MH17: êàê è êòî?

Èíôîðìàöèÿ î ïîëüçîâàòåëå

Ïðèâåò, Ãîñòü! Âîéäèòå èëè çàðåãèñòðèðóéòåñü.


Âû çäåñü » MH17: êàê è êòî? » Ñóä » JIT: Ñåññèè ñóäà, 26 èþíÿ 2020


JIT: Ñåññèè ñóäà, 26 èþíÿ 2020

Ñîîáùåíèé 1 ñòðàíèöà 18 èç 18

1

https://www.om.nl/onderwerpen/mh17-vlie … -juni-2020

2

https://www.om.nl/onderwerpen/mh17-vlie … ing-deel-1
Reactie OM op verdediging (deel 1)
Uitgesproken op de zitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag op 26 juni 2020.
Inleiding
Begin deze week heeft Pulatov zich voor de tweede keer op zitting uitgelaten over zijn zaak, bij monde van zijn raadslieden. Op 9 maart heeft hij al aangeven dat hij niets met het neerhalen van MH17 te maken heeft gehad, al wilde hij daar op dat moment nog niet meer over zeggen. In deze tweede fase van zijn proces heeft Pulatov een groot aantal onderzoekswensen gedaan.

Vandaag zal het Openbaar Ministerie reageren. Hierna komen de volgende onderwerpen aan bod:

de vraag hoe dit proces verder moet verlopen;
de vorderingen van het Openbaar Ministerie en de vragen die uw rechtbank heeft gesteld op 10 juni;
de inzageverzoeken van de verdediging;
de onderzoekswensen van de verdediging;
de vraag of het onderzoek dat Pulatov heeft gevraagd relevante informatie kan opleveren als we in aanmerking nemen welk bewijs zich al in het dossier bevindt.
Vervolg van het strafproces
Op 10 juni hebben wij uw rechtbank gevraagd een voorlopige planning te maken voor het vervolg van dit proces. Wij hebben er daarbij op gewezen dat de zaken tegen de drie verstekverdachten in beginsel gereed zijn voor inhoudelijke behandeling. Naar het oordeel van het Openbaar Ministerie kunnen de vier strafzaken in dit proces alleen gelijktijdig behandeld worden als er concreet uitzicht is op een afronding binnen redelijke termijn. Is dat er niet, dan vragen de rechten en belangen van de andere drie verdachten, de nabestaanden en de samenleving in bredere zin dat de drie verstekzaken voortvarend worden afgerond en niet in de wachtstand blijven staan in afwachting van het moment dat Pulatov zijn procespositie kenbaar wenst te maken.

Hetgeen Pulatov bij monde van zijn raadslieden naar voren heeft gebracht deze week maakt de noodzaak om weloverwogen vooruit te plannen wat ons betreft niet kleiner maar groter. Zoals in ieder strafproces moet de inhoudelijke behandeling van het dossier daarbij centraal staan. Het is een vriendelijk gebaar van de verdediging om te zeggen dat het spreekrecht van de nabestaanden niet afhankelijk hoeft te zijn van de overige planning, maar de nabestaanden zijn daar niet mee geholpen. Dat spreekrecht kan niet in een procedureel vacuüm worden uitgeoefend. Zij hebben recht op duidelijkheid over de verdere voortgang, en moeten hun rechten – niet alleen het spreekrecht maar ook hun toelichting op een vordering benadeelde partij – desgewenst in één keer kunnen uitoefenen. De nabestaanden worden genoeg belast in dit strafproces. Dat moment voor de uitoefening van hun rechten is na de inhoudelijke behandeling. Het spreekrecht kan immers pas daarna volwaardig worden uitgeoefend.

Wij hebben kennis genomen van de brief die mevrouw Schijns gisteren namens het RBT heeft gestuurd aan uw rechtbank. In deze brief geeft zij aan dat het belang van de nabestaanden is gediend bij een voortvarende behandeling van de strafzaak maar dat het RBT een behandeling van de vorderingen in februari 2021 niet haalbaar acht. De reden daarvoor zou zijn dat de vorderingen in dat geval voor 1 november 2020 gereed moeten zijn, omdat de verdachten geruime tijd voor de behandeling van de vorderingen daarvan kennis hebben moeten kunnen nemen. Ook wordt de advisering door het RBT complex geacht en vraagt het RBT dat de toelichting op de vorderingen benadeelde partij niet plaatsvindt voordat de rechtbank tussentijds heeft beslist op de vraag naar het toepasselijke recht.

Deze opstelling van het RBT is voor het Openbaar Ministerie niet meteen begrijpelijk. Natuurlijk moeten de verdachten de gelegenheid krijgen de vorderingen benadeelde partij goed te bestuderen voor deze ter zitting worden besproken. Wij zien echter niet direct in dat het een wettelijke eis is dat de vorderingen zó ver voor de behandeling ingediend moeten worden. Ook vragen wij ons af of zoveel voorbereidingstijd voor een zo goed bemenst team als dit RBT daadwerkelijk nodig is.

Wat daar ook van zij, de mededeling van het RBT dat een grote groep door het RBT vertegenwoordigde nabestaanden een behandeling van hun vorderingen in februari 2021 niet haalbaar acht, is voor het Openbaar Ministerie reden ons verzoek ten aanzien van de planning aan te passen. Immers, als zowel de verdediging als het RBT namens een grote groep nabestaanden aangeeft meer tijd nodig te hebben dan de door het Openbaar Ministerie gewenste planning biedt, moeten wij ons daar rekenschap van geven. Wij persisteren wel bij ons verzoek van 10 juni jl. aan uw rechtbank om een voorlopige planning te bepalen voor het vervolg van dit strafproces. Naar aanleiding van de brief van het RBT verzoeken wij u nu echter concreet ten minste een voorlopige planning te bepalen voor de inhoudelijke behandeling van het dossier (in februari en maart 2021) en het maken van een (voorlopige) planning voor het uitoefenen van het spreekrecht, de bespreking van de schriftelijke slachtofferverklaringen en de behandeling van vorderingen van benadeelde partijen (in mei en juni 2021).

Wij begrijpen, ook nu, dat deze planning niet in steen gehouwen kan zijn, maar wij zien geen reden om geheel af te zien van een verdere planning.

Wij persisteren ook bij ons verzoek aan uw rechtbank om te beslissen over de vorm van de inhoudelijke behandeling, zodat alle betrokkenen weten wat van hen gevraagd wordt en zich daar goed op kunnen voorbereiden. De verdediging heeft op de terechtzitting van 23 juni 2020 te kennen gegeven bezwaar te hebben tegen een grotere rol van het Openbaar Ministerie bij het bespreken van het dossier. Een van de redenen is dat de verdediging het voorhouden van de stukken op grond van artikel 301 Sv een goede manier vindt om méér te weten over welke stukken de rechtbank relevant acht, over hoe bepaalde stukken worden begrepen en op welke punten er juist vragen zijn. De selectie van stukken geeft de verdediging inzicht in wat de rechtbank in het licht van de beslissingen ex 348 en 350 Sv relevant vindt. Voorts meent de verdediging dat bij de bespreking van de stukken objectiviteit in acht moet worden genomen en dat dit niet van het Openbaar Ministerie valt te verwachten. De verdediging verwijst daarbij naar de eigen uitleg dat het Openbaar Ministerie ten onrechte de uitlating van een getuige zou hebben genegeerd dat het maximale bereik van een Buk-raket 9M38-M1 wel 55 kilometer is. Wij zullen zo uitleggen dat deze bewering van de verdediging feitelijk onjuist is: dit heeft die getuige nooit gezegd, en wat hi wel heeft gezegd staat vermeld in het Wapen-dossier, waar de elders in het dossier gehanteerde 36 kilometer grens gemotiveerd op is gebaseerd. Voor een verwijt van een gebrek aan objectiviteit aan het adres van het Openbaar Ministerie zien wij geen redelijke gronden.

Ook de andere reden voor de aarzeling van de verdediging kunnen wij niet begrijpen. U heeft in uw brief van 12 mei jl. al aangegeven dat bij de inhoudelijke behandeling in ieder geval ook de inbreng van de verdediging (bijvoorbeeld naar aanleiding van uitgevoerde onderzoekswensen) door de rechtbank of de verdediging kan worden besproken en ook vragen, opmerkingen en observaties van de zijde van de rechtbank of verdediging aan de orde kunnen komen. Uiteraard is het niet de bedoeling dat alleen het Openbaar Ministerie stukken benoemt of aan het woord komt. Wij zien voor ons dat zowel Openbaar Ministerie als de verdediging de gelegenheid krijgt per onderwerp de relevante stukken in het dossier te bespreken, waarna alle ruimte is voor samenvatting, aanvulling, vragen en opmerkingen door de rechtbank. Ons inziens voldoet dat aan de eisen van art. 301 Sv.

De stelling van de verdediging dat het voorschrift van art. 301 Sv meer doelen dient dan de openbaarheid en de suggestie dat een doel van dat artikel zou zijn dat daardoor inzicht kan worden verkregen in de selectie van stukken die de rechter wenst te maken, de wijze waarop de rechter die stukken begrijpt en de vragen die de rechter er nog over heeft, is onjuist. Art. 301 Sv dient de (interne) openbaarheid en niet meer dan dat. Deze bepaling strekt ertoe dat de verdachte in het vonnis c.q. arrest niet wordt geconfronteerd met stukken die hij niet kent en die nadelig voor hem zijn.[1] De rechter mag natuurlijk ter zitting vragen stellen en opmerkingen maken over stukken, maar het is niet een doel van art. 301 Sv om dat te bevorderen of verplichten. Dat blijkt alleen al uit het voorschrift van art. 417 Sv dat stukken die in eerste aanleg zijn voorgehouden in hoger beroep niet nogmaals hoeven te worden voorgehouden. Het blijkt ook uit het feit dat art. 301 Sv wel bepaalt dat relevante stukken moeten worden voorgelezen, maar niet bepaalt wie dat moet doen. De voorzitter mag zelf stukken voorlezen of dit door de griffier laten doen[2], maar hij kan het ook aan een bijzitter of de officier van justitie overlaten[3].

Uw rechtbank heeft dus alle ruimte om te bepalen dat Openbaar Ministerie en verdediging bij de inhoudelijke behandeling eerst de gelegenheid krijgen te bespreken welke stukken uit het dossier zij relevant vinden, zolang u maar bewaakt dat aan het einde van de inhoudelijke behandeling alle relevante stukken zijn besproken of benoemd.

Dan is er het verzoek van de verdediging om verschillende termijnen te bepalen voor het opgeven van toekomstige onderzoekswensen. Wij sluiten ons aan bij dat verzoek, alleen lijkt het voorstel van de verdediging ons onnodig complex. Uw rechtbank heeft in uw brief van 12 mei jl. al benoemd dat na deze zitting nog onderzoekswensen kunnen worden ingediend en dat bij de motivering daarvan zal moeten blijken waarom de verdediging die verzoeken niet eerder heeft kunnen doen om daarmee te bereiken dat die latere verzoeken niet uitsluitend worden beoordeeld op de noodzakelijkheid ervan. Dat is ook wat de wet bepaalt. Het bepalen van een termijn voor het opgeven van onderzoekswensen kan alleen een efficiënt gebruik van de zittingscapaciteit en de kwaliteit van de procesvoering dienen. Het lijkt ons dan ook verstandig dat u bepaalt dat onderzoekswensen tien dagen voor aanvang van het volgende zittingsblok kenbaar moeten worden gemaakt zodat daarover een geïnformeerde standpuntenwisseling ter zitting kan worden voorbereid.

Bij het vooruit kijken naar het vervolg van dit strafproces willen wij als laatste nog kort stilstaan bij de beperkingen die Pulatov heeft genoemd voor de vormgeving van zijn verdediging. Wij hebben eerder, in ons openingswoord, gezegd dat het een van de taken is van het Openbaar Ministerie om te waken over de wettelijke belangen van de verdachten. Die taak nemen wij ook in dit proces serieus. Wij kunnen de belangen van Pulatov echter alleen goed meewegen en bewaken als hij de problemen waar hij tegen aanloopt op een inzichtelijke en consistente wijze duidelijk maakt. De manier waarop hij dat tot heden doet, roept vooral vragen op.

Zo is er de vraag wat nu precies het probleem is in het contact tussen Pulatov en zijn raadslieden. In zijn brief aan de voorzitter van uw rechtbank van 24 april 2020 heeft Pulatov aangegeven dat het onmogelijk was om overleg te voeren met zijn raadslieden over “inhoudelijke en/of strategische beslissingen” en “eventuele onderzoekwensen”.[4] Daarom kon hij pas enige tijd ná de opheffing van de coronabeperkingen bepalen welke onderzoekswensen hij op zitting zou doen.[4] Terwijl Pulatov zichzelf in deze brief dus niet in staat achtte om inhoudelijke beslissingen en onderzoekwensen te bespreken met zijn raadslieden, gaf hij in een andere brief van dezelfde datum aan dat hij met hen al langer op afstand “belangrijke te nemen procesmatige beslissingen” afstemde. Dat lezen wij terug in zijn brief van 24 april 2020 aan de rechter-commissaris. Daarin heeft Pulatov om vertaling gevraagd van conceptbrieven van zijn raadslieden aan de rechtbank en het Openbaar Ministerie. Volgens de toelichting stuurden zijn raadslieden tot dan toe vertalingen van conceptbrieven voor eigen rekening naar Pulatov voor zijn “(feitelijke) input” en “akkoord”. Volgens Pulatov zagen deze conceptbrieven op “belangrijke te nemen procesmatige beslissingen” en bevatten die brieven ‘complexe en gevoelige’ informatie.[6] Daaruit begrepen wij dat Pulatov wel degelijk in staat was om op afstand inhoudelijk overleg te voeren met zijn raadslieden.

In mei bleek Pulatov alsnog in staat om “zoveel mogelijk” onderzoekwensen naar voren te brengen.[7] Deze week heeft hij ter zitting laten weten veel van zijn onderzoekswensen te hebben opgegeven en “geen kaarten tegen de borst te hebben gehouden”.

Ook over de reden dat meer dan oppervlakkig contact via tussenpersonen tussen Pulatov en zijn Nederlandse raadslieden onmogelijk zou zijn,  horen we uiteenlopende verhalen. Op 8 juni jl. stelde Pulatov dat contact op afstand “in praktische zin niet mogelijk” is en dat er geheel geen “praktische en veilige mogelijkheden zijn voor communicatie op afstand zijn”. Daarnaast zou er een veiligheidsrisico zijn en een probleem met de vertrouwensband tussen Pulatov en zijn Nederlandse raadslieden. Na vragen van het Openbaar Ministerie heeft de verdediging op 8 juni aangegeven dat het echte probleem de vertrouwensband is. Woordelijk geciteerd zei de verdediging op 8 juni daarover:

“Voor alle duidelijkheid; het gaat niet zozeer om de vraag of het veilig is of niet het gaat om het opbouwen van een vertrouwensband. […] Het is natuurlijk niet zo dat je even belt en vraagt hoe zit jij er eigenlijk in? Zo werkt dat gewoon niet. Dus het kan zo zijn dat het OM nu denkt te weten waar de gevaren werkelijk liggen of niet, maar dat is niet het punt. Het gaat er niet om waar het nou daadwerkelijk ligt, het gaat erom hoe je over en weer met elkaar kunt omgaan en wat iemand denkt dat er wel of niet aan de hand is.”

Dus niet een veiligheidsrisico of praktische problemen, maar de vertrouwensband en hetgeen Pulatov denkt dat er wel of niet aan de hand is. Op 10 juni deelde de verdediging het volgende mede op zitting over de communicatie met Pulatov. Ik citeer opnieuw woordelijk wat de verdediging toen zei:

“Het is geen onwil van Pulatov om niet met ons te communiceren op dit moment, althans niet inhoudelijk. Wij bepalen dat dat nu niet kan. Wij kunnen er niet omheen dat communiceren op dit moment in ieder geval op constructieve wijze, door corona niet mogelijk is. Niet goed en niet veilig.”

Toen werd als oorzaak dus benoemd veiligheidsrisico’s en praktische communicatieproblemen. Volgens de rechter-commissaris bestaan overigens voor communicatie op afstand “in de huidige tijd (…) voldoende (veilige) mogelijkheden”.[8]

Dezelfde onduidelijkheid zien we over de vraag of communicatie met Pulatov mogelijk is via zijn Russische advocate Kutina. [9] Op 8 juni stelde Pulatov dat Kutina formeel noch informeel een rol heeft bij het voorbereiden van de verdediging. In februari jl. vertelden de Nederlandse raadslieden in het Advocatenblad over de rol van Kutina echter nog het volgende:
“De samenwerking is tot stand gekomen op initiatief van de Russische advocate Elena Kutina. Hoe gaat die in de praktijk verlopen? Van Eijck: ‘We vormen samen een verdedigingsteam. Kutina mag hier niet optreden namens de verdachte, wel levert zij relevante informatie aan voor onze verdediging. Net zoals wij informatie aanleveren aan samenwerkende buitenlandse collega’s in internationale zaken.’ Ten Doesschate: ‘We zullen vooral een beroep op haar doen waar het gaat om de feitelijk-materiële aspecten. Zijn alle feiten in het dossier juist? Daar zullen we zelf veel onderzoek naar doen en zij kan ons helpen die vragen te beantwoorden. Het juridisch-formele gedeelte is hoofdzakelijk Nederlands en zullen wij vooral voor onze rekening nemen.[10]

Tot op de dag van vandaag lezen wij op de website van het kantoor van de raadslieden nog terug dat zij samen met Kutina een “internationaal verdedigingsteam” vormen.[11] Daar wordt verwezen naar het artikel in het Advocatenblad.[12]

In de eerste week van dit zittingsblok is gebleken dat inhoudelijke communicatie tussen Pulatov en zijn Nederlandse raadslieden mogelijk is. Zo kon worden gecheckt dat hij wel degelijk naar het Russisch vertaalde dossierstukken heeft gelezen, alleen is dat volgens zijn Nederlandse raadslieden “niet relevant”.[13] Ook meldde de verdediging in een email van 10 juni dat de verdediging “redenen had om aan te nemen” dat een kort daarvoor verstrekt bericht op het internetforum Glav niet van Pulatov afkomstig was.[14] In een onderzoekswens heeft dat niet geresulteerd, terwijl dat toch bepaald relevant lijkt. Als er “redenen” zijn om “aan te nemen” dat hij dit bericht en mogelijke andere berichten op dat internetforum niet heeft verzonden, willen wij dat graag uitzoeken. Waarom over dat soort onderwerpen, die Pulatov zelf raken, blijkbaar wel communicatie mogelijk is, maar vervolgens geen mededelingen kunnen worden gedaan of onderzoekswensen kunnen worden ingediend begrijpen wij niet.

