen dat bepaalde gesprekken inderdaad op bepaalde tijdstippen, tussen bepaalde nummers en/of telefoons en met aanstraling van bepaalde zendmasten hebben plaatsgevonden.

Door het opvragen van telecomgegevens uit andere landen dan Oekraïne is onderzocht of internationale gesprekken die te zien waren in de Oekraïense telecomgegevens op dezelfde wijze geregistreerd zijn bij de providers in de landen van de andere gespreksdeelnemers.

Door deelnemers aan relevante telefoongesprekken te bevragen of zij hun eigen stem herkennen in die gesprekken is nader onderzocht door wie die gesprekken werden gevoerd. Ook zijn getuigen bevraagd over de stemmen van (andere) deelnemers aan gesprekken.

En door middel van het vergelijken van de inhoud van vele gesprekken met informatie uit open bronnen hebben internationale onderzoekers van het JIT gecontroleerd of de inhoud van gevoerde gesprekken past bij andere informatie uit dezelfde tijd.

Ten slotte is bekeken of er beschuldigingen van manipulatie van tapgesprekken zijn die voldoende specifiek zijn om onderzocht te worden door forensische deskundigen, waarbij ook advies is ingewonnen over deze vraag bij forensische deskundigen.

De hoeveelheid door het onderzoeksteam geanalyseerde gesprekken, de onderlinge samenhang tussen deze gesprekken, de samenhang tussen de gesprekken en andere bewijsbronnen en het feit dat deze in grote meerderheid zijn geselecteerd uit een nog veel grotere verzameling gesprekken door onderzoekers uit andere landen dan Oekraïne maken het uiterst onwaarschijnlijk dat de in het JIT gedeelde en gebruikte tapgesprekken zijn gemanipuleerd.

Wat het OM betreft is hiermee via verschillende methoden zo volledig mogelijk onderzoek gedaan naar de authenticiteit en inhoud van de telecomgegevens.

20

Onderzoek naar getuigen
Uitgesproken op de zitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag op 8 juni 2020.

Achterhalen getuigen
Vanaf het begin van het onderzoek was duidelijk dat het achterhalen van getuigen door de oorlogsomstandigheden in Oost-Oekraïne buitengewoon ingewikkeld zou worden. Toch heeft het JIT veel moeite gedaan om getuigen te vinden en dat heeft goede resultaten opgeleverd.

Het JIT heeft bewust verschillende methoden ingezet in de zoektocht naar getuigen, om zo iedereen met relevante informatie te kunnen bereiken.

De eerste manier waarop getuigen zijn binnengekomen, is via de Oekraïense autoriteiten. Meerdere getuigen hebben zich gemeld bij de SBU, zijn door de SBU benaderd of zijn door de SBU aangehouden in onderzoeken naar andere misdrijven in Oekraïne en vervolgens gehoord als getuigen over het neerschieten van MH17.

Een tweede wijze waarop getuigen bekend werden, was door de hulp van andere landen. Verschillende andere landen zijn bevraagd op mogelijk relevante informatie voor het onderzoek. Dat heeft verklaringen opgeleverd van getuigen die zich inmiddels bevonden in die andere landen. Zo heeft onder meer de Russische Federatie meerdere getuigenverklaringen aangeleverd. Al die verklaringen afkomstig uit andere landen zijn in het onderzoek betrokken en in het dossier gevoegd voor zover relevant. Zoals bij alle getuigenverklaringen is daarbij uiteraard wel gekeken of een getuige informatie had die kon bijdragen aan het onderzoek. Als een getuige bijvoorbeeld verklaarde alleen een knal te hebben gehoord of wel het neergeschoten vliegtuig te hebben zien vallen maar niet te hebben gezien wat daarvoor gebeurde, is zo’n verklaring niet in het dossier gevoegd.

Een derde manier waarop naar getuigen is gezocht is door middel van getuigenoproepen. In de afgelopen jaren is meermalen en op vele verschillende manieren een oproep gedaan aan getuigen om zich te melden. Er is gebruik gemaakt van algemene oproepen die zijn verspreid via meerdere internationale persconferenties, door plaatsing op websites en internetfora, via sociale media,   radiospotjes, door verspreiding van gedrukte kaartjes met de getuigenoproep bij (hoger) onderwijsinstellingen in Oost-Oekraïne. Er is ook gebruik gemaakt van gerichte oproepen die zijn verstuurd via e-mails, sociale media en SMS berichten naar duizenden personen in Oost-Oekraïne die bijvoorbeeld op grond van telecomgegevens als mogelijke getuige konden worden aangemerkt. De reacties op deze getuigenoproepen werden door de Nederlandse politie geregistreerd en verwerkt.   

Als vierde methode heeft het onderzoeksteam op basis van open bronnen en onderzoeksresultaten zelf gericht individuele personen benaderd om een getuigenverklaring af te leggen. Dit waren bijvoorbeeld mensen die door andere getuigen werden genoemd of personen die als potentiele getuigen konden worden geïdentificeerd in publicaties of via sociale media.

Op verzoek van sommige getuigen zijn hun tegenover Nederlandse politiemensen afgelegde verklaringen wel gevoegd in dit procesdossier maar worden deze niet gedeeld met de Oekraïense autoriteiten. Dat is bewilligd in een dergelijk verzoek zegt op zichzelf niets over een mogelijk risico dat die getuigen lopen, maar is simpelweg ingegeven door de wens om zoveel mogelijk getuigen die kunnen beschikken over relevante informatie een verklaring af te laten leggen.

Deze gevarieerde werkwijze heeft vele tientallen relevante getuigenverklaringen opgeleverd van personen uit heel verschillende hoeken. Getuigen zijn niet alleen gehoord in Oekraïne maar ook telefonisch, via een internetverbinding en in andere landen. Door verschillende manieren van het zoeken naar getuigen te combineren met verschillende manieren om getuigenverhoren uit te voeren kon iedere mogelijke getuige die dat wilde in het onderzoek worden betrokken.

Onder de getuigen in het dossier bevinden zich burgers uit Oekraïne en Rusland, personen die gevochten hebben aan de kant van de DPR, Oekraïense militairen, luchtverkeersleiders, journalisten, kritische volgers van het JIT-onderzoek, radartechnici en militaire deskundigen. Er zijn getuigen die verklaren dat zij zagen hoe vlucht MH17 werd neergeschoten door een gevechtsvliegtuig, getuigen die verklaren over de aanvoer van een Buk-TELAR, getuigen die zich op 17 juli 2014 op de afvuurlocatie bij Pervomaiskyi bevonden en getuigen die verklaren over hun persoonlijke betrokkenheid bij de contacten tussen de gewapende groep van de verdachten en de Russische Federatie of bij de afvoer van de Buk-TELAR naar de Russische Federatie.