Als wij dit zo op een rij zetten, zien wij dat er kennelijk wel degelijk inhoudelijk contact mogelijk is tussen Pulatov en zijn raadslieden, ook over ‘gevoelige’ en andere onderwerpen dan die waarover hij inmiddels onderzoekswensen heeft geformuleerd. Zulk contact heeft ook al feitelijk plaatsgevonden. Zoals de rechter-commissaris heeft overwogen kan dit op veilige wijze gebeuren. Wij nemen aan dat de verdediging zelf in beveiliging voorziet, waar zij dat nodig acht. Voor eventuele vragen van de raadslieden over de technische beveiligingsmaatregelen zijn wij desgewenst vanzelfsprekend beschikbaar. Zulke maatregelen kunnen vervolgens geheel buiten beeld van het Openbaar Ministerie door de verdediging zelf worden getroffen.

Verder willen wij nog kort stilstaan bij een andere beperking die Pulatov eerder heeft genoemd en waarbij wij graag meedenken hoe die zo nodig kan worden opgeheven. Volgens Pulatov heeft de coronacrisis ook financieringsproblemen voor zijn verdediging opgeleverd. In brieven van 24 april en 5 mei aan uw voorzitter wezen zijn raadslieden erop dat zij door de coronamaatregelen werden beperkt in hun mogelijkheden om tolken en adviseurs te bekostigen.[15] Zo stelden zij:

“Vanwege de coronamaatregelen is daar kennelijk ook het bankverkeer grotendeels komen stil te liggen. Bovendien heeft de financiering van ziekenhuizen en beschermingsmaatregelen nu, zo hebben wij begrepen, prioriteit, als gevolg waarvan er op dit moment bijvoorbeeld geen tolken kunnen worden betaald. Dat geldt ook voor de overige kosten die wij maken of zouden moeten/willen maken in onderhavige zaak, waaronder begrepen de kosten voor reizen en kosten voor het raadplegen van adviseurs op verscheidene terreinen.”[16]

Indien Pulatov onvoldoende middelen heeft om adviseurs te raadplegen, willen wij hem wijzen op de mogelijkheid om hiervoor een voorschot te vragen bij de griffier op grond van artikel 16 Wet tarieven in strafzaken. Na afloop van de zaak kan Pulatov de rechtbank verzoeken om te worden vrijgesteld van terugbetaling. Als die kosten in het belang zijn geweest van het onderzoek van de rechtbank, blijven ze voor rekening van de Nederlandse staat. Zulke voorschotten zijn eerder uitgekeerd in grote strafzaken van voormalige leden van Afghaanse veiligheidsdiensten en Rwandese genocideverdachte.[17] Over andere financiële beperkingen van zijn verdediging heeft Pulatov zich niet uitgelaten. Bij brief van 16 oktober 2019 aan de rechter-commissaris heeft hij er zelf om gevraagd om geen advocaat aan hem toe te wijzen.[18] Indien Pulatov op enig moment niet meer in staat zou zijn om zijn verdediging te (laten) betalen, heeft hij natuurlijk de mogelijkheid om alsnog om een toevoeging te vragen. Het Openbaar Ministerie heeft hem hier al op gewezen in de toelichting bij de dagvaarding. Daarin hebben wij ook onze ondersteuning aangeboden bij het vinden van gefinancierde rechtsbijstand.[19] Indien Pulatov alsnog in financiële problemen zou komen, geldt dat aanbod onverkort.

Tegen Pulatov zeggen wij dit: als u tegen beperkingen aanloopt in uw verdediging, van welke aard dan ook, willen wij daar rekening mee houden en zo mogelijk kijken of wij kunnen helpen om problemen op te lossen. U moet daarvoor wel duidelijk zijn over de vraag wat de beperkingen zijn. U kunt niet telkens een ander verhaal vertellen over steeds wisselende problemen en verwachten dat de rechtbank op grond daarvan dit strafproces op de lange baan schuift. De coronacrisis heeft wereldwijd ingrijpende gevolgen, maar het is geen monopoliekaart om uit de gevangenis te blijven zonder te betalen.

Vorderingen Openbaar Ministerie en vragen rechtbank
Op 10 juni 2020 hebben wij toegelicht welke vorderingen tot nader onderzoek wij doen. Wij persisteren bij die vorderingen. Uw rechtbank heeft daar op 10 juni nog enkele vragen over gesteld. De verdediging heeft daar op 23 juni op gereageerd.

De verdediging verzet zich tegen het stellen van een termijn aan de verdediging voor een verhoor van Pulatov als getuige, maar dat is een vordering die wij niet meer gedaan hebben op 10 juni. Uw rechtbank heeft daar in maart al afwijzend op beslist en wij hebben de vordering niet herhaald. Daar hoeft dus ook niet op beslist te worden.

Opname M58
Uw rechtbank heeft gevraagd naar de onderbouwing van onze vordering om de rechter-commissaris een samenstelling te laten maken van de audiovisuele opnamen van het verhoor afgelegd bij de rechter-commissaris van M58, waarbij de standpunten van de verdediging en het Openbaar Ministerie worden betrokken. De verdediging verzet zich tegen toewijzing van dit verzoek op dit moment omdat zij naar eigen zeggen niet begrijpt “hoe welke delen zouden worden samengesteld”.

De wijze waarop dat kan gebeuren zien wij als volgt voor ons: de rechter-commissaris verzoekt na toewijzing door uw rechtbank de verdediging en het Openbaar Ministerie op te geven welke passages van het verhoor zij opgenomen wensen te zien in de samenstelling. De rechter-commissaris beslist vervolgens of die wensen kunnen worden ingewilligd en laat de opname samenstellen, waarna deze kan worden toegevoegd aan het dossier.

Het belang van het Openbaar Ministerie hierbij is evident. Zoals wij op 10 maart jl. hebben aangegeven, zouden delen van de videoregistratie van het verhoor van M58 ter zitting kunnen worden getoond. De rechter-commissaris heeft bepaald dat de video-opname van het verhoor geen onderdeel uitmaakt van het strafdossier maar wel geraadpleegd kan worden als uw rechtbank dat nodig vindt. Op een vordering van het Openbaar Ministerie heeft de rechter-commissaris bepaald dat de stem en het uiterlijk van M58 onherkenbaar zijn gemaakt tijdens het verhoor. Daarmee is geanticipeerd op het toevoegen van delen uit de verhoorregistratie aan het dossier en het tonen daarvan ter zitting. Dat kan dus gebeuren zonder de veiligheid van de getuige in gevaar te brengen. Het is niet mogelijk de gehele videoregistratie van het verhoor aan het dossier toe te voegen omdat verschillende passages uit het verhoor door of met machtiging van de rechter-commissaris zijn gezwart met het oog op zwaarwegende belangen als bedoeld in art. 149b Sv.

M58 is een getuige voor wie beschermingsmaatregelen zijn getroffen. Het is aan de rechter-commissaris om te beslissen op welke wijze M58 veilig nader gehoord kan worden, maar het is niet te verwachten dat dat door verdediging en Openbaar Ministerie in persoon zal kunnen gebeuren. In maart jl. hebben wij al aangegeven dat wij er vanuit gaan dat M58 met het oog op zijn veiligheid niet ter zitting gehoord kan worden. Het vooraf bekend worden van een plaats en tijd van verhoor ter zitting en de daarbij horende noodzakelijke reisbewegingen vormen daarvoor een te groot risico.[20]

Onze vordering om de rechter-commissaris een samenstelling te laten maken van de audiovisuele opnamen van het verhoor afgelegd bij de rechter-commissaris van M58, met inachtneming van de wensen van verdediging en Openbaar Ministerie op dit vlak, dient aldus twee doelen. In de eerste plaats draagt het bij aan een zo goed mogelijke invulling van de rechten van de verdachte. Kennisname door de verdediging en/of afspelen ter zitting van de videoregistratie van (relevante delen van) het verhoor is een compenserende maatregel die, bijvoorbeeld in samenhang met de mogelijkheid om aanvullende schriftelijke vragen te stellen, kan bijdragen aan een voldoende invulling van het ondervragingsrecht van de verdachte. [21]

In de tweede plaats biedt het de verdediging, het Openbaar Ministerie en desgewenst ook uw rechtbank de mogelijkheid passages uit het verhoor ter zitting te tonen. Dat kan behulpzaam zijn bij het inzichtelijk maken van het proces voor het publiek. Het afspelen ter zitting van relevante delen van een videoregistratie van een getuigenverhoor wordt door het EHRM bovendien gezien als een compenserende maatregel voor de verdachte die meer gewicht in de schaal legt dan alleen de kennisname door de verdediging van die videoregistratie. Het Openbaar Ministerie heeft voorafgaand aan het verhoor van M58 door de rechter-commissaris het onherkenbaar maken van de stem en het uiterlijk van M58 gevorderd met het oog op beide doelen.

Het toewijzen van deze vordering zegt overigens niets over de wijze waarop M58 wel of niet nader gehoord kan worden. Daar kan alleen de rechter-commissaris over beslissen, nadat zij zich op de hoogte heeft gesteld van alle relevante informatie.

3

Noodzaak tot nader onderzoek
Uw rechtbank heeft ons op 10 juni jl. verder gevraagd uit te leggen waarom het Openbaar Ministerie het gevorderde nader onderzoek wel noodzakelijk vindt in de zaak van Pulatov maar niet in de andere drie zaken. Dat komt omdat het begrip “noodzakelijk” in de artikelen 315, 316 en 318 Sv niet dezelfde betekenis heeft als in het dagelijkse spraakgebruik. We leggen dat uit. Ook hier doen we dat wat uitgebreider dan nodig voor uw rechtbank ten behoeve van een goed begrip van dit proces bij het bredere publiek.

Het Wetboek van Strafvordering kent drie maatstaven voor de beoordeling van de vraag of enig nader onderzoek aangewezen is: het vervolgingsbelang, het verdedigingsbelang en het noodzakelijkheidscriterium.[22] Deze drie verschillende criteria corresponderen met drie verschillende perspectieven: het vervolgingsbelang met het perspectief van het Openbaar Ministerie, het verdedigingsbelang met dat van de verdachte en het noodzakelijkheidscriterium met het eigen perspectief van de rechter.[23] Afhankelijk van de toepasselijke maatstaf wordt van de rechter dus verwacht dat hij vorderingen of verzoeken beoordeelt vanuit het perspectief van het Openbaar Ministerie of de verdediging, of juist vanuit de vraag of de rechter zelf, ambtshalve, nader onderzoek nodig vindt.

Het noodzakelijkheidscriterium is bedoeld om de rechter enerzijds een ruime armslag te geven om elk nader onderzoek te gelasten dat hij zelf nodig vindt, maar anderzijds ieder gevraagd onderzoek af te wijzen dat hij niet nodig vindt. Het noodzakelijkheidscriterium is dus niet geformuleerd om de rechter te laten motiveren dat nader onderzoek ook echt noodzakelijk is, maar juist om de rechter een grote ruimte te geven om over nader onderzoek te beslissen zoals de rechter dat het beste vindt.[24] Daarom mag de rechter de noodzakelijkheid van een schouw bijvoorbeeld bespreken in termen van ‘meerwaarde’ voor het onderzoek, zoals rechtbank Limburg deed in de zaak Nicky Verstappen, ondanks dat dat begrip niet geheel aansluit op het begrip noodzaak in het dagelijks spraakgebruik.[25]

In die grote beslissingsruimte die het noodzakelijkheidscriterium biedt, mag (en moet) de rechter alle relevante omstandigheden meewegen: niet alleen de vraag of nader onderzoek inhoudelijk relevant is, maar ook bijvoorbeeld of het (tijdig) uitvoerbaar is.[26] Het is nadrukkelijk niet zo dat de vraag naar inhoudelijke relevantie voorop staat en de rechter zich daarna pas over de uitvoerbaarheid hoeft te buigen. Beide vragen (relevantie en uitvoerbaarheid) zijn even bepalend voor de toewijzing of afwijzing en moeten tegelijkertijd worden gewogen.[27]

De uitvoerbaarheid van het gevorderde nader onderzoek is anders in de zaak van Pulatov dan in de drie verstekzaken. Als uw rechtbank nader onderzoek zou gelasten in alle zaken, kan dat er op het oog toe leiden dat de rechter-commissaris in beginsel op verschillende punten de verdachten in kennis zou moet stellen. Bijvoorbeeld als voor het nader horen van S-getuigen nieuwe 226 Sv procedures doorlopen moeten worden of als deskundigen moeten worden benoemd. In de zaak Pulatov kan dat uiteraard snel gebeuren via zijn raadslieden. Voor de verstekzaken ligt dat anders en zouden we dan zijn aangewezen op rechtshulp met de Russische Federatie. De ervaring leert dat dit niet steeds even spoedig verloopt. Op eerdere rechtshulpverzoeken tot uitreiking van stukken uit oktober 2019 hebben wij pas eind januari en medio februari 2020 antwoord ontvangen. De uitvoerbaarheid van nader onderzoek kan dus wezenlijk verschillen voor de zaak Pulatov en de verstekzaken. Dat is een eerste belangrijke reden waarom nader onderzoek wel noodzakelijk kan worden geacht in de zaak Pulatov maar niet in de verstekzaken.

Wij merken hierbij op dat het maar de vraag is of de wet daadwerkelijk vereist dat verdachten in verstekzaken in kennis worden gesteld van nader onderzoek door de rechter-commissaris dat tussen de zittingen wordt verricht. De drie ‘verstekverdachten’ hebben er immers voor gekozen niet te participeren in het strafproces en uw rechtbank heeft op grond van artikel 280 lid 1 Sv bevolen dat hun zaken buiten hun aanwezigheid worden voortgezet. Dat betekent dat zij niet deelnemen aan het onderzoek buiten hun aanwezigheid, [28] wat impliceert dat zij ook niet in kennis hoeven te worden gesteld van nader onderzoek. De wet bevat echter geen expliciete voorschriften hierover, en wij hebben ook geen jurisprudentie kunnen vinden die deze vraag definitief beslecht. Dat maakt dat nader onderzoek in de verstekzaken een risico op grote vertragingen meebrengt, afhankelijk van de vraag hoe de rechter-commissaris de wet interpreteert. Dat is de eerste reden.

De tweede reden betreft de relevantie van het gevorderde onderzoek. In de zaak van Pulatov is het goed denkbaar dat nog inhoudelijk debat volgt over de bevindingen uit het forensisch onderzoek: de beroeting, de perforaties, de verdeling van de schade over het vliegtuig. In dat geval denken wij dat het meerwaarde heeft als de procesdeelnemers de reconstructie van de wrakstukken zelf hebben kunnen zien. Debat tussen Openbaar Ministerie en de verdediging zal er niet zijn in de drie verstekzaken. Een schouw van de wrakstukken heeft daarom in die zaken niet dezelfde relevantie. Voor nader onderzoek naar getuigenverklaringen en beeldmateriaal kan hetzelfde gelden: dat kan nuttiger (of ‘noodzakelijker’) zijn in een zaak waarin debat over de waarde van die bewijsmiddelen verwacht wordt dan in een verstekzaak. Nader onderzoek kan noodzakelijk geacht worden om verwacht debat op zitting te voorkomen, te verkorten of te verduidelijken - ook als de rechter dat nader onderzoek niet noodzakelijk vindt met het oog op te nemen beslissingen over het bewijs.[29] Natuurlijk kijken het Openbaar Ministerie en uw rechtbank ook in de verstekzaken kritisch naar het bewijs in het dossier. Maar de wijze waarop de zitting invulling krijgt is anders, dus kan ook de voorbereiding van die zitting anders zijn.

Afsluitend: er zijn goede redenen om in het vorderen en toewijzen van nader onderzoek onderscheid te maken tussen de zaak van Pulatov en de drie verstekzaken. Die redenen betreffen de uitvoerbaarheid en de relevantie van het gevorderde onderzoek. De drie andere verdachten worden door dit onderscheid niet benadeeld, omdat eventueel ontlastende resultaten alsnog in hun dossiers kunnen worden gevoegd en zij zelf nog ieder gewenst nader onderzoek kunnen verzoeken als zij later besluiten alsnog in hun strafzaak te willen participeren.

Bruikbaarheid verklaring X48
De laatste vraag die uw rechtbank aan het Openbaar Ministerie heeft gesteld op 10 juni jl. betreft de bruikbaarheid van de verklaring van getuige X48 in de zaken van Girkin en Dubinskiy. Het verhoor van de getuige X48 is door het Openbaar Ministerie gevorderd in de zaak van een (niet-geïdentificeerde, ofwel) NN-verdachte bij de rechter-commissaris op 15 januari 2016. Op dat moment waren Girkin en Dubinskiy al als verdachten aangemerkt.

Als de zittingsrechter geconfronteerd wordt met de vraag of een verklaring van een bedreigde anonieme getuige wel voor het bewijs mag worden gebruikt, is de maatstaf voor de beoordeling daarvan of aan de gevolgde procedure “zodanige fundamentele gebreken kleven dat gebruikmaking door de zittingsrechter van de resultaten van het nadien op de voet van art. 226d Sv afgenomen verhoor van deze getuige, zou indruisen tegen het recht van de verdachte op een eerlijk proces”. [30] Volgens Keulen kan een situatie waarin fundamentele gebreken kleven aan de toekenning van de status van bedreigde getuige zich vooral voordoen als informatie boven water komt waaruit blijkt dat de getuige eigenlijk niets te vrezen had.[31] Daarvan is in deze zaak duidelijk geen sprake.

Dat Girkin en Dubinskiy niet vooraf over de statusverlening aan getuige X48 zijn gehoord, kan in ieder geval niet worden aangemerkt als een fundamenteel gebrek. Artikel 6 EVRM stelt geen eisen ten aanzien van het horen van een verdachte of zijn raadslieden voorafgaand aan de statusverlening of het verhoor van een anonieme bedreigde getuige. Het EHRM toetst wel inhoudelijk of nationale autoriteiten hun beslissing om anonimiteit te verlenen baseren op goede gronden, maar stelt geen procedurele eisen aan de wijze waarop die beslissing tot stand komt.[32] In Nederland is al eerder beslist dat verklaringen van bedreigd anonieme getuigen voor het bewijs kunnen worden gebruikt terwijl de verdachte niet voorafgaand aan de statusverlening was gehoord, bijvoorbeeld in de zaak Bouterse. [33]

Zoals wij op 10 juni jl. hebben toegelicht heeft de rechter-commissaris Girkin en Dubinskiy uitgenodigd voor een bijeenkomst om achteraf een standpunt kenbaar te maken over de statusverlening aan alle bedreigde getuigen, inclusief X48, maar hebben zij daar zelf vanaf gezien.

Girkin en Dubinskiy kiezen er voorts zelf voor om niet te participeren in dit proces. Van een schending van het ondervragingsrecht is dus geen sprake, want dat recht kan nu nog steeds worden uitgeoefend: de verdachten moeten dat alleen zelf wel willen uitoefenen.

Volledigheidshalve merken wij op dat voor X48 in relatie tot de verdachten Girkin en Dubinskiy verder hetzelfde geldt als voor de getuige V11: X48 verklaart niet over Girkin en Dubinskiy en er was geen verwachting dat dat wel zou gebeuren. De wet kent geen vereiste om in grootschalige onderzoeken met vele betrokken personen 226a vorderingen te doen in de zaken van alle verdachten. Wij zien dus niet in waarop gebaseerd zou kunnen worden dat de vordering inzake X48 specifiek op naam van Girkin en Dubinskiy had moeten worden ingediend.

De enige vraag die uw rechtbank moet beantwoorden om te beslissen over de bruikbaarheid van de verklaring van X48 is echter de vraag naar fundamentele gebreken in de procedure. De statusverlening door de rechter-commissaris is immers onherroepelijk en het gesloten stelsel van rechtsmiddelen staat in de weg aan een herbeoordeling van de gevolgde procedure als zodanig. Het Openbaar Ministerie ziet geen fundamentele gebreken en acht de verklaring van X48 daarom bruikbaar voor het bewijs in de zaken van alle verdachten.

Inzageverzoeken gericht aan het Openbaar Ministerie
De verdediging heeft het Openbaar Ministerie op grond van artikel 34 lid 2 Sv verzocht om afschrift te verstrekken van tientallen stukken die zich niet in het procesdossier bevinden.[34]

Het is goed dat Pulatov zichzelf inmiddels in staat acht om dit verzoek te doen. Hieruit spreekt een kritische houding en een voldragen kennis van het dossier bij Pulatov en zijn raadslieden. Door kennisneming van bepaalde stukken die niet in het dossier zitten, kan de verdediging beoordelen of zij concrete redenen ziet om uw rechtbank te verzoeken om die stukken op grond van artikel 315 Sv aan het dossier te laten toevoegen. Tijdens ons tweede gesprek op het kantoor van de raadslieden, op 21 februari 2020, hebben wij al gesproken over de mogelijkheden van inzage in stukken die niet aan het dossier zijn toegevoegd. Ten behoeve van eventuele inzageverzoeken heeft het Openbaar Ministerie al op 23 maart jl. een schriftelijk overzicht verstrekt van beschikbare tapgesprekken van Pulatov die niet aan het dossier zijn toegevoegd. Deze inzagemogelijkheid hebben wij verder benoemd in een brief van 1 mei jl. en op de zittingen van 10 maart jl[35] een 10 juni jl.[36]

De inzageverzoeken zijn gericht aan het Openbaar Ministerie. Uw rechtbank heeft bij beslissing van 23 maart jl. de rechter-commissaris aangewezen om – bij meningsverschil tussen de Openbaar Ministerie en de verdediging – in eerste instantie over inzage te beslissen. Na beslissing van de rechter-commissaris kon een inzagegeschil eventueel alsnog aan de rechtbank worden voorgelegd. Uw rechtbank heeft daarbij uitgelegd dat een rechter-commissaris, die niet over de zaak zelf beslist, zelf kennis kan nemen van stukken die zich nog niet in het dossier bevinden en in zoverre een beter geïnformeerde beslissing kan nemen dan de zittingsrechter. U concludeerde daarom dat het aangewezen is dat de rechtbank bij het nemen van dergelijke beslissingen de rechter-commissaris betrekt. Wij nemen aan dat dat nog steeds geldt.

Deze zitting leent zich dus niet voor een volledige bespreking van alle inzageverzoeken. Wij zullen de inzageverzoeken van de verdediging met welwillendheid bekijken en daaraan zo veel als redelijkerwijs mogelijk is voldoen. Als wij bijvoorbeeld de eerste negen inzageverzoeken bezien, constateren wij dat een van die gevraagde stukken zich al in het dossier bevindt, en dat wij het verzoek om inzage in de andere acht stukken kunnen inwilligen. Van twee van de inzageverzoeken kunnen wij nu al zeggen dat we dat niet kunnen inwilligen, zodat een verzoek daarover nu nog aan uw rechtbank kan worden gedaan: wij beschikken niet over het op de overzichtslijst[37] onder nummer 23 genoemde rapport van Almaz-Antey[38] een ook niet over de onder nr. 30 genoemde radargegevens.

Wij zullen een volledige inventarisatie van de inzageverzoeken maken en onze beslissingen daarop aan de verdediging doen toekomen zodra die gereed zijn. Wij verwachten dat we dat binnen twee weken kunnen doen. Afschrift van de beslissing van het Openbaar Ministerie op de inzageverzoeken zullen wij aan de rechter-commissaris en uw rechtbank toezenden. Daarbij gaan wij er vanuit dat uw rechtbank, in lijn met uw beslissing van 23 maart jl., de zaak van Pulatov wederom naar de rechter-commissaris zal verwijzen voor eventuele beslissingen over inzage bij verschil van inzicht tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging.

Toetsingskader onderzoekswensen
Pulatov heeft een groot aantal onderzoekswensen geformuleerd. De wet schrijft voor hoe die onderzoekswensen gedaan en beoordeeld moeten worden. Uw rechtbank heeft eerder naar die regels, en jurisprudentie daarover, verwezen.[39] Daarbij heeft u terecht opgemerkt dat de eis van een eerlijke procesvoering kan meebrengen dat verzoeken die in het kader van een regiezitting worden gedaan weliswaar formeel aan het noodzakelijkheidscriterium moeten worden getoetst maar dat de toepassing daarvan niet wezenlijk verschilt van het verdedigingsbelang. Deze regel vloeit voort uit een arrest van de Hoge Raad 19 juni 2007[40] en is nog eens herhaald in het overzichtsarrest inzake het oproepen en horen van getuigen ter zitting op verzoek van de verdediging van 1 juli 2014[41]. Deze jurisprudentie ziet op verzoeken tot het horen van getuigen en deskundigen. Andersoortige verzoeken, zoals het opmaken van een deskundigenrapport, kunnen niet gelijk worden gesteld met het verzoek tot horen van een getuige of deskundige en voor dat soort verzoeken blijft dus het ‘gewone’ noodzaakscriterium gelden.[42] Dat betekent dat uw rechtbank bij verzoeken anders dan het horen van getuigen en deskundigen meer ruimte heeft om het verzoek af te wijzen op de grond dat u zich op dat punt voldoende voorgelicht acht. Wat u noodzakelijk nader onderzoek moet vinden wordt natuurlijk mede bepaald door uw taak om een eerlijk proces te garanderen voor de verdachte. Aan de motivering van verzoeken waarop het ‘gewone’ noodzaakscriterium van toepassing is, worden echter hogere eisen gesteld dan aan de motivering van verzoeken die materieel beheerst worden door het verdedigingsbelang. Bij het eerste staat de vraag naar relevantie voor de waarheidsvinding centraal, bij het tweede staat het perspectief van de verdediging op de voorgrond.

Wij zullen in onze reactie regelmatig stilstaan bij de vraag welke wettelijke eisen gelden bij de beoordeling van de door de verdediging geformuleerde onderzoekswensen, en wat de uitkomst is van een toetsing van het verzoek aan die eisen.

Die uitkomst is dat de onderzoekswensen van Pulatov voor het overgrote deel moeten worden afgewezen. Dat heeft alles te maken met de keuzes die Pulatov heeft gemaakt om geen getuigen te vragen over het belastende bewijs tegen hem, veel getuigen te vragen zonder concreet toe te lichten welke relevante informatie die getuigen zouden kunnen geven en door een aanzienlijk aantal getuigen te vragen op grond van een lezing van het dossier die feitelijk onjuist is. Een verdachte heeft in het Nederlandse strafproces veel ruimte om relevant nader onderzoek toegewezen te krijgen. Hij kan in ruime mate nader onderzoek laten doen naar belastend bewijs. Aan het ondervragen van belastende getuigen worden bijvoorbeeld weinig eisen gesteld, als hij daar tijdig om vraagt. Hij kan ook nader onderzoek laten doen naar een alternatief scenario, als hij daartoe voldoende specifieke en onderbouwde onderzoekswensen formuleert.

Voor alle onderzoekswensen geldt dat deze voldoende stellig en duidelijk moeten zijn en behoorlijk dienen te zijn gemotiveerd.[43] Ongeacht het toepasselijke criterium en de invulling daarvan dient elk tot de zittingsrechter gericht verzoek tot nader onderzoek te worden gemotiveerd teneinde de rechter in staat te stellen de relevantie van dat verzoek in het licht van de toepasselijke wettelijke voorschriften te beoordelen. De aan het verzoek te geven motivering dient een toelichting te omvatten waarom het nadere onderzoek van belang is voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.[44] Indien bijvoorbeeld niet wordt aangevoerd over welke punten de getuige moet worden ondervraagd, geen betwisting wordt gegeven van de door de bij de politie afgelegde verklaring of geen duiding wordt gegeven van de relevantie van hetgeen de getuige zou kunnen verklaren is een verzoek onvoldoende onderbouwd.[45] Een uitvoerige toelichting van de redenen waarom de verdediging bijvoorbeeld hecht aan het horen van de getuige, is ook niet zonder meer toereikend.[46] De rechter zal pas kunnen concluderen dat de onderbouwing aan de maat is wanneer de aangedragen argumenten hem doen inzien dat en waarom het onderzoek relevant is voor de uitkomst van de zaak.[47]

Wat een verdachte uitdrukkelijk niet heeft, is een onbeperkt recht om al het onderzoek dat is verricht in algemene zin te laten controleren of overdoen. Het Hof Amsterdam formuleert dat bijvoorbeeld als volgt:

“Van de zijde van de verdediging is in het kader van de toelichting op de verzoeken meermalen gewezen op het beginsel van “equality of arms”. […] Anders dan de raadsman kennelijk lijkt te veronderstellen, betekent dit niet dat de verdachte aanspraak kan maken op kennisneming van alle informatie die als resultaat van opsporing is verkregen. Evenmin impliceert dit een onbegrensd recht op ondervraging of bevraging van de ambtenaren die bij opsporing en vervolging zijn betrokken. […] Anders gezegd, het recht van de verdachte om in de gelegenheid te worden gesteld om methoden en resultaten van onderzoek te betwisten, valt niet samen met een ongeclausuleerd recht om deze te controleren. Van deze gelijkstelling lijkt de raadsman bij de formulering van en toelichting op zijn verzoeken wel te zijn uitgegaan. Ten onrechte.”[48]

Een ongeclausuleerd recht om het opsporingsonderzoek te controleren is precies wat Pulatov u vraagt. In de toelichting wordt herhaaldelijk gesproken over een wens het opsporingsonderzoek te controleren, verificatieonderzoek, onderzoek waarvan het een open vraag is of dat wel of niet nuttige informatie gaat opleveren en ‘nader onderzoek om te beoordelen speculaties kunnen worden omgezet in feiten of niet’.[49] De raadslieden geven ook meer dan eens aan dat zij zelf niet geloven in de scenario’s waarnaar zij onderzoek of vragen[50] of de getuigen die zij willen laten horen, dat het gaat om theoretische mogelijkheden[51] of om scenario’s die ‘onwaarschijnlijk klinken’.

Noch in het Nederlandse systeem[52] noch onder het EVRM[53] kan zulk algemeen ‘controle’ onderzoek of speculatief onderzoek naar theoretische mogelijkheden worden toegewezen als een verdachte niet eens een poging doet om zijn verzoeken te specificeren en voldoende concreet te onderbouwen. Een verdachte die onderzoek wil laten doen naar een alternatief scenario moet motiveren dat dat scenario een begin van aannemelijkheid heeft.[54] Wie beschikt over de geluidsbestanden van belastende tapgesprekken, zoals Pulatov doet, kan zelf de vertaling van die tapgesprekken laten controleren. Vervolgens kan hij wijzen op voorbeelden van passages die in zijn ogen verkeerd zijn vertaald, als er reden is om aan de vertalingen te twijfelen. Wie dat niet doet, en dus niet concreet onderbouwt dat er reden is om te twijfelen aan de vertalingen in het dossier terwijl hij daar wel alle gelegenheid voor heeft, heeft geen belang bij algemeen geformuleerde verzoeken om tolken te horen over de manier waarop zij hun werk hebben gedaan.[55] Wie er voor kiest om geen inzage te vragen in bijvoorbeeld alle tapgesprekken van een bepaalde persoon in een relevante periode maar wel verzoekt om alle tapgesprekken en alle metadata, kiest er zelf voor om alleen verzoeken te doen die volgens de wettelijke criteria geweigerd moeten worden omdat zij aangemerkt moeten worden als ongespecificeerde fishing expeditions.

Het is dus een keuze van Pulatov om vele verzoeken te doen die evident niet toegewezen kunnen worden. Het is ook zijn eigen keuze om vele verzoeken niet te doen die wel toegewezen hadden kunnen worden – bijvoorbeeld verzoeken om belastende getuigen te doen ondervragen nu daarvoor nog gelegenheid is zonder het proces te vertragen.

De verzoeken die Pulatov doet en de wijze waarop hij die toelicht staan soms zo ver af van hetgeen de wet vereist dat de vraag rijst of het wel zijn bedoeling is om het gevraagde onderzoek te laten uitvoeren. Sommige verzoeken lijken eerder bedoeld om te illustreren dat er in dit proces grenzen zijn aan hetgeen onderzocht kan worden. Een goed voorbeeld betreft het verzoek om onderzoekers van de OVV als getuigen te horen. In de toelichting daarop verwijst de verdediging zelf al naar de regelgeving die geldt voor de verhouding tussen onderzoek van de OVV en strafrechtelijk onderzoek. De verdediging weet dus dat de Nederlandse wet bepaalt dat onderzoekers van de OVV niet als getuigen kunnen worden opgeroepen in een strafproces.[56] Die bepaling is er opdat de OVV goed zijn werk kan doen en niet wordt geconfronteerd met weigering van medewerking door personen die bang zijn dat zij als gevolg van OVV onderzoek later strafrechtelijk veroordeeld worden. Pulatov doet dit verzoek in de wetenschap dat het niet kan worden toegewezen.

Bij andere verzoeken is de onderbouwing zo geformuleerd dat ook daar de vraag rijst of er eigenlijk wel een echte wens tot nader onderzoek bestaat. Neem nu de stelling van Pulatov dat onderzoek naar het niet sluiten van het luchtruim nodig is met het oog op “een noodweer verweer en in het uiterste geval in verband met een strafmaat verweer”. Pulatov is een verdachte die in maart heeft aangegeven iedere betrokkenheid bij het tenlastegelegde feit te ontkennen. Hij is ook een verdachte die zelf naar een buurland is gereisd om daar de wapens op te nemen tegen de overheid. Dat alleen al maakt een beroep op noodweer uiterst onwaarschijnlijk: hij heeft zichzelf immers zonder recht of reden in een gewapend conflict begeven tegen de rechtmatige overheid van een ander land. Er is verder geen enkel concreet aanknopingspunt in het dossier dat aanleiding kan zijn voor een onderzoek naar een noodweersituatie. Wij hebben er in maart al op gewezen dat voor onderzoekswensen als dit een verklaring van Pulatov wel een aanleiding zou kunnen vormen maar een bloot verzoek van zijn raadslieden niet.[57] Nu benadrukt de raadsman van Pulatov ter zitting bij het doen van dit verzoek nog eens dat een noodweer verweer op dit moment alleen ‘nog maar theorie’ is. [58] Terwijl ook deze raadslieden heus wel weten dat onderzoekswensen naar theoretische mogelijkheden die in strijd zijn met hetgeen de verdachte zelf stelt en waarvoor verder geen enkel aanknopingspunt bestaat nooit worden toegewezen. Ook niet voor onderzoek naar vragen die wel begrijpelijk zijn maar niet relevant voor deze strafzaak.

Wat de beweegredenen ook zijn van Pulatov om deze strategie te kiezen, zij kunnen geen reden zijn om af te wijken van het wettelijk beoordelingskader voor onderzoekswensen. De wettelijke regels over vorderingen en verzoeken tot nader onderzoek hebben een belangrijke functie. Zij bieden een richtinggevend kader aan de rechter om de afweging te maken tussen de verschillende rechten en belangen die in strafprocessen moeten worden gewogen. Dat zijn met name het recht van de verdachte op een eerlijk proces, het recht van verdachte en nabestaanden op een voortvarend proces en het belang van de samenleving bij een doelmatig ingerichte strafrechtspleging. Er is voor de rechter geen ruimte om een eigen invulling te geven aan de wettelijke regels. Dat zou ten koste gaan van de rechtsgelijkheid tussen verdachten. Het zou ook ten koste gaan van de genoemde belangen. Wie minder nader onderzoek toestaat dan de wet vereist benadeelt de verdachte, maar de rechter die meer nader onderzoek toewijst dan de wet vereist benadeelt de nabestaanden en de goede inrichting van de strafrechtspleging. De wet moet dus worden toegepast zoals bedoeld. Waar motivering wordt vereist, moet gemotiveerd worden. Waar de wet een begin van aannemelijkheid vraagt om nader onderzoek toe te wijzen, kan niet worden volstaan met de mededeling dat onderzoek gevraagd wordt naar een theoretische mogelijkheid die de verdediging graag wil onderzoeken.[59]

Uit oogpunt van efficiëntie hebben wij wel steeds gezocht naar manieren waarop verzoeken van de verdediging zo opgevat kunnen worden dat zij tenminste deels voor toewijzing in aanmerking komen, of gezocht naar alternatieven die tegemoet komen aan de bedoeling die de verdediging blijkbaar heeft.

4

Reactie op Air to air scenario
In delen 2 en 3 van de pleitaantekeningen heeft Pulatov verzoeken gedaan die in de breedste zin zien op onderzoek naar de mogelijkheid dat MH17 is neergeschoten met een gevechtsvliegtuig. Pulatov noemt dit het ‘war plane scenario’.

Inleiding
Zoals wij hiervoor al aangaven, kunnen deze verzoeken alleen worden toegewezen als het te onderzoeken alternatieve scenario een begin van aannemelijkheid heeft.[60] Dat laat geen ruimte voor speculatie: het uiteindelijke verweer dat MH17 is neergeschoten met een gevechtsvliegtuig moet op voorhand wel enige kans van slagen hebben.[61] Onderzoekswensen die in de sleutel staan van een evident en op voorhand kansloos verweer moeten worden afgewezen.

De aanwijzingen voor het alternatieve scenario dat MH17 is neergeschoten zijn uitvoerig beschreven in het dossier. Daar heeft Pulatov niets nieuws aan toegevoegd. Die aanwijzingen zijn onverenigbaar met ander bewijs in het dossier, zoals het schadebeeld van MH17, de vondst van vastgeklemde vliegtuigvreemde delen in de wrakstukken en de lichamen van de slachtoffers, de opname van de Cockpit Voice Recorder en de radargegevens. Om nog maar te zwijgen over de tapgesprekken, getuigenverklaringen, video’s en foto’s, satellietbeelden, waarnemingen van journalisten en sociale mediaberichten, waaruit volgt dat MH17 is neergeschoten met een Buk-raket. Voor het door Pulatov gevraagde onderzoek naar de theorie dat MH17 is neergeschoten door een gevechtsvliegtuig zal hij moeten onderbouwen hoe het door hem geschetste scenario een begin van aannemelijkheid heeft in het licht van al dat andere bewijs.