Dreiging
In het contact met getuigen is gedurende het hele onderzoek zo veilig mogelijk gewerkt.

Op de zitting in maart zijn we al ingegaan op het veiligheidsrisico voor getuigen in dit onderzoek.

Nu zullen we uitleggen op welke wijze in het onderzoek is geborgd dat de verklaringen van anonieme getuigen op een zorgvuldige en bruikbare manier tot stand zijn gekomen.

Waarborgen
Afscherming van getuigen is in dit strafproces op verschillende manieren gedaan.

Van een aantal getuigen zijn de identiteitsgegevens bij de politie bekend, maar is in het proces-verbaal van verhoor in plaats daarvan een (uniek) G-nummer vermeld.

Bij andere getuigen was dat, gelet op de risico’s, niet voldoende en is bij de rechter-commissaris op grond van de regeling in artikel 149b Wetboek van Strafvordering gevorderd toe te staan dat bepaalde informatie uit de verklaring, die bijvoorbeeld kan leiden tot de identiteit van de getuige, buiten het dossier wordt gelaten.

De rechter-commissaris heeft in die gevallen de getuige niet zelf gehoord, maar heeft het politieverhoor en eventuele andere relevante stukken gelezen en beoordeeld of verwijdering van de informatie echt noodzakelijk is, of de te verwijderen informatie niet ontlastend is, en of de verklaring zoals die uiteindelijk in het dossier komt, een eerlijke weergave is van de volledige verklaring.

Desgewenst kunnen het Openbaar Ministerie en de verdediging nog aanvullende vragen laten stellen aan deze getuigen. Ook kan de betrouwbaarheid van hun verklaring natuurlijk beoordeeld worden aan de hand van de rest van het bewijs in het dossier. Waar in het dossier een getuigencode, beginnend met de letter S is gebruikt, heeft afscherming op basis van artikel 149b Wetboek van Strafvordering plaatsgevonden.

Daarnaast is een aantal getuigen door de rechter-commissaris afgeschermd volgens de procedure voor bedreigd anonieme getuigen (zoals opgenomen in de artikelen 226a tot en met 226f van het Wetboek van Strafvordering). Deze getuigen zijn na hun politieverhoor nog een keer door de rechter-commissaris zelf gehoord. De meeste van deze verhoren door de rechter-commissaris hebben plaatsgevonden in 2019. Dat was niet het eerste moment waarop deze getuigen in het onderzoek bekend werden. Al deze getuigen hebben eerder in het onderzoek verklaringen afgelegd bij de politie, sommigen al in 2014.

De rechter-commissaris heeft steeds eerst de identiteit van de getuige gecontroleerd en van iedere getuige vastgesteld of het werkelijk nodig was om anoniem te getuigen. Ook heeft de rechter-commissaris gecontroleerd hoe de getuige is gevonden door het onderzoeksteam, welke contacten de getuige met anderen heeft gehad en welke motieven de getuige had om te verklaren. Dat de identiteitsgegevens van deze getuigen niet in het dossier of op zitting bekend worden gemaakt, betekent dus niet een gebrek aan controle op wie zij zijn of wat zij verklaren. In het Nederlandse rechtssysteem doet een onafhankelijke onderzoeksrechter nauwgezet onderzoek naar de identiteit van anonieme bedreigde getuigen, naar de vraag of hun anonimiteit noodzakelijk is en naar de inhoud van hun verklaring.

De rechter-commissaris heeft de bedreigd anonieme getuigen niet alleen persoonlijk gehoord, maar ook een eigen onderzoek gedaan naar hun betrouwbaarheid en daarvan een verslag opgemaakt voor het procesdossier. De rechter-commissaris heeft hierbij gecontroleerd of de door de getuige afgelegde verklaring tegenover de rechter-commissaris overeen komt met de eerdere verklaring van diezelfde getuige tegenover de politie. Ook heeft de rechter-commissaris beoordeeld of de afgelegde verklaringen coherent, logisch, plausibel, consistent en gedetailleerd waren en of de verklaringen overeenstemden met bewijsmateriaal uit het dossier en met open bronnen. Voor dat betrouwbaarheidsonderzoek kon de rechter-commissaris bijvoorbeeld gebruik maken van documenten en telecomgegevens van de getuigen, waaruit hun aanwezigheid op een bepaalde tijd en plaats bleek.

Van het vaak zeer uitgebreide verhoor van de getuige, maakt de rechter-commissaris voor het procesdossier een aparte, geanonimiseerde verklaring op. Die geanonimiseerde verklaring is samen met een verslag van het betrouwbaarheidsonderzoek door de rechter-commissaris inmiddels voor alle 226a-getuigen in het procesdossier gevoegd. Het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn bij de verhoren door de rechter-commissaris niet aanwezig geweest maar kunnen ook aan deze getuigen nog wel aanvullende vragen laten stellen. Deze categorie van zogenaamde 226a-getuigen heeft steeds een getuigencode die begint met de letter V, met uitzondering van getuige X48.

De getuigencodes in het onderzoek zijn zo gekozen dat aan de code niet afgelezen kan worden wanneer een getuige in beeld kwam bij het onderzoek. De codes zijn daarom niet chronologisch oplopend. Er zijn bijvoorbeeld geen getuigen X1 tot en met X47.

Tegen de beslissing van de rechter-commissaris om een getuige zelf anoniem te horen kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Verdachte Pulatov heeft dat gedaan. De wet schrijft voor dat zo’n beroep wordt behandeld in een besloten raadkamerzitting, door andere rechters dan de rechters die de zaak op zitting inhoudelijk behandelen.

Na de publieke zitting in maart in deze zaak hebben die andere rechters van de rechtbank Den Haag beslist op het hoger beroep van verdachte Pulatov. Zij hebben geconcludeerd dat de rechter-commissaris voldoende onderzoek heeft gedaan naar de dreiging tegen de getuigen en in alle gevallen op goede gronden de status van anonieme bedreigde getuige heeft verleend. In één geval is daarbij een procedurele fout gemaakt. Om die reden is de statusverlening aan de getuige V11 in hoger beroep vernietigd.

Er is in dit proces een aanzienlijk aantal anonieme getuigen, maar er is ook een onafhankelijke onderzoeksrechter die alle beschikbare informatie heeft over die getuigen. Die onderzoeksrechter  heeft steeds gecontroleerd of de toegepaste anonimisering noodzakelijk en rechtmatig is, en onderzocht of de getuigen betrouwbaar zijn. Het werk van de onderzoeksrechter is gecontroleerd in het hoger beroep van Pulatov door drie rechters die hebben beoordeeld of de rechten van Pulatov zijn gerespecteerd.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/anonimiseren-getuigenverklaringen-schema-149b-procedure.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/anonimiseren-getuigenverklaringen-schema-226a-procedure.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/anonimiseren-getuigenverklaringen-schema-226a-procedure---2.png

21

Onderzoek naar foto's en video's
Uitgesproken op de zitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag op 8 juni 2020.

Naast de forensische bevindingen, telecomgegevens en getuigenverklaringen was het onderzoek ook gericht op het verzamelen van relevante foto’s en video’s. Daarbij is gezocht naar beelden die informatie gaven over omstandigheden in de lucht en op de grond. Zo is gericht gekeken naar foto’s en video’s van 17 juli 2014 van het luchtruim waar MH17 is neergeschoten. Dat heeft geen beelden opgeleverd van MH17 of andere vliegtuigen, maar wel van rook- en condenssporen in de lucht. Daarnaast is gezocht naar opnamen die informatie konden geven over de omstandigheden op de grond in Oekraïne en de Russische Federatie over een ruimere periode. Dit heeft een groot aantal foto’s en video’s opgeleverd van verschillende onderwerpen, zoals van de wrakstukken van MH17, van Buk-systemen en heel specifiek een Buk-systeem dat op 17 en 18 juli vervoerd werd in Oost-Oekraïne, van een verbrand landbouwveld en van  interviews van verdachten en andere DPR-strijders.

Dit beeldmateriaal is op verschillende manieren verkregen. Een groot deel ervan is veilig gesteld van internet. Die beelden waren door verschillende personen gepubliceerd, zoals journalisten en lokale bewoners. Hoe dit onderzoek naar digitale bronnen is verlopen, lichten we hierna nog toe. Andere foto’s en video’s zijn op andere wijze verzameld. Deze zijn bijvoorbeeld rechtstreeks toegestuurd aan het JIT, naar aanleiding van getuigenoproepen, of ze zijn tijdens verhoren door getuigen verstrekt.

Hierna, bij de bespreking van het onderzoek naar verschillende scenario’s, zullen wij hier enkele voorbeelden van geven. Dan zullen wij beschrijven wanneer en op welke wijze die betreffende foto of video in het onderzoek is verkregen en hoe deze vervolgens is gevalideerd. Aan de hand van die voorbeelden kan inzicht worden gegeven in de wijze en het verloop van het onderzoek.

22

Onderzoek naar digitale bronnen
Uitgesproken op de zitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag op 8 juni 2020.

Als laatste bespreken we het onderzoek naar digitale bronnen.

Het onderzoek naar de oorzaak van de crash van MH17 vond plaats onder de ogen van de wereld. Naast officiële onderzoeksinstanties, zoals de Onderzoeksraad voor Veiligheid en het JIT, deden daar ook particulieren aan mee. Zij plaatsten hun onderzoekresultaten op internet. Journalisten deden verslag van eigen waarnemingen van een Buk-systeem kort voor de crash, eigen onderzoek naar mogelijke afvuurlocaties en interviews met getuigen over aanvallen vanaf de grond en vanuit de lucht. Particulieren plaatsten berichten op sociale media, waaronder verklaringen, foto’s en video’s van een Buk-transport en een condensspoor van een mogelijke raket. Ook leden van de DPR brachten verklaringen naar buiten over de mogelijke toedracht. Russische en Amerikaanse autoriteiten spraken zich uit en noemden mogelijke oorzaken van de crash. Zo kreeg het onderzoeksteam te maken met een stroom aan publieke informatie, die verspreid werd via sociale media en nieuwsdiensten. Daarbij moesten verschillende keuzes worden gemaakt.

In de eerste plaats werd gekozen voor een open blik. Omdat het onderzoeksteam verschillende scenario’s onderzocht, moest er een groot net worden gebruikt. Publicaties op het internet over MH17 konden niet zomaar terzijde worden geschoven en werden dus veilig gesteld.

In de tweede plaats was het belangrijk dat die veiliggestelde informatie werd opgeslagen en bewaard. Het onderzoeksteam kon de enorme stroom aan nieuwe informatie in open bronnen nu eenmaal niet meteen na publicatie laten vertalen en beoordelen. Bovendien werd in de loop van het onderzoek pas duidelijker welke informatie relevant was en welke niet. Daarom moest informatie die werd gepubliceerd op het internet in brede zin worden gekopieerd en bewaard, voor latere vertaling en analyse.

In de derde plaats is gekozen voor een dynamische aanpak, waarbij op verschillende momenten kopieën gemaakt werden. Wat het ene moment op internet werd geplaatst, kon het volgende moment immers alweer verdwenen of gewijzigd zijn. Zo zijn diverse relevante sociale media berichten die al kort na het neerstorten van vlucht MH17 op internet werden geplaatst later verwijderd of aangepast. Wij zullen dat later laten zien als we bespreken welke verschillende scenario’s te zien waren in de eerste reacties na de ramp. Daarom moest er bij herhaling op een pauzeknop worden gedrukt: er moesten momentopnamen worden gemaakt van potentieel relevante pagina’s.

Hierbij werd gebruik gemaakt van softwareprogramma’s. Aan de hand van zoektermen werden pagina’s verzameld en gekopieerd. Binnen die gekopieerde internetpagina’s vond vervolgens een nadere zoekslag plaats. In de eerste fase van het onderzoek werden alleen de openbare, voor het publiek eenvoudig toegankelijke, pagina’s bezocht en veilig gesteld. Het internetonderzoek ging niet verder dan de pagina’s die een gemiddelde gebruiker openbaar zou noemen. Voor toegang tot relevante sociale media werd alleen een passief account aangemaakt. Daarmee kon toegang worden verkregen tot de publieke ruimte van dat medium. In de eerste fase van het onderzoek werd ervoor gekozen om deze accounts nog niet te gebruiken om toegang te krijgen tot kleinere groepen. Er is aanvankelijk dus alleen informatie verzameld die voor iedereen toegankelijk op het internet is geplaatst, al dan niet met een registratie die door iedere willekeurige burger kon worden verricht.