Als we dan verder kijken naar wat Pulatov wél naar voren brengt onder de kopjes ‘warplane scenario’, dan moeten we vaststellen dat Pulatov niet eens stelt dat het gevraagde onderzoek dient ter onderbouwing van een concreet alternatief verweer van een gevechtsvliegtuig. In plaats daarvan houdt hij het op brede voorverkenningen, die zelfs ook gericht zijn op het scenario van een Buk-raket. Zo stelt Pulatov bijvoorbeeld: “De resultaten van ons onderzoek kunnen informatie geven in verband met de vraag of er een gevechtsvliegtuig en/of raket in de buurt van vlucht MH17 was of waren en wat, zo nee, dat betekent voor de vraag of er een gevechtsvliegtuig is geweest". Hier dient het gevraagde onderzoek niet ter onderbouwing van een concreet verweer, maar voor de beantwoording van zijn eigen, persoonlijke beoordeling of hij dit verweer later wel óf niet zal voeren. Daar is gerechtelijk onderzoek niet voor bedoeld. In andere gevallen zegt Pulatov zelf dat zijn verzoek het niveau van speculatie niet ontstijgt. Zoals: “De verdediging wenst in deze fase van het strafproces hier niet over te speculeren maar juist door middel van nader onderzoek [te] beoordelen of speculaties kunnen worden omgezet in feiten of niet”. Zoals wij net al zeiden, kunnen verzoeken tot nader onderzoek niet worden toegewezen als die nog op speculatie berusten. Voor al deze verzoeken geldt dat Pulatov ze doet ten behoeve van een mogelijk te voeren verweer dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar het air to air scenario of dat dit alternatieve scenario niet kan worden uitgesloten. Dat is toch echt iets anders dan een verzoek om nader onderzoek te doen ter onderbouwing van een concreet alternatief scenario, dat Pulatov zelf aannemelijk vindt. Ook daarom schiet de motivering van deze verzoeken tekort.

In aanvulling op deze constatering zullen wij verschillende verzoeken nog afzonderlijk bespreken, die Pulatov onder de noemer van het ‘warplane scenario’ heeft gedaan.

Getuigen over ‘aanwezigheid gevechtsvliegtuig(-en)’
In de eerste plaats wenst Pulatov een groot aantal getuigen te horen “teneinde een mogelijk te voeren verweer (dat het warplane scenario niet is uit te sluiten, althans onvoldoende is onderzocht c.q. te gemakkelijk is afgewezen) te kunnen onderbouwen”. De meeste van deze getuigen zijn al eerder gehoord. Hun verklaringen zitten in het dossier.

Zijn samenvatting van deze getuigenverklaringen geeft geen realistisch beeld van de inhoud van het dossier. Wij geven daarvan enkele voorbeelden:

Getuige A26 zegt niet dat hij twee straaljagers in de lucht zag, maar dat hij twee straaljagers hoorde. Wat hij in de lucht zag, verklaart hij ook: “een spoor van een vliegtuig of een raket, dat weet ik niet”.
Getuige S09 heeft wel verklaard telefoontjes te hebben gekregen van bekenden die vertelden dat in hun nabijheid een SU was neergestort maar heeft niet, zoals Pulatov zegt, verklaard dat hij van anderen heeft gehoord dat die gevechtsvliegtuigen hebben waargenomen in de nabijheid van MH17. S09 heeft verder verklaard dat op weg naar de crash site meerdere vertegenwoordigers van de DPR vertelden dat zij een vliegtuig hadden neergeschoten en dat dat op de crash site een burgervliegtuig bleek te zijn in plaats van een militair vliegtuig;
Getuige S11 heeft weliswaar verklaard een gevechtsvliegtuig te hebben gezien, maar heeft ook verklaard gezien te hebben dat MH17 eerst vanaf de grond en later door een vliegtuig werd neergeschoten, en dat hij een spoor in de lucht zag dat op die van een BUK-raket leek.
Getuige S14 is iemand die zich bekend heeft gemaakt als een DPR-strijder en een telefonische verklaring heeft afgelegd. Hij verklaart aanvankelijk weliswaar dat aan hem is gerapporteerd dat MH17 is neergeschoten door een Oekraïens gevechtsvliegtuig, en dat is het stukje dat Pulatov aanhaalt in zijn samenvatting, maar bij doorvragen zegt hij dit:
“Getuige: Hij rapporteerde dit aan mij in de 2de helft van de dag. Hij rapporteerde mij als volgt "er werd een raket afgeschoten vanuit een BUK-systeem" Dus als wij er van uitgaan van dat wat hij als allereerste zei dan heeft hij gezegd dat het Oekraïense leger een raket vanuit een BUK- systeem heeft afgevuurd en heeft een Oekraïens vliegtuig neergeschoten.

Vraag tolk: En heeft een Oekraïens vliegtuig neergeschoten? [in het RU]

Getuige: Nee, het Oekraïense leger heeft een burgervliegtuig neergeschoten.

Vraag verbalisant: Oké, maar begrijp ik nu toch van u dat u zegt dat het vliegtuig MH17 met die 298 slachtoffers is neergeschoten door een BUK-systeem, alleen dat BUK-systeem dat was in bezit en gebruikt door het Oekraïense leger? Is dat wat u zegt?

Getuige: Dat is juist, dat is juist.”

Getuige Orjollet heeft niet, zoals Pulatov zegt, verklaard dat hij van anderen heeft gehoord dat die gevechtsvliegtuigen hebben waargenomen in de nabijheid van MH17. Hij verklaart inderdaad over mensen die iets hebben gezegd over warplanes, maar daarbij zegt hij expliciet dat die mensen niet hebben gezien wat er is gebeurd met MH17 en dat hun opmerkingen over gevechtsvliegtuigen (onbekend over welke datum die gingen) geen verband hielden met MH17.

Dat een aanvullend verhoor van zulke getuigen nuttige informatie kan opleveren over het air to air scenario is zacht gezegd niet vanzelfsprekend. Pulatov maakt ook nergens concreet wat een aanvullend verhoor van al die gevraagde getuigen nog voor relevante informatie zou kunnen toevoegen.

Let wel: er is met grote welwillendheid best een getuige aan te wijzen in dit rijtje van wie een verhoor in enige mate relevant zou kunnen zijn. Als Pulatov aangeeft dat hij getuige S09 wil horen over zijn waarnemingen kort na het neerschieten van MH17, bijvoorbeeld, zullen we ons daar niet tegen verzetten.

Haisenko en Biederman zijn gepensioneerden die vanuit Duitsland het nieuws hebben gevolgd: een is ex-piloot en de ander ex-militair. Zij zijn geen getuigen die kunnen verklaren over relevante eigen waarnemingen. Zij hebben zich een mening gevormd over hetgeen er met MH17 is gebeurd op basis van beeldmateriaal. Haisenko is door het JIT gehoord om te bezien of hij beschikte over relevante informatie. Dat bleek niet het geval, zodat zijn verklaring niet in het procesdossier is gevoegd. Wij zullen die verklaring ter inzage aan de verdediging verstrekken zodat de verdediging kan bezien of zij om toevoeging aan het dossier wenst te verzoeken. Omdat Haisenko en Biederman niet naar een eigen waarneming, maar uitsluitend om een beoordeling kan worden gevraagd, zou Pulatov hen als deskundigen moeten verzoeken, en niet als getuigen. Het is echter niet duidelijk op welke basis deze twee heren als deskundigen zouden kunnen worden aangemerkt.

M. Bociurkiw van de OVSE heeft nooit gezegd van mening te zijn dat wrakstukken van MH17 “schade vertonen van boordkanonnen”, zoals de verdediging stelt. Hij heeft in een interview eind juli 2014 gezegd enkele wrakstukken te hebben gezien met wat “almost looks like machine gun fire, very very strong machine gun fire.” Gevraagd naar die uitlating heeft hij enkele dagen later al weer gezegd tegenover de Moscow Times:

“’I was just trying to describe what we saw – unique holes. As we are not experts we cannot draw any conclusions, nor can we possibly say how they were caused,’ he said.”[62]

Nog daargelaten dat deze OVSE waarnemer terecht opmerkt dat hij geen wapendeskundige is, heeft het dus geen zin om hem als getuige te horen over een bewering die hij niet gedaan heeft, zoals al sinds augustus 2014 bekend is. Te meer omdat alle wrakstukken en foto’s van wrakstukken beoordeeld zijn door deskundigen die daarin geen schade hebben gezien die past bij een boordkanon.

Voor veel getuigen geldt verder dat er goede redenen waren om geen nader onderzoek te doen naar hun verklaringen. Getuige Shklyarenko verklaarde bijvoorbeeld dat een gevechtsvliegtuig MH17 heeft neergeschoten met twee schoten in zijn rechterflank. Dat is niet verenigbaar met de vaststelling dat de schade aan MH17 is geconcentreerd aan de linkerkant van het vliegtuig. Getuige S34 heeft verklaard dat hij heel boos is op Oekraïne vanwege de dood van zijn broer, en dat hij een dag na de dood van zijn broer heeft gezien hoe MH17 werd neergeschoten door één of twee straaljagers. Hij kan niet zeggen of het er één of twee waren. Zijn broer is gestorven op 28 juni 2014.

Door deze getuigenverzoeken af te wijzen zegt uw rechtbank nog niets over beoordeling van het bewijs. U bent ook na afwijzing nog steeds in de positie om het bewijs te wegen en later een oordeel te vellen over de verschillende scenario’s. Het enige dat u er op dit moment mee zegt is dat er geen reden is om nu vele getuigen te gaan horen ten behoeve van een mogelijk verweer dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar een alternatief scenario dat de verdachte (nog) niet tot de zijne heeft gemaakt. Een alternatief scenario bovendien dat in het opsporingsonderzoek zeer uitgebreid is onderzocht en door het JIT is verworpen op meerdere gronden die uitvoerig staan beschreven in het dossier.

Radar
Dan komen wij bij de verzoeken van Pulatov met betrekking tot radaronderzoek. Ook die zijn gedaan in de sleutel van het air to air scenario.

Pulatov heeft zelf niet gesteld, laat staan gemotiveerd, dat dit scenario een begin van aannemelijkheid heeft. Volgens Pulatov zou dit onderzoek “hopelijk [kunnen] leiden tot méér duidelijkheid over de (beschikbaarheid van) primaire radarbeelden” en zouden de resultaten ervan “informatie kunnen geven in verband met de vraag of er een gevechtsvliegtuig en/of raket in de buurt van vlucht MH17 was of waren en wat, zo nee, dat betekent voor de vraag of er een gevechtsvliegtuig kan zijn geweest”. Kennelijk wenst Pulatov “méér duidelijkheid” dan het dossier al verschaft over de beschikbaarheid en de beoordeling van radarbeelden en ‘hoopt’ hij er slechts op dat nader onderzoek nieuwe radargegevens en inzichten zullen opleveren. Nergens wordt uitgelegd hoe deze gehoopte onderzoekresultaten het beschikbare bewijs dat MH17 is neergeschoten met een Buk-raket zouden kunnen ontzenuwen.

Maar ook als over dit motiveringsgebrek zou worden heengestapt, zien wij geen redelijk belang bij het toewijzen van deze verzoeken. Die zijn enerzijds gericht op de beoordeling van de verkregen radargegevens en anderzijds op de beschikbaarheid van aanvullende radargegevens.

Pulatov wenst nader onderzoek te doen naar de mogelijkheid om Oekraïense radargegevens te verkrijgen die het JIT en het Openbaar Ministerie eerder niet hebben kunnen verkrijgen. In het kader van dat onderzoek is er verzocht om getuigenverhoren en de verstrekking van afschrift van radardata van verschillende Oekraïense radarsystemen.

Het verhoorverzoek ziet op getuigen Demchyk, militair historicus Klep, onderhoudsmonteurs Bocheliuk, Chuiashenko, Gryschenko en Zemlianskyi, een zekere Volkov en luchtverkeersleiders Alshyn, Babich, Kalinichenko, Kaplynov, Klets, Kuznetsov, Lazareva, Maksymenko, Petrenko, Polyakov, Salatov, Sitnikov, Skyba, Sokolenko en Yevtushenko. Met uitzondering van historicus Klep en een voormalig luchtverkeersleider Volkov zijn al deze getuigen al eerder door het JIT gehoord over de beschikbaarheid van Oekraïense radargegevens. Onduidelijk is welke concrete vragen Pulatov nog zou willen stellen, die de gehoorde getuigen niet al eerder beantwoord hebben.

Volgens de verdediging werkte Volkov “met UkSATSE radarsytemen bedoeld voor de begeleiding van passagierstoestellen” die “op 17 juli 2014 uitstonden” . Hierbij verwijst zij naar een open bron waarin juist wordt toegelicht dat dit niet waar is.[63] Verder wordt in die bron geschreven dat Volkov in 2014 gearresteerd is wegens het doorspelen van informatie over militaire vluchten aan de separatisten en de Russische inlichtingendienst in juli en augustus 2014. In het artikel is te lezen dat hij veroordeeld zou zijn tot 12 jaar gevangenisstraf. Na een gevangenenruil in 2017 zou hij zijn vrijgekomen en nu in Oost-Oekraïne leven. De onderbouwing van dit verzoek is zo onduidelijk en de waarde van de gebruikte bronnen is zo onzeker dat ook dit verzoek niet kan worden toegewezen. Welke functie Volkov nu eigenlijk had, welke waarnemingen hij daarin zou hebben kunnen doen en welke bron van wetenschap hij daadwerkelijk zou hebben is allemaal niet te zeggen op basis van de motivering van Pulatov. Welke relevante informatie een verhoor van Volkov kan opleveren voor enige door uw rechtbank te nemen beslissing blijft eveneens onbenoemd.

Het verzoek van Pulatov aan uw rechtbank om afschrift van radardata ziet op de radarsystemen van Kramatorsk, Borovaya, Melovaja, Marioepol en Tsjoegoejev, die Volkov in zijn interview heeft genoemd. Wat het Openbaar Ministerie betreft is al het mogelijke onderzoek naar Oekraïense primaire radargegevens verricht en zal een herhaling van zetten daarin geen verschil kunnen maken. Eerder heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid al grondig onderzoek gedaan naar de beschikbaarheid van Oekraïense radargegevens. Daarvoor is een oud-diplomaat ingeschakeld als ‘special envoy’. Hij heeft op hoog politiek niveau contacten gelegd in Oekraïne en samen met het onderzoeksteam navraag gedaan naar alle beschikbare Oekraïense primaire radargegevens.[64] Daarop heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid enkel secundaire radargegevens van Oekraïne verkregen. In het strafrechtelijk onderzoek is de beschikbaarheid van primaire radargegevens nader onderzocht door een groot aantal getuigen te horen. Daarnaast heeft de SBU bij herhaling navraag gedaan bij civiele en militaire Oekraïense autoriteiten over de beschikbaarheid van radargegevens. Naast civiele secundaire data zijn er uiteindelijk ook nog Oekraïense militaire primaire radargegevens verkregen, van een mobiel radarsysteem van het type P18-Malakhit. Het valt niet in te zien waarom een herhaling van zetten na jarenlange inspanningen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid én het JIT alsnog nieuwe Oekraïense radargegevens zouden kunnen opleveren.

Daarbij komt dat zich al voldoende radargegevens in het dossier bevinden, op grond waarvan beoordeeld kan worden of zich een gevechtsvliegtuig in het luchtruim bevond of niet. Volgens luchtvaartspecialisten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid kon er al een betrouwbare beoordeling plaatsvinden op basis van de enkele video van een beeldscherm met Russische primaire en secundaire radardata. In het strafrechtelijk onderzoek hebben wij twee jaar later alsnog de onverwerkte primaire radargegevens van datzelfde Russische radarsysteem verkregen. Op grond daarvan konden verschillende specialisten - zowel Nederlandse deskundigen benoemd door de rechter-commissaris, als Russische specialisten van het Ministerie van Defensie en Almaz Antey - conclusies trekken over de aan- of afwezigheid van een gevechtsvliegtuig. Ook daarom is het horen van de eerder genoemde getuigen niet relevant voor de uitkomst van de zaak.

Ook Pulatov lijkt met die Russische radargegevens uit de voeten te kunnen: volgens hem zijn er “veel - en van de civiele radars kennelijk volledige - gegevens boven water gekomen en verstrekt”.[65]

Naast onderzoek naar aanvullende radargegevens, wenst Pulatov ook nader onderzoek naar de beoordeling van de beschikbare radargegevens. Concreet wil Pulatov onderzoeken of de radarplots die kort na het neerschieten van MH17 zijn gedetecteerd afkomstig zijn van een gevechtsvliegtuig en de mogelijkheid dat een gevechtsvliegtuig niet door een radar wordt gedetecteerd. Tussen neus en lippen door heeft Pulatov het ook over “informatie in verband met de vraag of een raket in de buurt van MH17 was”, maar dat valt in elk geval buiten het bereik van het door hem beoogde onderzoek naar een begin van aannemelijkheid van het air to air scenario.

Eerder hebben de door de rechter-commissaris benoemde deskundigen van defensie (D21) en EUROCONTROL, de Onderzoeksraad voor Veiligheid, Almaz Anteyen het Russische Ministerie van Defensie al aangegeven dat de radarplots in de Russische primaire radargegevens geen detectie bevatten van een gevechtsvliegtuig. Volgens de laatste beoordeling van het Russische Ministerie van Defensie en Almaz Antey zijn de na het moment van neerschieten nog zichtbare radarplots echo’s van wrakstukken van MH17. Dit sluit aan bij de beoordeling van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en de EUROCONTROL-deskundige. Volgens D21 zijn deze plots “eenmalige radarwaarnemingen welke niet bij een herkende vlucht of track aansluiten”. Volgens al deze bronnen zijn de door de Pulatov genoemde plots op de Russische primaire radar dus niet afkomstig van een gevechtsvliegtuig.

Datzelfde heeft verbalisant 17-311 opgenomen in zijn proces-verbaal: hij schrijft deze echo’s toe aan wrakstukken of raketdelen. Bij zijn beoordeling dat dit mogelijk raketdelen zijn is de verbalisant uitgegaan van het hoofdscenario dat MH17 is neergeschoten met een Buk-raket. Op basis van dat scenario is hij kennelijk tot de conclusie gekomen dat deze plots niet alleen afkomstig zouden kunnen zijn van wrakstukken van MH17, maar ook van de raket waarmee MH17 in dat scenario is neergeschoten. Dit proces-verbaal voegt dus niets toe aan de beoordeling van de eerder genoemde radardeskundigen en -specialisten. Ook daarom zien wij geen belang bij verhoor van deze verbalisant.

Datzelfde geldt voor professor P. van Genderen. Pulatov verwijst naar een onderdeel van een telefonische verklaring die Van Genderen tegenover universiteitsblad Delta heeft afgelegd over de hoorzitting in de Tweede Kamer. Het volledige citaat luidt als volgt:

“Ik verwacht ook verwarring over wat er op radarbeelden zichtbaar is van een raket die een vliegtuig nadert [onderstreping OM]. Mochten de radars iets gezien hebben, dan is niet terug te halen waar dat op slaat. Zie je het vliegtuig en de raket, zie je het uiteengespatte vliegtuig; dat kun je uit zulke beelden niet opmaken.”[66]

Net als 17-311 gaat Van Genderen dus uit van het scenario van een raket. Zijn opmerking dat je “het vliegtuig en de raket” niet uit de radarbeelden kunt “opmaken”, zegt dus niets over de beoordeling of de radarplots reflecties kunnen zijn van een gevechtsvliegtuig of niet, maar ziet in algemene zin op vlucht MH17 en een raket. Daarom blijft onduidelijk welk nieuw radarinzicht Van Genderen nog zou kunnen toevoegen aan die van verschillende deskundigen en specialisten in het dossier.