Op deze manier werd een grote hoeveelheid aan publieke informatie veilig gesteld. Deze opgeslagen gegevens zijn in een later stadium geanalyseerd. Dit heeft veel relevante informatie opgeleverd: van meldingen van ooggetuigen en video- en fotomateriaal tot verklaringen van verdachten en andere betrokkenen.

Later in het onderzoek is ook gerichter en dieper gezocht naar informatie over personen. Daarbij is gebruik gemaakt van bijzondere wettelijke opsporingsbevoegdheden. Waar nodig is hiervoor toestemming gevraagd aan de rechter-commissaris. In het BOB-dossier (het dossier betreffende de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden) is per verdachte een overzicht opgenomen van de opsporingsbevoegdheden die zijn ingezet. Op die manier is bijvoorbeeld toegang verkregen tot besloten gedeelten van internetfora.

23

Onderzoek naar radargegevens
Uitgesproken op de zitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag op 9 juni 2020.

Het onderzoek heeft zich verder gericht op radargegevens. Die zouden namelijk informatie kunnen geven over het mogelijke wapen waarmee MH17 is neergeschoten.

Om te begrijpen hoe dat onderzoek is verlopen en welke informatie het precies heeft opgeleverd, is het van belang om te weten welke informatie een radar nu eigenlijk registreert. Daarom zullen wij eerst een algemene toelichting geven op de werking van de radar. Deze toelichting is gebaseerd op informatie uit verschillende bronnen die zijn opgenomen in het dossier, waaronder de rapporten van twee radardeskundigen die benoemd zijn door de rechter-commissaris, bevindingen van de Dienst Luchtvaart van de Nationale Politie, het rapport en de onderzoeksverantwoording van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en presentaties van de Russische wapenfabrikant Almaz Antey. Na uitleg over de werking van de radar zullen wij bespreken hoe het onderzoek naar radargegevens is verlopen, welke data dit heeft opgeleverd en welke informatie daaruit volgens verschillende bronnen zou kunnen worden afgeleid.

Algemeen: werking van radar
Bij de beoordeling van radargegevens (zowel die van militaire als burgerlijke radarinstallaties) moet onderscheid worden gemaakt tussen primaire en secundaire radar.

Een primaire radar zendt radiogolven uit in de vorm van pulsen. Wanneer die pulsen een willekeurig object raken, worden ze weerkaatst. Een deel van die reflectie of echo kan weer worden opgevangen door de primaire radar. Deze echo wordt dan geregistreerd en vertaald in informatie op een radarbeeldscherm. Primaire radar geeft dus informatie over alle typen objecten, zolang ze maar voldoende reflectie geven.

Een secundaire radar werkt anders. Deze radar vraagt doelgericht informatie op bij een transponder aan boord van een vliegtuig of ander luchtvaartuig. Het signaal van die transponder bevat informatie over het vliegtuig, zoals positie, hoogte, snelheid en vluchtnummer. Dit signaal wordt teruggestuurd naar de secundaire radar en vertaald in concrete gegevens op het radarscherm. Zonder transponder ontvangt een secundaire radar geen informatie. Burgervliegtuigen dragen transponders. Secundaire radar geeft de luchtverkeersleiding een concreet en gedetailleerd beeld van het burgerluchtverkeer.

De luchtverkeersleiding maakt vaak gebruik van een combinatie van primaire en secundaire radar. De informatie van beide radarsystemen wordt dan samengebracht op één radarscherm.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/secundaire-radar-transponder-schermweergave.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/primaire-radar-en-secundaire-radar.png

24

Primaire radar
Primaire radar geeft informatie over verschillende objecten in het luchtruim, maar niet over alle objecten. Een primair radarsysteem heeft beperkingen.

In de eerste plaats kunnen objecten buiten het bereik blijven van de uitgezonden radarpulsen. Dan kunnen er ook geen echo’s worden teruggezonden. Dit kan gebeuren doordat de pulsen worden geblokkeerd of opgevangen door bijvoorbeeld bergen, heuvels, regenbuien en wolken. Als een radarsysteem verder weg staat, kan de bolling van de aarde een object aan het zicht van de radar onttrekken.


In de tweede plaats zendt een luchtradar niet permanent pulsen in de richting van een zelfde object. Dat gebeurt met intervallen. Om breder beeld van het luchtruim te krijgen, draait een radar vaak rond. Bij elke omwenteling komt een object in de baan van de radarbundel en stuurt het echo’s terug. Het aantal echo’s dat een radar van een object ontvangt, wordt dus bepaald door de snelheid waarmee de radar draait en de snelheid waarmee het object vliegt.

In de derde plaats is de waarneming van de radar afhankelijk van de detecteerbaarheid van het object. Dat wordt radar cross section genoemd of RCS. Dat wil zeggen: het vermogen van een object om de verzonden radarpulsen terug te kaatsen naar de radar. De grootte van dat vermogen (de hoogte van de radar cross section) hangt af van verschillende eigenschappen: van de omvang en het materiaal van het object, maar ook van de vorm, de richting en de oriëntatie van het object. Afhankelijk van de hoek waaronder een object door de radar wordt aangestraald, levert dit een sterkere of zwakkere echo op. Grotere en meer-vormige objecten zullen een sterker signaal reflecteren. Zoals vliegtuigen met uitstekende vleugels en motoren. Deze hebben een hogere radar cross section. Eenvormige objecten zullen een zwakker signaal reflecteren. Deze hebben een lagere radar cross section. Als een object vanuit verschillende hoeken bezien een andere vorm en afmeting heeft, is de radar cross section vanuit die verschillende hoeken verschillend. Een vliegtuig heeft in vooraanzicht een kleinere radar cross section dan van opzij. Als de radar het vliegtuig van de zijkant aanstraalt, is de echo sterker dan wanneer de radar het vliegtuig recht van voren aanstraalt.

Primaire radar - radar cross sectionVergroot afbeelding
Eén van de twee deskundigen heeft de radar cross section van verschillende luchtvaartuigen genoemd, zoals die is opgenomen in de literatuur: zo heeft een Boeing 777-200 een radar cross section van 40 m², een gevechtsvliegtuig een radar cross section van 2 tot 6 m² en een kleinere drone (type Orlan-10) een radar cross section van 1 m². Volgens diezelfde literatuur heeft een Buk-raket een radar cross section van 3 m² van opzij en een radar cross section van 0,5 m² van voren. Almaz Antey, de fabrikant van de Buk, komt op vergelijkbare cijfers. Volgens de fabrikant heeft de raket een radar cross section van 3,2 m² van opzij en een radar cross section van 0,3 m² van voren. Deze cijfers laten zien dat de hoek waaronder een raket door een primaire radar wordt aangestraald groot verschil maakt voor zijn detecteerbaarheid.