Blijft over defensiedeskundige D21. Volgens zijn rapport zou een gevechtsvliegtuig in algemene zin onder de Russische primaire radar gevlogen kunnen hebben. Indien uw rechtbank ruimte zou zien voor nader onderzoek naar het air to air scenario, zullen wij ons niet verzetten tegen nadere bevraging van D21. Daartoe kan verwezen worden naar de rechter-commissaris.

Logboeken en vluchtplannen
Verder heeft Pulatov gevraagd om getuigen te horen “met betrekking tot de begrijpelijkheid, de volledigheid, de authenticiteit/geloofwaardigheid van de vluchtplannen en documenten, waaruit zou blijken dat er op 17 juli 2014 geen gevechtsvliegtuigen in de nabijheid van MH17 zouden zijn geweest”. Dit betreffen de opstellers van documenten, te weten Baidak, Artemenko en Yanushevich, verbalisanten van een proces-verbaal waarin de ontvangst van die stukken wordt benoemd, te weten Primo 17-309 en Primo 17-311, militair historicus Klep en de eerder gehoorde getuigen Demchyk, Nikolaev, een zekere Lagachev en Dzjubenko, Dyakiv, en de opsporingsambtenaar “die het onderzoek naar de dood van Voloshin heeft geleid”.

De enige grondslag van dit verzoek is gelegen in documenten van het Oekraïense Ministerie van Defensie, waarin militaire vluchten zijn vastgelegd die op 17 juli 2014 waren gepland en zijn uitgevoerd. Volgens Pulatov zijn deze stukken onvolledig en onbegrijpelijk.

Anders dan Pulatov vinden wij deze stukken op zichzelf bezien begrijpelijk. Voor zijn begrip hebben we een korte toelichting opgenomen in de voetnoot.[67] Wij lichten deze hier kort toe. Voor nadere vragen van de verdediging hierover zijn wij vanzelfsprekend beschikbaar.

Blijft over zijn stelling dat deze stukken onvolledig zijn. Daarbij noemt Pulatov deze documenten de “derde pijler” waarop het Openbaar Ministerie het alternatieve scenario van een aanval door een gevechtsvliegtuig uitsluit en verwijst dan naar onze toelichting op de zitting van 9 juni jl. Dat is een misvatting. We hebben een toelichting gegeven op de loop van het onderzoek en uitgelegd welke stappen daarin allemaal zijn gezet. Het opvragen van de Oekraïense vluchtgegevens is slechts één van de vele stappen die in dat onderzoek zijn gezet. In onze tussenconclusie hebben wij hier het volgende over gezegd:

“Er is dus op verschillende manieren onderzoek verricht naar de vraag of vlucht MH17 door een gevechtsvliegtuig kan zijn neergeschoten. Dat onderzoek heeft vele resultaten uit verschillende bronnen opgeleverd die onverenigbaar zijn met het air-to-air scenario. De meest objectieve en belangrijke van die resultaten zijn de radardata, de opname van de Cockpit Voice Recorder, de opgenomen communicatie tussen Oekraïense en Russische luchtverkeersleiders en het forensisch onderzoek door verschillende onafhankelijke deskundigen. Met name de bevindingen dat de primaire radar geen ander vliegtuig bij MH17 heeft gedetecteerd, dat de geconstateerde schade niet veroorzaakt kan zijn door een gevechtsvliegtuig en dat een aanval door een gevechtsvliegtuig niet verenigbaar is met de opname van de Cockpit Voice Recorder maken dat wij op basis van de nu beschikbare informatie geen mogelijkheden meer zien voor zinvol nader onderzoek naar dit scenario.”[68]

Veel duidelijker kunnen we het niet maken. Als Pulatov meent dat wij blind zijn gevaren op deze Oekraïense documenten, dan heeft hij ons verkeerd begrepen.

Kortom: deze documenten spreken voor zichzelf en ze zijn niet relevant voor een door uw rechtbank te nemen bewijsbeslissing. Daarom hoeven hier geen elf getuigen en een deskundige over gehoord te worden.

5

‘Werking BUK-raket’
Onder de noemer ‘onderzoeksrapporten’ heeft de verdediging verder ter zitting gesproken over de loop van het forensisch onderzoek en het onderzoek naar de werking van het Buk-systeem. Daarbij heeft Pulatov verzocht om dit onderzoek op een aantal punten aan te vullen. Ook die aanvullingen zien op onderzoek naar het scenario dat MH17 zou zijn neergeschoten door een gevechtsvliegtuig. Opnieuw blijft Pulatov zich nog verschuilen in de vroege ochtendmist van een later te formuleren verweer. Zoals hij het zelf zegt: “De uitkomst van dit onderzoek zou kunnen zijn dat MH17 niet door een BUK-raket kan zijn geraakt. Het gevolg daarvan is dat het warplane scenario in beeld komt”. Ook volgens Pulatov is dat scenario dus nog niet in beeld. Ook hij ziet vooralsnog geen begin van aannemelijkheid dat MH17 is neergeschoten door een gevechtsvliegtuig.

Pulatov stelt dat geen onderzoek zou zijn gedaan naar de mogelijkheid dat een Buk-raket “tot ontploffing is gekomen door het daadwerkelijk raken van het vliegtuig door middel van de impactontsteker”. Daarbij beweert hij dat het voor de hand zou liggen dat een Buk-raket bij een niet te missen doel als MH17 geen nabijheidsontsteker zou gebruiken, omdat de raket dan “met gemak” in botsing kan komen met zijn doel. In het onderzoek zou dus ten onrechte zijn gezocht naar een match tussen het schadebeeld en een detonatie door een nabijheidsontsteker. Daarom wil Pulatov nader onderzocht hebben of de Buk-raket wel buiten het vliegtuig tot ontploffing is gekomen of dat deze niet toch het vliegtuig zelf had moeten raken.

Daarvoor heeft hij verzocht om het verhoor van acht personen: de getuigen Tarankov, G9081 en Hrebeniuk, twee verbalisanten (Primo 17-230 en Dzaja), twee woordvoerders van het bedrijf Almaz Antey (Malyshevsky en Novikov) en de onbekende auteur van een technisch handboek van de 9M38M1-raket.

Na deze verhoren zou de verdediging nog onbekende deskundigen willen horen over de impactschade in geval van een directe inslag van de raket in zijn doel. Al dat onderzoek zou kunnen leiden tot de conclusie dat MH17 niet door een Buk-raket geraakt kán zijn en het ‘warplane scenario’ in beeld komt.

Omdat Pulatov geen begin van aannemelijkheid van het air-to-air scenario heeft gesteld of onderbouwd, zien wij geen reden om deze getuigen te horen. Voor zover uw rechtbank daar anders over denkt, merken wij nog het volgende op.

Alle verzoeken vloeien voort uit de vraag of het niet toch zo zou kunnen of zelfs moeten zijn dat een Buk-raket vlucht MH17 direct had moeten raken in plaats van in diens nabijheid te ontploffen. Die vraag laat zich maar op één manier beantwoorden en dat is op basis van het schadebeeld. Dat schadebeeld is uitgebreid onderzocht en de uitkomst daarvan is duidelijk. Dat schadebeeld rechtvaardigt maar één conclusie, namelijk dat er een explosie buiten het vliegtuig heeft plaatsgevonden, dus zonder dat de raket het toestel direct heeft geraakt.

Over dezelfde schade heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid gerapporteerd:

“Aan de hand van de vorm van de gaten is de globale richting van de inslag bepaald. Om de banen van de deeltjes inzichtelijk te maken, zijn lijnen getrokken (deze techniek heet stringing) zodat globaal bepaald kon worden waar de deeltjes vandaan kwamen. De richting is onder meer vergeleken met de richting van de geluidsgolf, die geregistreerd is door de cockpit voice recorder.”

In het dossier zijn meerdere foto’s opgenomen waarin het resultaat van deze stringing te zien is.

Hoewel deze stringing methode niet meer dan een globale inschatting geeft van richting en locatie waaruit de fragmenten moeten zijn afgevuurd, wordt hiermee wel duidelijk dat die locatie globaal genomen linksboven de cockpit moet hebben gelegen. Dat is onverenigbaar met de door Pulatov geopperde botsing.

En dat is niet de enige contra-indicatie. Ook het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar het schadebeeld. Daarbij heeft het NFI gekeken naar de wrakdelen van MH17 én de vliegtuigvreemde materialen die in lichamen, persoonlijke goederen van slachtoffers, vluchtdocumenten van de bemanning en in de wrakdelen van MH17 zijn aangetroffen. Daarbij heeft het NFI niet alleen een relatie met een explosie vastgesteld, maar ook geconcludeerd dat die explosie buiten het vliegtuig moet hebben plaatsgevonden. In relatie tot het aantreffen van sommige staaldeeltjes concludeert het NFI dat dit alleen kan worden verklaard als de deeltjes van buiten het vliegtuig komen. In een overkoepelend rapport komt het NFI tot de volgende conclusie:

“Samengevat kan uit deze onderzoeken worden geconcludeerd dat er een explosie buiten het vliegtuig heeft plaatsgevonden.”

Daarmee is de centrale vraag van Pulatov dus al beantwoord: er was geen sprake van raketbotsing of ‘direct hit’. Daarom is er ook geen reden om getuigen te horen over de algemene werking van de botsingsontsteking van een Buk-raket.

Explosievenonderzoek
Verder heeft Pulatov verzocht om verhoor van explosievendeskundige Koeberg van het Nederlands Forensisch Instituut. Deze deskundige heeft twee rapporten opgemaakt over zijn onderzoek naar de mogelijkheid dat MH17 is neergeschoten met andere raketten dan een Buk. Deze rapporten zijn opgenomen in het dossier.

Pulatov wenst Koeberg te vragen hoe hij zijn onderzoek heeft uitgevoerd en waarop hij zijn conclusies baseert. Daarnaast wil hij hem vragen naar het door hem verrichte onderzoek naar explosieven. In zijn motivering maakt Pulatov niet duidelijk op welk verweer dit onderzoek is gericht. Omdat het is opgenomen in het hoofdstuk ‘warplane scenario’, moeten we het erop houden dat antwoorden van Koeberg Pulatov – net als bij de eerdere verzoeken in dit deel - zouden kunnen helpen om te beoordelen of dit scenario ‘in beeld komt’. Ook volgens Pulatov heeft dat scenario geen begin van aannemelijkheid. Tegelijk menen wij dat een verhoor van deze deskundige Koeberg weer méér voor de hand ligt dan veel andere verhoren waar Pulatov om gevaagd heeft. Indien uw rechtbank nog ruimte ziet voor onderzoek naar het air to air scenario, is deze deskundige een voor de hand liggende keuze.

Rakettypes R33 en R37
Het volgende verzoek is om verbalisant Primo 17-311 en Bilov, een militair van de Oekraïense luchtmacht als getuigen te horen over de vraag of MH17 kan zijn neergeschoten door een R-33 of R-37 raket vanaf een Oekraïens gevechtsvliegtuig. Pulatov wijst daarbij op een vergissing in een proces-verbaal: daarin is bij de verwijzing naar een zin in een ambtsbericht van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) een zin verkeerd weergegeven. Daarin heeft Pulatov gelijk: waar de MIVD zegt dat bepaalde wapensystemen niet in gebruik zijn bij de Oekraïense krijgsmacht bedoelt de MIVD inderdaad de R-33 en de R-37 raket, en niet op typen gevechtsvliegtuigen.

Pulatov wenst de verbalisant en Bilov te horen “teneinde helderheid te verkrijgen over wat het JIT met onderzoek heeft vastgesteld over de beschikbare luchtraketten en gevechtsvliegtuigen van de Oekraïense luchtmacht”. Over de vraag of Oekraïne beschikte over operationele R-33 of R-37 raketten is het dossier echter volstrekt helder. Bilov heeft verklaard dat Oekraïne geen R-33 raketten in gebruik had. De MIVD heeft verklaard dat Oekraïne geen R-33 of R-37 raketten in gebruik had. Het NLR heeft de R-33 en R-37 raket uitgesloten als mogelijke veroorzaker van de schade aan MH17 omdat die raketten geen vlindervormige fragmentatiedelen bevatten.

Het dossier bevat daarnaast informatie over de vraag welke luchtdoelraketten Oekraïne wél in gebruik had; dat waren volgens getuige Bilov en de MIVD de types R-27, R-60 en R-73. De types R-33 en R-37 worden daar steeds niet bij genoemd.

Pulatov kan het hier mee oneens zijn. Hij kan het bestrijden. Maar er is geen onduidelijkheid die opgehelderd moet worden met een getuigenverhoor. De feiten zijn dat volgens alle bronnen in het dossier de Oekraïense krijgsmacht in juli 2014 geen R-33 en R-37 raketten in gebruik had. Pulatov draagt geen enkele informatie aan die er op wijst dat dit wel het geval was en daarom onderzocht moet worden.

Getuige Bilov verklaart ook welke vliegtuigen kunnen worden gebruikt om de raketten af te vuren die de Oekraïense strijdkrachten wél in gebruik hadden (rakettypes R-27, R-60 en R-73). Dit zijn verschillende typen Sukhois (Su-24, Su-25 en Su-27) en de MiG-29.

De verdediging heeft op internet een foto uit 2011 gevonden van een MiG-25 in Oekraïne. Dit betreft een MiG-25 in het Ukraine State Aviation Museum in Kiev. De dia die nu wordt getoond is een schermafdruk van de website van dat museum. Op de foto is het vliegtuig te zien zoals het is opgesteld tussen de rest van de collectie.

Overigens betreft het een MiG-25RB; deze variant was uitgerust om gronddoelen te bombarderen. Een foto van een MiG in een museum. In 2011. Voor het Openbaar Ministerie is niet duidelijk wat Pulatov hiermee wenst te onderbouwen. In elk geval is het niet relevant voor enig verzoek. Datzelfde geldt overigens voor de getoonde foto van een gevechtsvliegtuig in hetzelfde beeld als een burgervliegtuig bij een militaire oefening in het jaar 2012: ook daarvan hebben wij geen relatie met enig verzoek van Pulatov kunnen vaststellen.

Om deze getuigenverhoren te kunnen toewijzen moeten twee vragen positief beantwoord worden: in de eerste plaats of er vragen zijn die nog niet door het dossier worden beantwoord maar wel aan deze getuigen gesteld kunnen worden. Zulke vragen zien wij niet in de toelichting van de verdediging. Maar zelfs als u die vragen wel ziet, moet ook nog geconstateerd worden dat die vragen relevant zijn voor enige door uw rechtbank te nemen beslissing. Het gaat hier om onderzoek naar een alternatief scenario. Daarvoor is een begin van aannemelijkheid noodzakelijk. Ook daarom kunnen deze onderzoekswensen niet worden toegewezen.
https://www.om.nl/binaries/medium/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/reactie-op-verdediging-26-juni-2020/mig--25rb-mh17-proces.jpg

6

Rapport NLR
Van de air to air raketten stapt Pulatov over op het boordkanon van een gevechtsvliegtuig en - nog steeds in het hoofdstuk ‘warplane scenario’ - andere surface to air raketten dan de Buk. Daarover wenst hij onderzoeker Markerink van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) te horen. Daarbij stelt Pulatov dat het NLR hierbij heeft “vertrouwd op de door de SBU en de Oekraïense autoriteiten verstrekte informatie dat geen andere dan in het onderzoek betrokken eigenschappen van boordkanonnen en luchtraketten bij de Oekraïense krijgsmacht in gebruik zijn”. Dat is onjuist en blijkt ook niet uit de bron waarop Pulatov zich baseert: de inleiding van het NLR-rapport. Daarin wordt nu juist uitgelegd dat dit onderzoek werd gedaan ten behoeve van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en dat daarbij gebruik werd gemaakt van “diepgaande kennis van grond-lucht en lucht-lucht wapensystemen” van de eigen afdeling Defensiesystemen. Diezelfde afdeling beschikt op dit gebied over ruime kennis, omdat het ook “operationele, technische en wetenschappelijke ondersteuning” geeft aan de Koninklijke Luchtmacht in het kader van de “zelfbescherming van de luchtvaartuigen”. Verder wordt in het rapport nog de Russische fabrikant Almaz Antey als bron genoemd voor gerichte informatie over Buk-raketten. Hoe Pulatov hierin heeft kunnen lezen dat het NLR in dit onderzoek is uitgegaan van informatie van de SBU en de Oekraïense autoriteiten, is ons niet duidelijk. Dit getuigenverzoek van Pulatov is vooral gericht op de bespreking van zijn kritiek op het NLR-rapport. De paar vragen die hij uiteindelijk aan Markerink wenst te stellen algemeen en worden al beantwoord in het rapport.

‘Uitstulpingen en RMA-onderzoek’
Pulatov wenst een drietal onderzoekers van de Belgische Koninklijke Militaire School (Royal Military Academy of RMA) te horen over het door hen gemaakte rapport over het fenomeen uitstulpingen naar buiten na detonatie, ook wel petalling genoemd, vanwege een “groot wetenschappelijk voorbehoud” dat deze deskundigen in dit rapport zouden hebben gemaakt. Ook zouden de onderzoekers een voorbehoud maken, waar zij stellen dat de door hen genoemde minimale afstand van 2,7 meter “slechts” een indicatieve waarde zou zijn.

In het onderzoek naar uitstulpingen heeft de RMA zogenaamde D-targets gebruikt bij de arenatesten. Deze D-targets bestonden uit een constructie van meerdere lagen samengeklonken plaatmateriaal. Op die D-targets zijn na detonatie inslagen te zien die zowel naar binnen als naar buiten zijn gebogen.

Het voorbehoud dat de RMA in zijn onderzoeksrapport heeft gemaakt ziet enkel op de verklaring voor dit verschijnsel van uitstulpingen (petalling) niet op het verschijnsel zelf. Dat er na een detonatie van een Buk-raket ook uitstulpingen kunnen ontstaan in samengeklonken plaatmateriaal, is immers aangetoond tijdens de arenatesten. Dat is ook te zien op drie foto’s in het rapport van de RMA. De RMA maakt dus geen “groot wetenschappelijk voorbehoud”.

Datzelfde geldt voor overweging van RMA dat de afstand van 2,7 meter een indicatieve waarde is. Ook dat is geen voorbehoud ten aanzien van het verschijnsel van petalling bij een explosie van buitenaf, omdat dit al feitelijk is vastgesteld. De onderzoekers wijzen er slechts op dat de omstandigheden tijdens de arenatest niet dezelfde waren als die waarin MH17 verkeerde toen hij werd neergeschoten.

Nog daargelaten dat Pulatov in het midden laat voor welke door uw rechtbank te nemen beslissing nader onderzoek naar het petalling effect relevant zou kunnen zijn. Wij kunnen dat in elk geval niet plaatsen in een scenario waarbij MH17 van buitenaf is aangevallen met een gevechtsvliegtuig.

Ook het verzoek om de drie onderzoekers van de RMA over dit onderwerp te horen mist feitelijke grondslag en dient om die reden te worden afgewezen. Overigens zullen we zo in het tweede deel concluderen dat twee van deze drie onderzoekers wel om andere redenen gehoord kunnen worden.

7

Voetnoten
[1] ECLI:NL:PHR:2012:BW7952, pt. 7.

[2] Corstens, Borgers en Kooijmans (2018), Het Nederlandse Strafprocesrecht, par. XV.18, met verwijzing naar de memorie van toelichting bij artikel 293 Oorspronkelijk Regeringsontwerp, p. 125.

[3] A.J. Blok en L.CH.Besier (1925), Het Nederlandsche Strafproces, Deel II, p.65

[4] Brief van raadslieden aan voorzitter van 24 april 2020, pt. 15: “Voorts is het thans niet mogelijk om de nodige input van cliënt in aanvulling op de inhoud van het strafdossier te verkrijgen; wij kunnen hem niet in kennis stellen van onze standpunten over de feiten (die wij pas kunnen innemen na zijn informatie te hebben verkregen); wij kunnen geen overleg voeren over inhoudelijke en/of strategische beslissingen en de mogelijke gevolgen van bepaalde verweren; over eventuele onderzoekswensen, etc. etc.”

[5] Brief van raadslieden aan voorzitter van 24 april 2020, pt. 18: “(...) wij op dit moment - tot ten minste een periode nadat de reisbeperkingen i.v.m. corona zijn opgeheven - niet kunnen bepalen welke onderzoekswensen in het belang van of noodzakelijk voor de verdediging zijn (…).”

[6] Brief van de raadslieden d.d. 24 april 2020, pt. 15-16: “In onderhavige zaak wordt veelvuldig over belangrijke te nemen procesmatige beslissingen gecorrespondeerd tussen de rechtbank, de verdedigingen het OM. De verdediging stelt zich op het standpunt dat deze (concept) correspondentie normaalgesproken met cliënt zou kunnen worden besproken via een tolk (…); immers is het ten behoeve van de verdediging van de heer Pulatov noodzakelijk om hem op de hoogte te houden van het procesverloop, om op de daarin in te nemen standpunten zijn (feitelijke) input te ontvangen, en om op (de mogelijke gevolgen van) te nemen beslissingen zijn akkoord te ontvangen. De verdediging heeft deze correspondentie tot nu toe steeds op eigen kosten in het Russisch laten vertalen, omdat het niet doenlijk en/of wenselijk is om deze (concept) correspondentie in verband met de complexiteit en gevoeligheid van de (feitelijke en juridische) materie alsmede tijdsoverwegingen (steeds) (op afstand) met cliënt te bespreken via een tolk (…).”

[7] Email van de raadslieden d.d. 26 mei 2020 (met instemming van de verdediging gevoegd als bijlage 1 bij de brief van het OM aan de voorzitter d.d. 27 mei 2020.

[8] Beslissing van de rechter-commissaris op het verzoek van Pulatov tot vertaling van het procesdossier d.d. 7 mei 2020: “Nog los van de tijdelijkheid van deze beperkingen geldt dat een mondeling overleg met behulp van een tolk het uitgangspunt is en er in de huidige tijd (ook met inachtneming van deze beperkingen) voldoende (veilige) mogelijkheden zijn om dit vorm te geven.”

[9] In haar brief aan de rechter-commissaris van 16 oktober 2019 stelt zich voor als zijn “legal representative”.

[10] Advocatenblad, 3 februari 2020.

[11] Vervallen

[12] https://www.svs.law/nl/nieuws/kantoorni … nderzoek/:

[13] Mondelinge mededeling verdediging ter zitting van 10 juni 2020 (“Wij hebben nog even gecheckt, net, en ik heb inmiddels begrepen dat hij wel degelijk één en ander heeft gelezen. Wat mij betreft is dat echter helemaal niet relevant, laat staan bepalend voor de vraag of het gedeelte dat is vertaald is, voldoende is ...”).

[14] Email van de raadsvrouw aan voorzitter en OM d.d. 10 juni 2020.

[15] Brief van raadslieden aan voorzitter d.d. 24 april 2020, pt. 17: “De coronamaatregelen staan in de weg aan zowel de mogelijkheid om te reizen in dat verband als de mogelijkheden om dergelijke adviseurs te Kunnen bekostigen.”

[16] Brief van raadslieden aan voorzitter d.d. 5 mei 2020, pt. 19.

[17] Zie rechtbank Den Haag, 1 maart 2013 (ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ4292), 4.39 over de verlening van een voorschot van 15.000 euro.

[18] Brief van mevrouw Kutina aan de RC d.d. 16 oktober 2019: “Now he is looking for the lawyer, who is eligible to defend him before the Court. Due to this fact he asks not to provide him a court-appointed attorney.”

[19] Onder 2 ‘Bijstand advocaat’: “U heeft het recht om zich te laten bijstaan door een Nederlandse advocaat. Als u nog geen advocaat heeft, kunt u om toevoeging van een advocaat vragen bij de Raad voor Rechtsbijstand. (…) Indien u praktische ondersteuning nodig heeft bij de verkrijging van rechtsbijstand, kunt u hierover contact opnemen met de officier van justitie via de kanalen die onderaan zijn vermeld (onder 13).”

[20] Standpunt Openbaar Ministerie 10 maart 2020, p. 35.

[21] Zie bijvoorbeeld EHRM 2 april 2013, no. 25307/10 (D.T. t. Nederland), par. 50. Zie ook B. de Wilde, Stille getuigen. Het recht belastende getuigen in strafzaken te ondervragen (artikel 6 lid 3 sub d EVRM) (diss. Amsterdam VU), Deventer: Kluwer 2015, p. 536.

[22] Zie artt. 288 lid 1 sub c, 315, 316 en 318 Sv.

[23] HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, r.o. 2.5 en 2.8;

[24] Zie noot Borgers bij HR 1 juli 2014, NJ 2014/441, pt. 20.

[25] Zie brief OM 27 mei 2020, bijlage 2 (toelichting vorderingen nader onderzoek), p.4.

[26] Zie ECLI:NL:PHR:2010:BK8132, pt. 17-20 en M.J.A. Duker, Noodzaak en verdedigingsbelang: naar meer eenduidigheid, DD 2008, p. 61.

[27] Zie ECLI:NL:PHR:2010:BK8132, pt. 20.

[28] Zie kamerstukken 1995–1996, 24 692, nr. 3, p. 20 (“Tegen de niet verschenen verdachte, aan wie de dagvaarding op een geldige wijze is uitgereikt, wiens aanwezigheid door de rechtbank niet wordt vereist en wiens verzoek om uitstel niet is gehonoreerd, verleent de rechtbank verstek. Dat betekent dat de behandeling van de zaak buiten zijn aanwezigheid wordt voortgezet en dat de beraadslaging plaatsvindt op basis van een onderzoek, waaraan de verdachte niet heeft deelgenomen.”).

[29] Zie Silvis in Melai/Groenhuijsen, aantekening 4.2 (de beoordeling van een verzoek) bij artikel 316 Sv (“Wordt nader onderzoek op de voet van art. 316 bevolen, dan betekent dit niet dat het beschikbare materiaal onvoldoende was om te kunnen komen tot de beantwoording van de vragen van art. 348 en art. 350. Het geeft slechts aan dat de rechter een of ander feit nog nader belicht wilde zien.”).

[30] HR 24 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:666, r.o. 2.4; HR 28 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU5471, r.o. 4.8.1; HR 10 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AF0556, r.o. 4.2; HR 30 juni 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD1214, NJ 1999,88, r.o. 6.3.5.

[31] Conclusie Keulen 28 november 2017, ECLI:NL:PHR:2017:1613, pt. 22.

[32] Zie o.a. EHRM 18 december 2014, nr. 14212/10 (Scholer/Duitsland), r.o. 51; EHRM 6 december 2012, appl.no. 25088/07 (Pesukic/Zwitserland), r.o. 45 en EHRM, 29 september 2009, nr. 15065/05 (Dzelili/Duitsland) – admissibility decision.

[33] Hof Den Haag 30 juni 2000, ECLI:NL:GHSGR:2000:AA6305, r.o. 15.49.

[34] Toelichting verdediging 23 juni 2020, deel 9.

[35] Standpunt OM voortgang proces d.d. 10 maart 2020, p. 16-17 en 38.

[36] Toelichting OM (Conclusie), p. 22.

[37] Toelichting verdediging 23 juni 2020, deel 9, bijlage 1, p. 4-5.

[38] In het dossier bevinden zich wel processen verbaal waarin wordt verwezen naar de persconferentie van Almaz-Antey van 13 oktober 2015 ). Voorts is in het digi dossier een video te vinden van deze persconferentie.

[39] Op de zitting van 9 maart 2020 en in een brief van 27 februari 2020, waar onder het kopje “aanwijzingen voor de zitting: preliminaire verweren en opgeven getuigen”.

[40] Hoge Raad 19 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ1702.

[41] HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496

[42] Zie noot Silvis onder 7 en 8 Bij HR 19 juni 2007, VA 2008/7 en HR 19 juni 2007, LJN BA5856

[43] HR 2 september 1997, ECLI:NL:HR:1997:AB8082, DD 1998, p. 009, NJ 1998/101; HR 23 november 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3794, JOL 1999/253, NJ 2000/128; HR 10 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AL8446, NbSr 2004/85, NJ 2004/452, m.nt. Knigge; HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, NbSr 2014/257; HR 4 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1015, NJ 2017/440, m.nt. Kooijmans.

[44] HR 4 juli 2017, NJ 2017/440 m.nt. Kooijmans, r.o. 3.6

[45] Zie C.P.J. Scheele, in: M.F. Attinger e.a./P.A.M. Mevis e.a., Handboek Strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer, elektronische versie, bijgewerkt tot 1 maart 2018, nr. 26.7.6

[46] Zie: HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, NJ 2014/441 m.nt. Borgers

[47] Zie de noot van Borgers, punt 14, bij HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:1496, NJ 2014/441

[48] Gerechtshof Amsterdam 30 januari 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:240. Zie in soortgelijke zin Rechtbank A’dam, 14-02-2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:971.

[49] Zie toelichting verdediging 22 en 23 juni 2020

[50] Mondelinge toevoeging ter zitting op 23 juni 2020 na randnummer 84 van deel 9 (“Voor alle duidelijkheid: wij geloven nog niets.”). Mondelinge toevoeging ter zitting op 23 juni 2020 voor deel 5, randnummer 1(“Wij gaan beginnen met het bespreken van dat wat wij noemen het Oekraïense BUK-scenario en dat gaat over de vraag als het een BUK was, kan dat dan een BUK zijn die afkomstig was van de Oekraïense strijdkrachten? En nou zullen wellicht sommigen zeggen: hoe kan dat nou? Gisteren heeft die verdediging toch de hele dag gepraat over een heel ander scenario namelijk over het scenario dat het een warplane kan zijn geweest, 1 of meer, dus een ander zogenaamd alternatief scenario. En dat klopt, daar hebben wij het gisteren over gehad en wij zeggen niet te weten dat dat het is, wij zeggen niet te weten dat er een warplane was, wij zeggen niet te weten wat het antwoord is op al die vragen, wat wij zeggen is; er zijn een hoop vragen die nog te stellen zijn, er is een hoop onduidelijk en in die fase, in die onderzoeksfase zitten wij. Wat wij zeggen is; doe nou onderzoek naar de betrouwbaarheid en naar de open eindjes die er nog zijn in onze optiek. En die vragen die zijn er nog voor het air to air, het warplane-scenario en die vragen zijn er ook als het gaat over de vraag als het een BUK was, was het dan wellicht een Oekraïnse BUK? En dat is het deel dat ik nu ga bespreken.”).

[51] Mondelinge toevoeging ter zitting op 23 juni 2020 na randnummer 7 van deel 6 (“Ik zeg er bij: dit is op dit moment nog maar theorie, we zitten in de onderzoeksfase.”).

[52] zie bv Gerechtshof Arnhem 18 april 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BW3209; Rb. Rotterdam 30 juli 2010, ECLI:NL:RBROT:2010:BN2911; Gerechtshof Den Haag 13 december 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BO7042; Rb. Limburg 4 januari 2013, ECLI:NL:RBLIM:2013:BY7756; Rb.Utrecht 9 april 2010, ECLI:NL:RBUTR:2010:BM0563.

[53] EHRM 6 mei 2003, nr. 48898/99 (Perna tegen Italië), § 29. Vgl. voorts onder meer EHRM 9 mei 2017, nr. 21668/12 (Poropat tegen Slovenië), § 42.

[54] Zie bijvoorbeeld HR 8 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW3760, HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1568, HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1559 en zie de noot van Borgers, punt 12, bij HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, NJ 2014/441.

[55] PHR 27 augustus 2019, ECLI:NL:PHR:2019:834 onder 11.

[56] Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, art. 69 lid 4.

[57] Zie schriftelijk standpunt OM 10 maart 2020, p. 19, met name ook de jurisprudentie.

[58] Mondelinge toevoeging ter zitting op 23 juni 2020 (“Ik zeg er bij: dit is op dit moment nog maar theorie, we zitten in de onderzoeksfase.”).

[59] Mondelinge aanvulling verdediging ter zitting op 23 juni 2020

[60] Zie bijvoorbeeld HR 8 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW3760, HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1568, HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1559 en zie de noot van Borgers, punt 12, bij HR 1 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1496, NJ 2014/441.

[61] C.P.J. Scheele, Het beoordelen van getuigenverzoeken, Strafblad 2017/30, par. 4.2

[62] Zie The Moscow Times, Fresh Details Fail to Provide Clarity on MH17 Crash in Eastern Ukraine, 3 augustus 2014, beschikbaar op https://www.themoscowtimes.com/2014/08/ … ne-a37940.

[63] In de bron van de verdediging staat o.a.: “De lezer zou uit het Novini artikel kunnen begrijpen dat Jevgenij Volkov een luchtverkeersleider is die werkte met UkSATSE radarsystemen bedoeld voor begeleiding van passagiertoestellen. Dat is onjuist.”.

[64] OVV Onderzoeksverantwoording, p. 63-64

[65] Dat is overigens een opmerkelijke conclusie, omdat de Russische autoriteiten nu juist geen primaire radardata hebben bewaard en verstrekt van het civiele systeem in Buturinskoe, terwijl die volgens de persconferentie van het Ministerie van Defensie van 21 juli 2014 wel een gevechtsvliegtuig zou hebben gedetecteerd. Daarnaast hebben de Russische autoriteiten, anders dan de Oekraïense, geen militaire primaire radargegevens verstrekt, terwijl die Russische autoriteiten volgens de redenering van de Pulatov evengoed een “militair-strategische noodzaak” hadden om het luchtverkeer in het aangrenzend Oost-Oekraïense gebied te volgen. Daarin was de Oekraïense luchtmacht immers in elk geval tot 17 juli 2014 actief.

[66] https://www.delta.tudelft.nl/article/de … ting-mh17.

[67] Het gaat om twee tabellen met vluchten van 17 juli 2014. In de eerste worden trainingsvluchten vermeld. In de tweede tabel staan de overige vluchten In de eerste kolom van die tweede tabel staat telkens het type ‘aircaft’, zoals Antonov-26 (An-26) of een helikopter van type Mi-8 (Mil), met de naam van de verantwoordelijke commandant. In de kolom ‘take off time’ en de subkolommen ‘planned’ en ‘actual’ staan de geplande en feitelijke vertrektijden. De kolom ‘aerodrome’ verwijst dan naar de locatie van het vliegveld, waar vandaan het betreffende toestel is vertrokken. In de kolom ‘landing time’ wordt het tijdstip vermeld waarop het toestel is geland. Het werkt dus als een spoorboekje van de Oekraïense militaire luchtvaart op 17 juli 2014. Daarmee is Oekraïens verslag gedaan welke vluchten wanneer en waar hebben plaatsgevonden. Al deze vliegvelden liggen buiten het conflictgebied en ver van de locatie waar MH17 is getroffen.

[68] Toelichting onderzoek alternatieve scenario’s d.d. 9 juni 2020, p. 23-24.

[69] http://aviamuseum.com.ua/en/exposition/ … -mig-25rb.

8

https://www.om.nl/onderwerpen/mh17-vlie … ing-deel-2
Reactie OM op verdediging (deel 2)
Uitgesproken op de zitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag op 26 juni 2020.

Reactie op satellietbeelden, Cockpit Voice Recorder en opnamen Air Traffic Control
Satellietbeelden
Onder de noemer van satellietbeelden heeft Pulatov verzocht om Stolworthy te horen, de opsteller van het memorandum van de ‘Office of the Director of National Intelligence’. Pulatov wil van hem vernemen “wat hij precies aan informatie heeft waargenomen” en dat verhoor “benutten om te onderzoeken op welke wijze en onder welke voorwaarden de Verenigde Staten bereid zijn de satellietbeelden af te staan. Wat dat laatste betreft: de raadslieden van Pulatov weten dat een getuigenverhoor geen onderhandelingsinstrument is voor rechtshulp en nooit in die sleutel wordt toegewezen.

De enkele zin dat Pulatov Stolworthy wil horen over informatie die hij heeft waargenomen kan ook niet als een serieuze poging tot onderbouwing gelden tegen de achtergrond van de zeer uitgebreide inspanningen die zijn gedaan en toegelicht op dit vlak. Het Openbaar Ministerie heeft er alles aan gedaan om de Amerikaanse autoriteiten zover te krijgen om deze informatie openbaar te maken, zodat deze op zitting konden worden beoordeeld en getoetst. Van al die inspanningen was dit het maximale resultaat: verstrekking van dit memorandum, met de gelegenheid van vertrouwelijke inzage aan de Landelijke Officier van Justitie Terrorismebestrijding om een deel van de onderliggende bronnen te toetsen. Dat zal voor velen teleurstellend zijn. Ook wij hebben ingezet en aangestuurd op méér dan wij uiteindelijk hebben gekregen.

Tegelijk moeten wij reëel zijn en begrijpen wij dat de Verenigde Staten, net als andere staten, groot belang hebben bij geheimhouding van hun militaire instrumenten om raketlanceringen te detecteren. Ook als daar al het nodige over bekend is. Daarvoor is de informatie over early warning systemen, die het eigen land beschermen tegen vijandige aanvallen, nu eenmaal te belangrijk. Als de vijand bekend raakt met de werking van een early warning systeem, kan dat systeem worden omzeild. Daarom is het ook niet vreemd, dat de Verenigde Staten terughoudend zijn gebleven met het verlenen van inzage in de metadata van de detectie van een Buk-raket. Anders dan Pulatov suggereert, kunnen die gegevens niet met een Freedom of Information-verzoek worden opgehaald. Deze informatie is van een andere categorie dan de Amerikaanse schadebeoordeling van het bombardement in Hawija.