Tot slot zijn er de instellingen van het radarsysteem zelf. Niet elke reflectie van een object wordt opgeslagen en getoond op een beeldscherm. Als alle signalen van alle objecten zouden worden omgezet in stippen op een beeldscherm, zou dat beeld onleesbaar zijn. Dat levert alleen maar ruis  (clutter) op. Wij tonen u een willekeurig voorbeeld van een ongefilterd radarbeeld, afkomstig uit open bron. Als alle signalen van alle objecten zouden worden opgeslagen, vraagt dat onnodig veel geheugen van het radarsysteem. Daarom wordt alleen de relevante informatie geselecteerd en bewaard. Informatie die niet relevant is voor het doel van de betreffende radar, wordt niet bewaard. De opgevangen signalen worden dus als het ware gezeefd. Die zeef is afgestemd op het doel van de radar. Bij een luchtverkeersradar is dat doel het luchtverkeer te geleiden. De luchtverkeersleider heeft belang bij een schoon en overzichtelijk beeldscherm, zodat hij snel de juiste beslissingen kan nemen. Zonder complexe interpretatie. Een luchtverkeersradar wil dus echo’s blijven volgen van objecten die het gedrag vertonen van een luchtvaarttuig. Echo’s die van dat patroon afwijken, zijn voor deze radar niet relevant en worden niet bewaard. Alleen relevante echopatronen worden omgezet in een plot en bewaard. [1]

De bewaarde plots worden opnieuw gefilterd. De radarsoftware stelt bijvoorbeeld specifieke limieten aan snelheid, versnelling en afstand. Opgeslagen plots die buiten deze limieten vallen, worden niet in beeld gebracht. Alleen de relevante plots worden geselecteerd en getoond op het scherm van de luchtverkeersleider.

Een primaire luchtverkeersradar bewaart dus niet alle plots van objecten. En niet alle bewaarde plots worden getoond op een radarscherm. Dit is natuurlijk een sterk vereenvoudigde uitleg en we begrijpen dat we de complexiteit van de techniek van het systeem hiermee tekort doen.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/primaire-radar---data-bewaren.png
Secundaire radar
Anders dan een primaire radar verzamelt secundaire luchtverkeersradar doelgerichte informatie. Het zoekt contact met de transponders en ontvangt de gewenste informatie over het civiele luchtverkeer. Een secundaire luchtverkeersradar ontvangt alleen informatie over vliegtuigen met ingeschakelde transponders. Het ontvangt dus geen informatie over raketten of over vliegtuigen die geen transponder hebben of hun transponder hebben uitgeschakeld.

25

Beschikbare en verkregen radargegevens
Hiervoor hebben we toegelicht hoe radar volgens verschillende bronnen werkt. Nu zullen wij bespreken hoe het onderzoek naar de radargegevens is verlopen.

Volgens internationale voorschriften moeten luchtverkeersdiensten radarinformatie over incidenten en ongevallen bewaren.[1] Dit geldt alleen voor civiele luchtverkeersradars en niet voor militaire radarsystemen.

MH17 vloog binnen het bereik van Oekraïense en Russische radarsystemen. In elk geval binnen het bereik van civiele luchtverkeersradars, maar mogelijk ook binnen het bereik van militaire radars. Van beide staten zijn dus de beschikbare radargegevens opgevraagd.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/opgevraagde-radargegevens.png
Daarnaast is via de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst bij de NAVO nagevraagd of zij over relevante radargegevens beschikten van AWACS-vliegtuigen. Deze zogenaamde Airborne Warning And Control System vliegtuigen hebben radarsystemen voor de lange afstand en worden door de NAVO gebruikt voor surveillance in het Europese luchtruim. De Landelijk Officier van Justitie Terrorismebestrijding, inlichtingen- en veiligheidsdiensten heeft de staatsgeheime informatie ingezien die de NAVO aan de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst heeft verstrekt. Daaruit is niet gebleken dat een AWACS-vliegtuig relevante gegevens heeft geregistreerd of heeft kunnen registeren.

26

Oekraïne
Van Oekraïne is in eerste instantie alleen civiele secundaire radardata ontvangen. In drie vormen: ruwe gegevens, verwerkte gegevens en een video-opname van een beeldscherm met secundaire gegevens. Dezelfde gegevens had Oekraïne eerder aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid verstrekt. Deze secundaire radardata hebben alleen betrekking op het burgerluchtverkeer en konden geen informatie geven over een gevechtsvliegtuig of een raket. In eerste instantie heeft Oekraïne geen primaire radargegevens verstrekt.

Tegenover de Onderzoeksraad voor Veiligheid had Oekraïne verklaard dat er geen primaire radargegevens waren opgeslagen. Redenen hiervoor waren dat de civiele luchtverkeersradar niet werkte vanwege periodiek onderhoud en dat de militaire radarstations niet operationeel waren, omdat er geen Oekraïense militaire vluchten waren in de sector van MH17.

Door het JIT is niet alleen onderzoek gedaan naar de radargegevens die Oekraïne wel verstrekt heeft maar is ook onderzoek gedaan naar de opgegeven redenen waarom geen primaire radargegevens verstrekt konden worden. Aan het JIT heeft Oekraïne desgevraagd een overzicht verstrekt van de beschikbare vaste, civiele luchtverkeersradars in de regio. Volgens dit overzicht vloog MH17 binnen het bereik van een aantal primaire radars: in Chuguev, Artemivsk en Donetsk. De laatste radar was uitgeschakeld, omdat deze zich bevond in het gebied dat onder controle stond van de DPR. Volgens de Oekraïense autoriteiten was de primaire luchtverkeersradar in Artemivsk buiten werking gesteld door separatisten. De primaire luchtverkeersradar in Chuguev was niet actief vanwege gepland onderhoud. De primaire radar van Dnipropetrovsk was wel in gebruik, maar had onvoldoende bereik.