Het is simpelweg geen realistische verwachting dat na alle pogingen van de afgelopen jaren meer informatie verkregen kan worden ten aanzien van deze Amerikaanse gegevens, net als het geval is ten aanzien van de Russische radargegevens. Ook als de Nederlandse regering hier nog eens de schouders onder zou zetten, zal dat geen verschil maken. De Amerikaanse autoriteiten zijn zich steeds bewust geweest van de zwaarwegende, internationale belangen die er met de verkrijging van deze informatie gemoeid waren. Dat blijkt bijvoorbeeld wel uit de opstelling van de Verenigde Staten in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, bijvoorbeeld toen er gestemd werd over de oprichting van een MH17-tribunaal.

Daarom zal een verhoor van Stolworthy geen nieuwe informatie kunnen opleveren. Hij heeft een geheimhoudingsplicht en zal die niet mogen schenden. Pulatov wordt hierdoor niet benadeeld. Dat dit memorandum zijn bewijsgebreken kent, is een gegeven. Wij hebben er zelf al op gewezen dat de Landelijk Officier van Justitie niet alle onderliggende informatie heeft kunnen inzien. Daarmee zal uw rechtbank in uw beoordeling rekening moeten houden.

Verder wenst Pulatov nog uitsluitsel van de NAVO of er “door AWACS-vliegtuigen waarnemingen en/of registraties zijn gedaan in het gebied van Oost-Oekraïne”. Zo ja, dan wil hij dat de NAVO gevorderd wordt om die informatie te verstrekken. Hiervoor geldt hetzelfde als wij al eerder aangaven met betrekking tot Oekraïense en Russische radargegevens: het heeft geen zin om eerdere verzoeken te herhalen en het voegt niets toe aan de radargegevens die er al in het dossier zitten. Wel kunnen wij Pulatov nog wijzen op het antwoord dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid van de NAVO heeft ontvangen: ook nadat NAVO-specialisten de data van de AWACS-vliegtuigen opnieuw hadden onderzocht, werden er geen relevante data gevonden voor het onderzoek naar het neerstorten van MH17.In zoverre lijkt Pulatov dus niets mis te lopen.

Cockpit Voice Recorder
Ten aanzien van de Cockpit Voice Recorder (CVR) heeft Pulatov drie onderzoekswensen geformuleerd. In de eerste plaats heeft hij verzocht dat zijn verdediging in de gelegenheid wordt gesteld om in aanwezigheid van een eigen deskundige de originele en gehele tape van 30 minuten te mogen beluisteren. Het doel van dit onderzoek is (mede) om te achterhalen of er geluiden van een raket of boordkanon hoorbaar zijn. Daarnaast verzoekt hij dat de verdediging in de gelegenheid wordt gesteld om door een nader aan te wijzen deskundige de CVR in meer technische zin te laten onderzoeken, in het bijzonder of de CVR op 22 juli 2014 geheel intact en onbewerkt door de OVV is ontvangen. Ten slotte verzoekt hij het Openbaar Ministerie navraag te doen bij de OVV welke OVV-onderzoekers gehoord zouden kunnen worden over het onderzoek naar de CVR dat zij hebben verricht ten behoeve van het OVV-rapport, om “te onderzoeken of hun bevindingen betrouwbaar zijn”.

Het doel van dit alles is klaarblijkelijk, zoals de verdediging het noemt, ‘verificatieonderzoek’. Hierbij geeft de verdediging aan nog niet te kunnen zeggen welke deskundige het gevraagde onderzoek zou kunnen verrichten. Ook blijft onbenoemd welk type onderzoek verricht zou moeten worden aan de CVR met welke deskundigheid.

Als we deze wensen tot tegenonderzoek toetsen aan de wettelijke vereisten kunnen wij alleen tot afwijzing concluderen. Volgens de Hoge Raad kan de eis van een eerlijke procesvoering in sommige gevallen meebrengen dat aan het verzoek tot het doen verrichten van een tegenonderzoek gevolg dient te worden gegeven.[1] Maar daarbij geldt dat het verzoek voldoende feitelijk moet zijn onderbouwd. Een blote stelling dat het verrichte onderzoek partijdig is, is bijvoorbeeld onvoldoende[2], maar ook een niet onderbouwde suggestie dat er met een aangetroffen dactyloscopisch spoor iets mis zou kunnen zijn voldoet niet aan de eisen van een goed gemotiveerd verzoek.[3]

In dit geval ontbreekt zelfs de suggestie dat er iets mis is dat onderzocht moet worden. De verdediging heeft blijkbaar een zeer algemene wens tot eigen controlerend onderzoek maar kan niet specificeren waar dat onderzoek concreet op gericht moet worden of hoe het uitgevoerd zou moeten worden. Bovendien gaat het hier niet om tegenonderzoek naar belastend bewijs maar om tegenonderzoek naar één van meerdere redenen om een alternatief scenario uit te sluiten.

Bij de beoordeling van deze verzoeken van de verdediging is relevant dat het dossier reeds uitgebreide informatie bevat over de wijze waarop de CVR is onderzocht. Over de staat waarin de CVR is ontvangen, heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid uitgebreid verslag gedaan in bijlage H bij het eindrapport. Daaruit blijkt dat de CVR op 23 juli 2014 is onderzocht in het laboratorium van de Britse luchtvaartonderzoekinstantie (Air Accidents Investigaton Branch) in Farnborough. Daarbij waren onderzoekers aanwezig van verschillende landen en het Interstate Aviaton Committee en een vertegenwoordiger van de ICAO als waarnemer. De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft gedetailleerd verslag gedaan van de bevindingen bij de visuele inspectie van de CVR en daaropvolgende demontage. Na het openen van de geheugenmodule is de geheugenkaart eruit gehaald. Om te controleren of de geheugenkaart niet was beschadigd is de voorgevormde plastic beschermlaag (van Room Temperature Vulcanising plastic) verwijderd. Vervolgens zijn de data van de geheugenkaart tweemaal, met verschillende apparatuur, gedownload. Beide downloads kwamen met elkaar overeen. In dit grondige onderzoek van internationale specialisten zijn geen aanwijzingen voor manipulatie gevonden. De opname van de CVR is uitgeluisterd en uitgewerkt door onderzoekers van de Nederlandse Onderzoeksraad voor Veiligheid én die van hun zusterdiensten van andere staten, waaronder de Russische Federatie en Oekraïne.

Omdat de CVR van MH17 geen hoorbare aanwijzing bood dat er ook maar iets ongebruikelijks was aan de vlucht, hebben wij alleen de opname van de laatste twee minuten aan het dossier toegevoegd. Op grond daarvan kon immers al worden vastgesteld dat er tot het afbreken van de opname niets bijzonders te horen was: geen inslagen van een boordkanon of de reacties van de bemanningsleden op een gevechtsvliegtuig in de omgeving. De rest van de opname van de CVR biedt dus geen enkele aanwijzing voor welke oorzaak van het neerstorten dan ook. Eerder heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid ook geconcludeerd dat de geluidsopname geen enkele aanwijzing bevat dat er iets ongebruikelijk was aan deze vlucht.De onderzoekers uit de Russische Federatie en Oekraïne hebben deze conclusie onderschreven. In de communicatie met de verkeersleiding heeft de bemanning van MH17 eveneens niets laten merken van een aanval met een raket of een boordkanon.

Het Openbaar Ministerie heeft de laatste twee minuten van de CVR opname aan het dossier toegevoegd na een afweging tussen enerzijds het strafvorderlijk belang bij openbaarmaking van de CVR en anderzijds het veiligheidsbelang dat bemanningsleden vrijuit kunnen spreken. Dat laatste belang heeft geleid tot internationale en Nederlandse regels om het gebruik van CVR-opnamen in strafrechtelijke onderzoeken te beperken tot het strikt noodzakelijke. [4] De wens van de verdediging om zelf met een nog onbekende deskundige na te luisteren of er geluiden van een raket of boordkanon te horen zijn op de CVR meer dan twee minuten vóór het neerstorten, terwijl deskundigen uit verschillende landen al hebben vastgesteld dat dat niet zo is, kan niet noodzakelijk genoemd worden. Vooral niet omdat de verdediging al zelf de opname van de laatste twee minuten van de CVR kan beluisteren in het dossier, waarop de bemanning rustig pratend te horen is in gesprek met de luchtverkeersleiding. Dat is een tamelijk sterke aanwijzing dat MH17 niet kort daarvoor is beschoten.

Hoewel het niet nodig of nuttig genoemd kan worden, is het Openbaar Ministerie wel bereid de verdediging te laten luisteren naar de bij het onderzoeksteam beschikbare volledige kopie van de opname van de CVR, desgewenst in aanwezigheid van een eigen deskundige. Voor het overige moeten deze verzoeken worden afgewezen bij gebrek aan specifieke onderbouwing en belang. Zoals wij al verteld hebben is navraag bij de OVV naar als getuigen te horen OVV onderzoekers in het bijzonder een inhoudsloos verzoek in de wetenschap dat de wet oproeping van OVV-onderzoekers als getuigen niet toestaat.[5]

De vraag van Pulatov naar de staat van CVR bij ontvangst door de OVV is overigens opmerkelijk, aangezien hijzelf nu juist één van de personen is die daar het meest over lijkt te kunnen vertellen. Uit tapgesprekken en uitlatingen van Pulatov op een internetforum blijkt dat hij betrokken was bij het vinden en overdragen van een ‘black box’.

9

Opnamen Air Traffic Control
De verdediging verzoekt om verschillende audio-opnamen aan het dossier te laten toevoegen: die van het Air Traffic Control Centre, van het telefoonverkeer tussen de Oekraïense luchtverkeersleiding (ÀÒÑ Dnipropetrovsk) en de Russische luchtverkeersleiding (ÀÒÑ Rostov) en van de radiocommunicatie tussen de Oekraïense luchtverkeersleiding (ÀÒÑ Dnipropetrovsk) en het burgerluchtverkeer. Deze opnamen zijn beschikbaar. Kopieën van deze opnamen zijn eerder door de Onderzoeksraad voor Veiligheid opgevraagd bij de Oekraïense autoriteiten en vervolgens aan het Openbaar Ministerie verstrekt. Onderdeel van een telefoongesprek tussen de Oekraïense en Russische luchtverkeersleiding hebben wij al eerder op zitting laten horen tijdens onze toelichting op het onderzoek. Dat deze audio-opnamen beschikbaar zijn en dat tot heden alleen transcripties en vertalingen aan het dossier zijn toegevoegd, staat gewoon met verwijzingen naar de vindplaatsen in het dossier beschreven. Daarbij merken wij op dat er verschillende vertalingen in het dossier zitten, zowel van het JIT, als de Onderzoeksraad voor Veiligheid. In die vertalingen zitten soms verschillen, maar die raken niet aan de relevante onderdelen van de gesprekken. Wij hebben geen bezwaar tegen het voegen van ook de audio-bestanden en kunnen deze aanleveren bij de volgende aanvulling van het dossier.

Reactie op het Oekraïense Buk Scenario
Pulatov verzoekt ten eerste een getuigenverhoor van de Oekraïense militair Karpenko die een overzicht heeft opgesteld van Buk-raketten in het bezit van de Oekraïense krijgsmacht in 2014 “om zeker te weten of die informatie goed is begrepen, alsmede om (o.a.) te vragen naar zijn bronnen van wetenschap en mogelijkheden van voornoemde 96 Buk-raketten”. De verdediging zegt niet te weten dat één van deze 96 buk-raketten is gebruikt voor het neerhalen van MH17 maar vindt het verhoor relevant “ter onderbouwing van het standpunt dat het niet hoogst onaannemelijk is” dat “de Buk-raket is afgeschoten door de Oekraïense krijgsmacht”.

Dit betreft dus een verzoek om onderzoek te doen naar een alternatief scenario. Het begin van aannemelijkheid dat nodig is om zo’n verzoek toe te kunnen wijzen wordt door de verdediging echter niet onderbouwd. Uit de betreffende stukken blijkt dat de Oekraïense krijgsmacht pas vanaf december 2014 Buk-raketten heeft afgeschoten in het conflict. We hebben al uitgelegd dat is onderzocht of andere bronnen, zoals informatie van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en open bronnen, reden geven om te denken dat de Oekraïense krijgsmacht betrokken zou kunnen zijn bij het neerschieten. Dit heeft geen relevant resultaat opgeleverd.[6] Pulatov noemt ook geen concrete aanwijzing die nader onderzoek kan rechtvaardigen. Daarbij ontbreekt een concrete motivering wat een verhoor van Karpenko zou kunnen bijdragen in dit verband.

Dit verzoek moet dus worden afgewezen omdat er geen begin van aannemelijkheid wordt gegeven van het scenario dat de Oekraïense krijgsmacht MH17 heeft neergeschoten met een Buk-raket en bovendien onvoldoende is gemotiveerd welke relevante informatie een verhoor van Karpenko zou kunnen opleveren.

Een volgend getuigen verzoek betreft de voormalige Oekraïense militair Tarankov. Pulatov wenst hem te bevragen over zijn standpunt dat het bereik van een Buk-raket 9M38-M1 ‘wel 55 kilometer kan zijn’. Dat was voor de verdediging een schok. In de afsluiting van haar betoog zei de verdediging er nog eens dit over:

“Iemand vroeg mij, toen ik vertelde over zo’n ontdekking dat het niet 36, maar 55 km was, of ik dan een gat in de lucht spring. Dat is niet het geval. Integendeel: het is zorgelijk en verontrustend als je als verdediging niet kunt vertrouwen op de feiten die als zodanig worden gepresenteerd door het OM. En het geeft te denken over de vraag waar je dan wèl vanuit kunt gaan. Wat klopt er nog meer niet? En, reden waarom ik het nu aanhaal, het onderstreept het belang bij een kritisch en grondig onderzoek door de verdediging.”[7]

De verdediging maakt het Openbaar Ministerie dus een stevig verwijt. Het is wel een verwijt zonder feitelijke grondslag. Tarankov zegt nergens dat het bereik van een Buk-raket van het type 9M38-M1 55 kilometer is. Die afstand noemt hij wel, maar alleen als het bereik van een 9M317raket. Dat is een geheel andere raket. Tarankov zegt daar bovendien bij dat dit is wat hij denkt, maar dat hij nooit zelf met dat type raket heeft gewerkt. Daarbij is zowel het procesdossier als de toelichting van het Openbaar Ministerie op het onderzoek transparant en duidelijk over het feit dat er in verschillende bronnen verschillende maximale afstanden worden genoemd voor de verschillende typen Buk-raketten. [8] De in het dossier afgebeelde 36 kilometer is de afstand die door specialisten van het Russische Ministerie van Defensie wordt genoemd als maximaal bereik. Gelet op het feit dat de raketten in de Russische Federatie geproduceerd zijn en de informatie dateert van voor het neerschieten van MH17, lijkt dat voor dit gegeven een gezaghebbende bron. De afwijkende uitlatingen van Tarankov dat hij denkt dat een bereik van 45 kilometer mogelijk is (it seems to me) worden benoemd in het Wapen-dossier. Het verzoek om Tarankov als getuige te horen moet dus in zijn huidige vorm worden afgewezen bij gebrek aan feitelijke grondslag: je kunt geen getuigen horen ter verduidelijking van uitspraken die zij niet hebben gedaan. Indien Pulatov zijn verzoek herformuleert als een verzoek om Tarankov als getuige te horen over de mogelijkheden en werking van het Buk-systeem zullen wij ons daar uit oogpunt van efficiëntie niet tegen verzetten. Nader inzicht in de algemene werking van het Buk-systeem zou Pulatov mogelijk kunnen helpen bij een voorspoedige bepaling van zijn procespositie.

Primo 17-311is een verbalisant die met een getekende cirkel op een kaart inzichtelijk heeft gemaakt welk gebied binnen 36 kilometer van het point of impact valt. Zoals is beschreven in zijn proces-verbaal is de keuze om dat te doen voor 36 kilometer, en niet voor een andere afstand, gebaseerd op de informatie in het Wapen dossier. Er is dus geen sprake van eigen wetenschap, ‘berekeningen’ of keuzes van deze verbalisant. De keuze voor 36 kilometer is een logische, gegeven de verschillende bronnen die er zijn. Het Openbaar Ministerie is eindverantwoordelijk voor het procesdossier en kan ter zitting verantwoording afleggen over deze keuze. De verdediging heeft alle ruimte om deze keuze te betwisten en bijvoorbeeld een ervaringsdeskundige met het Buk-systeem, zoals Tarankov, over dit onderwerp te bevragen als zij daartoe een gemotiveerd verzoek doet. Een verhoor van Primo 17-311 dient hierbij geen belang. Hij is geen Buk-deskundige. Hij heeft niet zelf de af te beelden afstand bepaald. Er bestaat geen onduidelijkheid over wat hij heeft gedaan. Het verzoek om hem te horen moet daarom worden afgewezen.

Verder heeft Pulatov verzocht om verhoor van: Novikov, directeur van Buk-fabrikant Almaz Antey, Malyshevsky, adviseur bij Almaz Antey, Markerink, opsteller van het rapport van het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) over de berekening van het afvuurgebied, en Gallant, Coghe, Truyen, opstellers van het rapport over hetzelfde onderwerp van de Belgische Koninklijke Militaire School (Royal Military Academy of RMA). Door middel van deze verhoren wil Pulatov de betrouwbaarheid van de verschillende berekeningen van het afvuurgebied onderzoeken.

De rapporten van het NLR en de RMA dragen bij aan de validatie van het bewijs voor het hoofdscenario dat MH17 is neergeschoten met een Buk-raket vanaf een landbouwveld nabij Pervomaiskiy. De presentaties van Almaz Antey over het door hen berekende afvuurgebied zijn daarmee in strijd. Daarom zien wij het concrete belang van Pulatov om deze belastende en ontlastende berekeningen te onderzoeken. Ten behoeve van de uitvoering van dit onderzoek merken wij het volgende op.

Markerink is eerder door de rechter-commissaris als deskundige benoemd voor de berekening van het afvuurgebied. Coghe was niet alleen betrokken bij de uitvoering van arenatesten, maar ook bij de planning en voorbereiding daarvan. Daarbij zijn data verkregen ten behoeve van dat onderzoek door Markerink. Later heeft Coghe, samen met Gallant en Truyen, een rapport opgemaakt over de berekening van het lanceergebied. Daarbij hebben zij gebruik gemaakt van deels andere bronnen en middelen dan Markerink. Ten behoeve van een ander onderzoek zijn Coghe en Gallant eerder door de rechter-commissaris als deskundigen aangemerkt. Dit was op het voor dit onderwerp relevante deskundigengebied van ‘forensisch wapen- en ballistisch onderzoek’.