Het onderzoeksteam heeft deze Oekraïense stellingen onderzocht. Daarbij zijn medewerkers van de civiele en de militaire luchtverkeersleiding gehoord. Over de vaste primaire radar in Chuguev zijn nog eens vier getuigen gehoord: een onderhoudsmanager en drie radartechnici. Bij die verhoren zijn een onderhoudsschema en onderhoudslogboeken overgelegd. Uit die verklaringen en administratie volgt dat de primaire radar in Chuguev op 17 juli 2014 was uitgeschakeld vanwege onderhoud op het moment dat MH17 werd neergeschoten: tussen 7:00 en 14:00 uur UTC. Over de primaire radar in Artemivsk zijn stukken opgevraagd bij de Oekraïense luchtverkeersautoriteit. Uit die stukken en een verklaring van de militaire luchtverkeersleider blijkt dat het civiele radarstation van de primaire TRLK-10 radar op 16 juni 2014 is overlopen en vernield door een gewapende groep. Daarna kwam het pas op 13 september 2014 weer in handen van Oekraïense troepen.

In het onderzoek naar Oekraïense radargegevens is niet alleen gekeken naar civiele of gecombineerd civiel-militaire radarsystemen, maar ook naar zelfstandige militaire radarsystemen. In de loop van het onderzoek zijn er primaire data verkregen van een Oekraïense mobiele militaire radar van het type P18 Malakhit. Wij tonen een foto van dit type radar uit open bron. Beeldmateriaal van de betreffende radar zit in het dossier. Deze mobiele radar stond op 17 juli 2014 opgesteld bij Rohan, in de buurt van Kharkiv, op een afstand van meer dan 250 kilometer van het rampgebied. Het onderzoeksteam heeft de ontwikkelaar van het softwaresysteem van deze radar gehoord en de verwerkte primaire radarbeelden met hem bekeken. Daarop was geen raket of vliegtuig in de buurt van MH17 te zien. Vanwege de filterinstellingen van het systeem was het radarsysteem volgens de ontwikkelaar niet in staat om een Buk-raket te detecteren. Verder werden niet alle onderliggende data opgeslagen, omdat dit te veel geheugencapaciteit kostte. Deze militaire mobiele primaire radar was in gebruik bij de 164e Radiotechnische Brigade van de Oekraïense krijgsmacht. Zes leden van deze eenheid zijn als getuigen gehoord. Eén van hen heeft MH17 van zijn radarscherm zien verdwijnen. Volgens hem werden er op dat moment geen andere objecten geregistreerd.

Andere radargegevens heeft Oekraïne niet verstrekt. Het onderzoek naar de radarcapaciteit van Oekraïne op 17 juli 2014 heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat Oekraïne over andere relevante radargegevens beschikte dan er aan het JIT zijn verstrekt.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/primaire-radar-oekraine.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/primaire-radar-oekraine-p18-malakhit-voertuig.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/primaire-radar-oekraine-p18-malakhit-beeld.png

27

Russische Federatie
Toen MH17 werd neergeschoten vloog het binnen het bereik van twee Russische civiele primaire luchtverkeersradars, één in Ust-Donetsk en de ander in Buturinskoe.

Op 21 juli 2014 heeft het Russische Ministerie van Defensie op een persconferentie radarbeelden getoond, waarop radarplots te zien zijn in de buurt van MH17, kort na het neerschieten. Volgens het Ministerie van Defensie waren deze plots gedetecteerd door beide radarsystemen (in Ust-Donetsk en Buturinskoe) en konden deze worden toegeschreven aan een gevechtsvliegtuig. Op de persconferentie werd gezegd:

“Het toestel wordt consistent waargenomen door radarposten van Ust-Donetsk en Buturinskoe gedurende 4 minuten. Een luchtverkeersleider kan bij de aanvraag van de karakteristieken van het onlangs verschenen vliegtuig de parameters niet krijgen, want naar alle waarschijnlijkheid is het toestel niet uitgerust met een secundair identificatiesysteem, wat typisch is voor militaire vliegtuigen.”

Volgens deze mededeling zijn de laatste minuten van vlucht MH17 dus vastgelegd door de primaire radars van twee Russische radarstations: in Ust-Donetsk en Buturinskoe.

Op 15 oktober 2014 heeft het Openbaar Ministerie de Russische Federatie verzocht om alle beschikbare primaire radardata te verstrekken, dus niet alleen die van civiele luchtverkeersradars, maar ook van militaire systemen. Gezien het gewapend conflict aan de andere zijde van de van Russische grens en het optreden daarin van de Oekraïense luchtmacht, lag het voor de hand dat de Russische Federatie ook gebruik maakte van militaire primaire radarsystemen.

In april 2015 heeft de Russische Federatie een video-opname verstrekt van een beeldscherm waarop een combinatie van primaire en secundaire radargegevens te zien zijn.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/primaire-en-secundaire-radar-russische-federatie---still-uit-video.png
Deze opname kwam inhoudelijk overeen met een andere opname die Rusland eerder aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid had gegeven. De enige verschillen tussen deze beide video’s waren de duur van de opnamen en de omstandigheid dat ze vanuit verschillende hoeken zijn gefilmd. In mei 2015 heeft de Russische Federatie tegenover de Onderzoeksraad voor Veiligheid verklaard dat er geen onverwerkte primaire en secundaire radardata beschikbaar waren, omdat deze niet waren bewaard. Volgens Rusland was het niet verplicht om radargegevens te bewaren, omdat MH17 niet boven Russisch grondgebied was neergeschoten.

Uit onderzoek naar de weergave van de radarbeelden op de video’s volgden aanwijzingen dat die beelden afkomstig waren uit het permanente geheugen van het radarsysteem. Dat betekende dat de primaire radargegevens wel degelijk bewaard waren. Daarom heeft het Openbaar Ministerie op 1 juni 2016 opnieuw om die gegevens gevraagd.

Op 26 september 2016 brachten het Russische Ministerie van Defensie en Almaz Antey naar buiten dat de gevraagde radargegevens van de Ust-Donetsk radar waren teruggevonden. Dit keer meldden zij dat de plots in de buurt van MH17 volgens hen niet afkomstig waren van een gevechtsvliegtuig, maar van wrakstukken. Verder meldden zij dat de radardata geen plots van een raket bevatten. Op grond daarvan trokken zij de conclusie dat er geen Buk-raket kon zijn afgeschoten uit de richting van Snizhne, een plaats in de buurt van Pervomaiskyi. Twee dagen later, op 28 september 2016, heeft Almaz Antey een nadere toelichting gegeven op deze radargegevens.

Een maand na de Russische persconferenties van het Ministerie van Defensie en Almaz Antey werden de getoonde radargegevens alsnog verstrekt. De radardata waren vastgelegd in een Russisch softwareprogramma (VOI.exe). Eerder, op 11 januari 2016, had een anonieme bron screenshots van radarbeelden aan de Stichting Vliegramp MH17 gemaild. Deze screenshots kwamen overeen met het beeld van de radargegevens in het Russische VOI.exe softwareprogramma, die acht maanden later werden teruggevonden.

De rechter-commissaris heeft een radarspecialist van het Nederlandse Ministerie van Defensie als deskundige benoemd om de radargegevens in dit Russische programma te ontsluiten en te beoordelen. Dit is in twee fasen gebeurd. In eerste instantie ging de deskundige uit van de gegeven filterinstellingen, waardoor de registraties van objecten met een snelheid en versnelling boven een bepaalde limiet niet kon worden getoond. Daarna heeft de deskundige de software-instellingen kunnen wijzigen, waardoor de limieten konden worden verhoogd. Vervolgens zijn de radardata opnieuw onderzocht, met de maximale weergavelimieten.

Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie aan de Russische autoriteiten gevraagd om dezelfde radardata in het internationaal gangbare ASTERIX-formaat aan te leveren. Dat hebben de Russische autoriteiten gedaan, met de kanttekening dat er door het overzetten naar dit andere format gegevens verloren konden zijn gegaan.

De rechter-commissaris heeft een tweede radarspecialist, werkzaam bij EUROCONTROL, als deskundige benoemd om de in het ASTERIX-formaat aangeleverde radargegevens te ontsluiten. Volgens deze deskundige is er geen relevante informatie verloren gegaan, omdat ASTERIX alle relevante informatie met betrekking tot een Buk-raket kan weergeven.

Bij brief van 18 februari 2020 heeft de Russische Federatie in antwoord op het rechtshulpverzoek van 15 oktober 2014 en latere herinneringen bericht dat het niet over de radargegevens van het andere radarstation, in Buturinskoe, beschikt, omdat de bewaartermijn zou zijn verstreken. Wij tonen nu het aangenomen bereik van de civiele radarstations in Buturinskoe en Ust-Donetsk. Hoewel het rechtshulpverzoek, zoals gezegd, was gericht op alle beschikbare primaire radargegevens, hebben wij nooit informatie ontvangen van de Russische Federatie over andere radarsystemen, zoals die van de Russische krijgsmacht.

Tot slot heeft het onderzoeksteam van de Onderzoeksraad voor Veiligheid de opnamen ontvangen van telefonische communicatie tussen de Oekraïense en Russische luchtverkeersleiding. Daaruit blijkt dat een Oekraïense luchtverkeersleider in Dnipropetrovsk kort na 13:22:05 uur (UTC) - dus iets meer dan 2 minuten na het neerhalen van MH17 - tegen de Russische luchtverkeersleiding in Rostov heeft gezegd dat vlucht MH17 (kennelijk van het Oekraïense radarscherm) is verdwenen en aan zijn Russische collega vraagt of zij nog iets zien op hun (Russische) “primaire” radar. Daarop geeft de Russische luchtverkeersleider aan dat zij “niets” zien.

https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/primaire-en-secundaire-radar-russische-federatie---gegevens-nationaal-format.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/primaire-en-secundaire-radar-russische-federatie---gegevens-internationaal-format.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/primaire-radar-russische-federatie.png

28

Relevantie verkregen radargegevens
Voor de beoordeling of het onderzoek naar de radargegevens volledig is geweest, moet worden vastgesteld wat de Oekraïense en Russische radargegevens aan relevante informatie hebben opgeleverd en wat eventueel vervolgonderzoek nog aan die informatie kan toevoegen. Daarom zullen wij nu kort ingaan op de beoordeling van de verkregen gegevens door verschillende deskundigen en specialisten in het voorbereidend onderzoek. Op basis daarvan kan de volledigheid van dit onderzoek goed worden beoordeeld.

Er zijn geen relevante verschillen gevonden tussen de Oekraïense en Russische secundaire en primaire radargegevens. Om te kunnen vaststellen of er andere objecten in de omgeving waren van MH17, zoals een gevechtsvliegtuig of een raket, moet worden teruggevallen op de Russische primaire radargegevens van de luchtverkeersradar in Ust-Donetsk. Deze data bieden meer informatie dan de Oekraïense primaire gegevens van de mobiele militaire radar bij Kharkiv. De Oekraïense gegevens geven geen aanwijzing voor een vliegtuig of een Buk-raket, maar volgens de ontwikkelaar kan dit systeem vanwege zijn filterinstellingen ook geen raket detecteren.

De Russische primaire data zijn besproken door de Russische wapenfabrikant Almaz Antey en het Russische Ministerie van Defensie op 26 en 28 september 2016 en beoordeeld door de twee genoemde deskundigen die door de rechter-commissaris zijn benoemd. Eerder heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid een video-opname geanalyseerd van de primaire radarbeelden van hetzelfde radarstation.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/primaire-en-secundaire-radar-russische-federatie---andere-burgervluchten.png
Deze radargegevens bevatten detectie van vlucht MH17 en drie andere verkeersvliegtuigen in de nabijheid: vluchten EVA88, SIA351 en AIC113.

Beide benoemde deskundigen, de Onderzoeksraad voor Veiligheid, Almaz Antey en het Russische Ministerie van Defensie zijn het erover eens dat de Russische primaire radardata geen detectie bevatten van een gevechtsvliegtuig. Volgens de laatste beoordeling van het Russische Ministerie van Defensie en Almaz Antey zijn de na het moment van neerschieten nog zichtbare radarplots echo’s van wrakstukken van MH17. Dit sluit aan bij de beoordeling van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en de EUROCONTROL-deskundige. Ook de Russische verkeersleiding in Rostov heeft iets meer dan 2 minuten na het neerschieten van MH17 “niets” relevants op de primaire radar gezien, zo blijkt uit een telefoongesprek met de Oekraïense luchtverkeersleiding. De primaire radar heeft dus geen gevechtsvliegtuig gedetecteerd.

Verder zijn beide benoemde deskundigen, de Onderzoeksraad voor Veiligheid, Almaz Antey en het Russische Ministerie van Defensie het erover eens dat de Russische primaire radardata geen detectie bevatten van een raket.

29

Afwezigheid raket?
De volgende vraag die wij ons hebben gesteld is of de afwezigheid van radarecho’s van een raket ook aanwijzing is voor de afwezigheid van een raket zelf.

Volgens het Russische Ministerie van Defensie en Almaz Antey is dat het geval. Almaz Antey gaat uit van een radarrotatiesnelheid van 10 seconden en een vluchtduur van de raket (vanuit Pervomaiskyi) van 32 tot 36 seconden. Dat komt overeen met de berekening van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum van een vluchtduur van 32 seconden. Dat betekent dat de radar de raket drie tot vier keer had kunnen detecteren. Omdat hiervan geen plots te zien zijn, kan er volgens Almaz Antey geen raket zijn afgevuurd vanuit de richting van Snizhne. Daarbij stelt het Russische Ministerie van Defensie dat de primaire radar wel een Russische drone van het type Orlan-10 heeft gedetecteerd, maar geen raket. Terwijl een drone van dit type een lagere radar cross section heeft dan een Buk-raket. Als deze primaire radar wel een Orlan-10 drone (met een lagere radar cross section) heeft gedetecteerd, zou het ook een Buk-raket (met een hogere radar cross section) moeten hebben detecteren. Nu dit niet gebeurd is, was er volgens Almaz Antey en het Ministerie van Defensie geen Buk-raket vanuit de richting van Snizhne.

Deze stelling wordt door de twee benoemde deskundigen en de Onderzoeksraad voor Veiligheid betwist.

Ten eerste stellen zij dat, ook als wordt uitgegaan van de door Almaz Antey gestelde vluchtduur van de raket en rotatiesnelheid van de radar, het goed mogelijk is dat deze radar de raket niet heeft gedetecteerd. Als reden hiervoor noemen zij de beperkte detecteerbaarheid van een kleine en snel vliegende Buk-raket door een luchtverkeersradar van dit type, de Utes-T. Daarbij wijst de defensiedeskundige op twee concrete omstandigheden. In de eerste plaats op de hoek waarin de raket door de radar wordt aangestraald. Bij een lancering vanuit Pervomaiskyi straalde de radar in Ust-Donetsk de raket aan op de achterzijde. Ook volgens de cijfers van Almaz Antey had een Buk-raket dan een aanzienlijk lagere radar cross section. Mogelijk kleiner dan een drone. In de tweede plaats blijkt uit de Russische data dat de luchtverkeersradar de wel gedetecteerde, door de Russische autoriteiten genoemde, drone ook verschillende keren heeft gemist. Van vijftien rotaties (tegenover maximaal vier bij de raket) werd die drone vijf keer geheel niet gedetecteerd. Terwijl deze (beweerdelijke) drone een aanzienlijk lagere snelheid had dan een raket en dus veel beter te detecteren zou moeten zijn. Hierin vindt de defensiedeskundige aanwijzing dat de radar net zo goed de raket kan hebben gemist.

In de tweede plaats wijzen de defensie- en EUROCONTROL-deskundigen op de mogelijkheid dat de radar de raket wel kan hebben gedetecteerd, maar dat het systeem die detectie niet heeft bewaard, omdat deze informatie niet relevant was voor het doel van de betreffende radar: het volgen van civiel luchtverkeer. Omdat het vliegpatroon van een Buk-raket zo sterk afwijkt van dat van een vliegtuig, is een luchtverkeersradar er niet op ingesteld om de echo’s van een raket te bewaren.

In de derde plaats wijst de defensiedeskundige op de radarhorizon van de luchtverkeersradar in Ust-Donetsk. Volgens zijn berekening bedroeg deze 800 meter. Zolang de raket hieronder bleef, kon hij niet gesignaleerd worden. Daarmee zou de radar een eerste detectie van de raket hebben kunnen missen. Een vierde verklaring voor de afwezigheid van een detectie van een Buk-raket is volgens de EUROCONTROL-deskundige dat gedetecteerde en opgeslagen data uit het systeem kunnen worden verwijderd. Volgens hem is dit een zeer eenvoudige handeling en kan die verwijdering achteraf niet worden vastgesteld.

Volgens de twee deskundigen en de Onderzoeksraad voor Veiligheid kan de afwezigheid van echo’s van een raket in de data van de Russische luchtverkeersradar dus op verschillende manieren worden verklaard. De deskundigen en de Onderzoeksraad voor Veiligheid menen dat de data van de Russische luchtverkeersradar geen bewijs leveren voor de afwezigheid van een raket.

30

Afwezigheid gevechtsvliegtuig?
Geeft de afwezigheid van radardata van een gevechtsvliegtuig dan wel aanwijzing voor de afwezigheid van een gevechtsvliegtuig?

De defensiedeskundige heeft gewezen op het belang van de detecteerbaarheid van het object en het aantal keren dat het door de radar kan worden aangestraald (radarrotaties). Volgens hem heeft een gevechtsvliegtuig een aanzienlijk hogere radar cross section (RCS) dan de (vermeende) gedetecteerde drone. Verder wijst de EUROCONTROL-deskundige op de registraties van primaire echo’s van MH17 tussen het moment dat de transponder niet meer reageert en het toestel uiteenvalt. Onder die omstandigheden zou een gevechtsvliegtuig met vergelijkbare snelheid in de nabijheid van MH17 gedetecteerd moeten kunnen worden.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/primaire-en-secundaire-radar-russische-federatie-kort-na-neerschieten-mh17.png
Volgens andere bronnen is het veel waarschijnlijker dat een gevechtsvliegtuig wél zou zijn gedetecteerd door de Russische primaire radar, dan dat deze gemist zou zijn. Zo stelt de Onderzoekraad voor Veiligheid op basis van de video van de primaire radardata dat er geen militaire toestellen aanwezig waren binnen tenminste 30 kilometer van MH17. Als er sprake zou zijn geweest van een air-to-air aanval, zou een gevechtsvliegtuig in de primaire radardata wel geregistreerd moeten zijn, aldus de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Hetzelfde volgt uit de beoordeling van Almaz Antey en het Russische Ministerie van Defensie. Volgens hen laten de radardata geen registratie zien van een ander object in de buurt van MH17. Omdat een Buk-raket een hogere radar cross section heeft dan een drone (die volgens het Ministerie van Defensie en Almaz Antey wel gedetecteerd zou zijn), is dat volgens het Ministerie bewijs van de afwezigheid van een Buk-raket. Volgens deze redenering kan de mogelijkheid van een gevechtsvliegtuig, met een aanzienlijk hogere radar cross section dan een drone, op basis van dezelfde radardata worden uitgesloten. Dat is ook de conclusie van de persvoorlichter van Almaz Antey na het aanhoren van de presentatie van 28 september 2016. Zij vat samen dat er volgens de radardata geen vliegtuig in de buurt was van MH17.


Âû çäåñü » MH17: êàê è êòî? » Ñóä » JIT: Ñåññèè ñóäà, èþíü 2020