Van Malyshevsky en Novikov kennen wij geen rapport over een berekening van het afvuurgebied. Wel hebben wij van de Russische Federatie een stuk ontvangen, waarin verschillende data van Almaz Antey, waaronder de ‘thrust profile’ van een Buk-raket en verschillende ‘trajectories’ van een 9M38 en 9M38M1 raket zijn opgenomen. Deze zit in het dossier.[1] Voor zover wij kunnen nagaan heeft Almaz Antey tweemaal een lanceergebied berekend. De resultaten van deze twee berekeningen zijn getoond op persconferenties van respectievelijk 2 juni en 13 oktober 2015. De video’s en vertalingen daarvan zitten in het dossier. Tijdens deze persconferenties heeft Malyshevsky de berekeningen van Almaz Antey toegelicht. Daarbij werd hij voorgesteld ‘als hoofdontwerper’. Novikov werd voorgesteld als de directeur van Almaz Antey en gaf een algemene toelichting. Volgens een curriculum vitae dat van Novikov op internet is terug te vinden, heeft hij geen technische, maar financieel-economische opleidingen genoten.

Het NLR en Almaz Antey hebben eerder bijgedragen aan het onderzoek door de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Over de mate waarin Almaz Antey de Onderzoeksraad voor Veiligheid in zijn eigen onderzoek heeft betrokken, hebben Malyshevsky en Novikov anders verklaard dan de Onderzoeksraad voor Veiligheid.

Tegen deze achtergrond stellen wij voor dat uw rechtbank opdracht geeft aan de rechter-commissaris om:

de eerder als ter zake deskundig aangemerkte Coghe en Gallant als deskundigen te benoemen teneinde onderzoek te doen naar de berekening van het afvuurgebied;
onderzoek te doen naar de deskundigheid van Novikov, Malyshevsky en/of een andere bij de berekening van Almaz Antey betrokken medewerker en, voor zover deskundig, deze te benoemen teneinde onderzoek te doen naar de berekening van het afvuurgebied;
het er vervolgens toe te geleiden dat alle benoemde deskundigen (inclusief de reeds benoemde Markerink) over en weer kennis nemen van elkaars rapporten en relevante bijlagen of onderliggende stukken;
waarna de deskundigen van het NLR, de RMA en Almaz Antey rapport uitbrengen, waarin zij ingaan op elkaars bevindingen en antwoord geven op schriftelijke vragen van de rechter-commissaris, de verdediging en het Openbaar Ministerie.
Op basis daarvan kan vervolgens worden beoordeeld of deze deskundigen nog nader op zitting moeten worden gehoord.

Dan is er het curieuze verzoek om de verbalisanten Primo-17-230 en Primo 17-311 als getuigen te horen. Pulatov wenst hen te horen als zijnde “de opstellers van de processen-verbaal waarin is te lezen dat Zaroshchenske niet binnen het gebied valt dat onder controle van de separatisten zou vallen”. En dat heeft het Openbaar Ministerie in zijn toelichting niet vermeld, aldus de verdediging. Het klopt dat wij dit niet hebben vermeld. Dergelijke processen-verbaal bestaan namelijk niet. De verdediging verwijst hiervoor naar Primo-07264, p. 15. Die pagina in het dossier ziet er als volgt uit:

“In afbeelding 2 worden met donkerblauwe gebieden de delen aangeduid die onder controle waren van de Oekraïense strijdkrachten. Zaroshchenske valt niet binnen dat gebied,…” (nadruk toegevoegd)

Dat is dus het tegenovergestelde van wat de verdediging zegt dat er staat. De door de verdediging geciteerde zin “Zaroshchenske valt niet binnen dat gebied” staat wel in dit proces-verbaal, maar één zin daarvoor wordt uitgelegd dat met ‘dat gebied’ een gebied onder controle van de Oekraïense strijdkrachten wordt bedoeld en niet een gebied onder controle van de DPR. Verder verwijst de verdediging voor de onderbouwing van dit verzoek zonder verdere specificatie naar Primo-04627, maar in dat proces-verbaal wordt Zaroshchenske geheel niet genoemd. Het verzoek om de verbalisanten Primo-17-230 en Primo 17-311 als getuigen te horen, moet worden afgewezen bij gebrek aan feitelijke grondslag. Zij kunnen niet worden gehoord over (de inhoud van) processen-verbaal die niet bestaan.

Dan wil Pulatov als getuige horen de afgevaardigde van het Russische Ministerie van Defensie die betrokken is geweest bij de verstrekking — en kennis heeft van — de raketadministratie. Onduidelijk is welk relevant resultaat dit gevraagde verhoor zou kunnen opleveren of welke aanleiding er is om nader onderzoek te doen. Volgens de verdediging is die aanleiding “de stelling van het OM dat de door Rusland verstrekte documenten vals zouden zijn”. Die stelling is echter noch in het procesdossier noch in onze toelichting ter zitting betrokken. Wij hebben wel uitgelegd dat de door de Russische Federatie verstrekte stukken wellicht iets zeggen over de vraag waar de betreffende raket was tussen 1986 en 1991, maar niets over de vraag waar de betreffende raket was in juli 2014.[9] Pulatov stelt in zijn onderbouwing van dit verzoek dat de raketadministratie “noch zou bevestigen noch zou uitsluiten dat de Buk-raket waarmee de MH17 volgens het JIT is neergehaald, in juli 2014 in het bezit van de Oekraïense strijdkrachten zou zijn”. Als we het daar over eens zijn, welke relevante informatie kan dit gevraagde verhoor dan opleveren? We hebben geen reden om te denken dat door een getuigenverhoor documenten die lopen tot 1991 opeens wel de maand juli 2014 gaan bestrijken. Dit verzoek moet daarom worden afgewezen omdat het onvoldoende is gemotiveerd en er geen verwachting is dat het gevraagde verhoor relevante informatie kan opleveren.

10

Reactie op Luchtruim
Op 9 maart jl. heeft Pulatov aangekondigd dat hij nog zou terugkomen op de omstandigheid dat het luchtruim boven Oost-Oekraïne niet was gesloten. Kort daarvoor had het Openbaar Ministerie al benoemd dat die vraag geen onderwerp is van dit strafproces.[10] Hoe relevant dit mogelijk ook is voor de nabestaanden. Ook in andere zaken wordt de vraag of autoriteiten meer hadden kunnen doen om een geweldsmisdrijf te voorkomen steevast buiten de strafzaak beantwoord. Welk antwoord er ook op die vraag kan worden gegeven: het doet niet af aan het verwijt dat er aan verdachte kan worden gemaakt.[11] In het onderzoek naar het neerschieten van vlucht MH17 is de sluiting van het luchtruim dus niet relevant. Daar leek Pulatov het mee eens te zijn. In een uitzending van Nieuwsuur diezelfde avond zei zijn raadsman over onderzoek naar de sluiting van het luchtruim het volgende:

“Ik kan nu ook niet voorspellen wat daar natuurlijk allemaal uit komt en in hoeverre dat juridisch allemaal relevant is voor de verdediging van onze cliënt. Maar het is wel iets waarvan je kan zeggen, er is heel vaak geroepen dat de onderste steen boven moet komen, en dat vind ik ook uit respect naar de nabestaanden toe, en dit is één aspect waarvan je toch even moet concluderen dat dat niet gebeurd is.”[12]

“Uit respect naar de nabestaanden” kon Pulatov dit natuurlijk constateren. Het was ook reëel van zijn raadsman om te zeggen dat zulk onderzoek niet op voorhand “juridisch relevant” leek voor zijn verdediging.

Inmiddels meent Pulatov die relevantie alsnog te hebben gevonden, en wel in het door hem genoemde ‘menselijk schild scenario’. Dat zou neerkomen op de lezing “dat de Oekraïense luchtmacht de burgerluchtvaart gebruikte als menselijk schild” door met gevechtsvliegtuigen onder passagiersvliegtuigen door te vliegen, die zich op grotere hoogte bevinden. Naar aanleiding van dit scenario wil Pulatov onderzoek doen naar de sluiting van het luchtruim, door middel van verhoren van de verantwoordelijken voor NOTAMS bij de Oekraïense State Aviation Authority en het Oekraïense Ministerie van Defensie en leden van diezelfde State Aviation Authority die verantwoordelijk waren voor het informeren van de separatisten over de NOTAMS.

Volgens Pulatov zouden die verhoren kunnen “aantonen dat het niet sluiten van het luchtruim een militair strategische reden had, namelijk dat de burgerluchtvaart als menselijk schild zou dienen, dan zal die omstandigheid kunnen bijdragen aan hetzij het aannemelijker maken van het warplane scenario, hetzij het aannemelijker maken dat er op 17 juli 2014 militaire vliegtuigen waren in het conflictgebied die voor de separatisten een gevaar vormden en waar bijvoorbeeld de radar van de BUK-TELAR op heeft gereageerd.” Dat zou volgens Pulatov kunnen leiden tot een noodweer- of een strafmaatverweer. Zo heeft hij alsnog een haakje gevonden om in zijn eigen strafzaak onderzoek te doen naar de sluiting van het luchtruim.

Volgens Pulatov bevinden de gewenste verhoren over een ‘menselijk schild’ zich in het voortraject van een later “aannemelijker maken” van een scenario dat (ook volgens Pulatov) nog geen begin van aannemelijkheid kent. Zo zakken wij nog verder weg in het drijfzand van theorieën . Dat wordt nog duidelijker als we vaststellen dat Pulatov ook geen begin van aannemelijkheid ziet van dit voorscenario. In zijn inleiding stelt hij: “Hoe onwaarschijnlijk het menselijk schild scenario in eerste instantie wel niet moge klinken, het onderzoeken van dat vermoeden is van belang omdat daarmee het warplane scenario aannemelijker zou kunnen worden”. De wet voorziet niet in gerechtelijk onderzoek naar op voorhand onwaarschijnlijk klinkende scenario’s. Ook niet als die het etiket van een ‘vermoeden’ krijgen opgeplakt. Dit verzoek is onvoldoende gemotiveerd en moet worden afgewezen. Er is alle ruimte om onderzoek te doen naar de vraag of het luchtruim boven Oost-Oekraïne gesloten had moeten zijn, alleen niet in dit strafproces. Dat onderzoek kan namelijk niets opleveren dat relevant is voor de beslissingen die uw rechtbank moet nemen in de zaak van Pulatov.

Reactie op berging wrakstukken
Berging
Volgens Pulatov is het “van groot belang voor de waarheidsvinding dat komt vast te staan in hoeverre het ‘bewijsmateriaal’ afkomstig van de crash site betrouwbaar genoeg is om te kunnen dienen als grondslag voor de vele rapporten die in deze zaak zijn uitgebracht”. Om die reden heeft hij verzocht om verschillende getuigen te horen. Daarbij heeft Pulatov de algemene wens uitgesproken om personen te horen “die kunnen verklaren over de situatie op de crashsite en de wijze waarop onder die omstandigheden materiaal is verzameld dat uiteindelijk naar Nederland is overgebracht”, specifiek personen die “het beste zicht hebben gehad”, “het langste op de crash site zijn geweest” en “bij nagenoeg alle bergingsmissies aanwezig zijn geweest”. Daarbij wijst hij op medewerkers van de OVSE, de forensische opsporing en het JIT en vraagt hij het Openbaar Ministerie om een voorstel te doen voor geschikte getuigen.

Wij stellen voorop dat het procesdossier al ruim informatie bevat over de algemene omstandigheden in het rampgebied en het verloop van de repatriërings- en bergingsmissies. Die informatie is opgenomen in een proces-verbaal, dat door Pulatov een “lijvige samenvatting” wordt genoemd. Daarin worden verschillende bronnen genoemd die in het dossier zijn opgenomen, zoals getuigenverklaringen van journalisten en een medewerker van de Oekraïense State Emergency Services (SES), het onderzoeksrapport en de onderzoeksverantwoording van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, en verschillende open bronnen, zoals Kamerstukken, mediaberichten en een evaluatierapport van de Universiteit Twente. Ook in het algemeen relaas wordt verslag gedaan van de omstandigheden in het rampgebied, het verloop van de verschillende missies en stoffelijke resten die daarna nog zijn veiliggesteld. Daarnaast bevat het dossier nog verschillende nieuwsberichten en verklaringen van buitenlandse journalisten die het rampgebied hebben bezocht. Ook zijn er lokale personen gehoord, waaronder een SES-medewerker, die kort na het neerstorten in het rampgebied zijn geweest.

Voor zover Pulatov van specifieke vliegtuigvreemde materialen of bepaalde wrakstukken met relevante sporen zou willen onderzoeken of die ‘gemanipuleerd’ of ‘geplant’ zijn, ligt het voor de hand om bij die stukken te beginnen en het spoor terug uit te lopen naar de vroegst bekende locatie waar deze zijn gevonden. In plaats van getuigen te horen over de algemene omstandigheden in een gebied van 50 tot 60 vierkante kilometer gedurende een periode van tenminste negen maanden.[13] Daarom vinden wij het verzoek tot horen van vier verbalisanten over bepaalde, los aangetroffen vliegtuigvreemde materialen vele malen begrijpelijker dan verzoeken om willekeurige bezoekers van de crashsite te bevragen. Wij komen hier zo op terug.

In onderzoek naar ‘manipulatie’ of “planted evidence” is vooral het forensisch dossier van belang. Daaruit blijkt welke vliegtuigvreemde materialen in welke wrakstukken en lichamen en bezittingen van slachtoffers zijn aangetroffen. Op basis van die forensische bevindingen kan in veel gevallen al eenvoudig worden vastgesteld dat die vliegtuigvreemde materialen daar niet na het neerstorten van vlucht MH17 in kunnen zijn aangebracht. Dat wordt bevestigd door sporen die op en in die vliegtuigvreemde materialen zijn aangetroffen, zoals explosievensporen, wijzigingen van de microstructuur en opgesmolten cockpitglas. Verder zijn de verschillende aangetroffen vliegtuigvreemde materialen ook weer met elkaar vergeleken, zodat kon worden vastgesteld of die afkomstig waren uit één en dezelfde bron. Deze vergelijking is ook gemaakt bij vliegtuigvreemde materialen die los in het rampgebied zijn gevonden. Omdat niet kon worden uitgesloten dat deze losse voorwerpen al vóór of na het neerstorten van MH17 in het rampgebied terecht waren gekomen, zijn de kenmerken van die losse voorwerpen vergeleken met andere vliegtuigvreemde materialen die in de wrakstukken zijn aangetroffen. Van vliegtuigvreemde materialen die vastzaten in de wrakstukken is de relatie met MH17 immers gegeven.

Als Pulatov de herkomst van vliegtuigvreemde materialen en wrakstukken nog verder wenst uit te lopen, kan hij teruggrijpen op het proces-verbaal over het rampgebied, waarin de herkomst van verschillende vliegtuigvreemde materialen wordt beschreven. Daaruit blijkt ook hoe al die vliegtuigvreemde materialen via verschillende routes en op verschillende momenten in het forensisch onderzoek in Nederland terecht zijn gekomen. Ook dat laat weinig ruimte voor een concreet ‘planted evidence’-scenario. Verder kan hij het rapport en de onderzoeksverantwoording van de Onderzoeksraad voor Veiligheid raadplegen, waarin vindplaatsen van wrakstukken zijn beschreven. Daarin worden ook wrakstukken genoemd die eerder wel zijn gelokaliseerd, maar later niet meer konden worden teruggevonden, zoals de linker bovenzijde van de cockpitromp. Tot slot wijzen wij nog op het Maleisische rapport met 1117 foto’s op basis waarvan de staat van wrakstukken bij veiligstellen in Nederland vergeleken kan worden met de staat van die wrakstukken in het rampgebied.

Over al die onderwerpen kan Pulatov concrete aanvullende vragen stellen aan het Openbaar Ministerie. Als wij die vragen niet zelf kunnen beantwoorden, kunnen we de politie opdracht geven aanvullend proces-verbaal op te maken.

De OVSE-medewerker M. Bociurkiw is in ieder geval niet een logische getuige om te horen over het verzamelen van materiaal op de crash site want hij was daar niet zelf bij betrokken. Het verzoek om hem als getuige te horen is alleen onderbouwd met de mededeling dat hij “in de eerste periode op de crash site heeft rondgelopen”. Wat hij zou moeten verklaren en waarom dat relevant is, blijft geheel onbenoemd. Het verzoek moet daarom afgewezen worden omdat het onvoldoende is gemotiveerd.

Evenmin zien wij reden voor het verhoor van de forensisch rechercheur die een overzicht heeft opgesteld van 34 afzonderlijke vliegtuigvreemde materialen en verzamelingen daarvan onder Primo-nummer 12501. Dit is niet meer dan een Exceloverzicht van de elders in het forensisch dossier vastgelegde bevindingen. Op deze wijze staat het ook benoemd in het relaas van het forensisch onderzoek. Een forensische deelindex dus, ten behoeve van de leesbaarheid van het dossier. Het aantreffen en veiligstellen van de 34 genoemde vliegtuigvreemde materialen is beschreven in afzonderlijke processen-verbaal, die zijn gevoegd in het bijlagendossier van het dossier Forensisch Onderzoek.

Wel concreet en begrijpelijk is het verzoek om de verbalisanten te horen die een motormantel en drie raketscherven hebben veilig gesteld in het rampgebied.

Pulatov wenst deze verbalisanten te horen over vier van de zeven los aangetroffen vliegtuigvreemde materialen: de motormantel en drie scherven. Daarbij wordt verwezen naar het proces-verbaal met nummer Primo-05356, waarin beschreven wordt dat een getuige aan deze vier verbalisanten de vindlocaties van de vier vliegtuigvreemde materialen heeft aangewezen. In onze toelichting hebben wij ditzelfde onderwerp besproken en ook al gewezen op de onderliggende verklaringen van deze verbalisanten in het dossier.[14] Uit die onderliggende stukken volgt meer informatie over de omstandigheden van het veiligstellen van deze vier vliegtuigvreemde materialen. Ter bescherming van deze getuige in DPR gebied is informatie over deze persoon met machtiging van de rechter-commissaris uit het dossier is gelaten.

Pulatov wil deze getuige vragen “hoe lang deze materialen daar al lagen en hoe zij daar terecht zijn gekomen” en “op welke wijze de getuige dat precies heeft aangetroffen”. Die vragen zijn gericht op de toetsing van de betrouwbaarheid van direct bewijs dat MH17 is neergeschoten met een Buk-raket en lijken dus relevant.

De meest logische en efficiënte manier van onderzoek lijkt ons dat Pulatov zijn vragen voorlegt aan de rechter-commissaris. Het valt immers te verwachten dat vragen van de verdediging informatie zullen betreffen waarvan de rechter-commissaris eerder heeft bepaald dat deze vanwege zwaarwegende (veiligheids)belangen uit het dossier dienen te blijven. Als de verdediging vragen opgeeft aan de rechter-commissaris kan die bezien of deze beantwoord kunnen worden met inachtneming van de eerder gegeven 149b beschikking op dit onderwerp en zo ja, hoe dat het beste kan gebeuren. Indien de vragen niet beantwoord kunnen worden, bevat het dossier nog verschillende andere bronnen op grond waarvan Pulatov de betrouwbaarheid van dit bewijs kan beoordelen. Wij noemden die hiervoor al.

Voeging foto’s rampgebied
Verder wenst Pulatov – zo begrijpen wij[15] - toevoeging aan het dossier van álle foto’s die zijn gemaakt van (1) de crashsite en (2) alle wrakstukken zoals geborgen en overgebracht naar Gilze-Rijen. Volgens Pulatov is het in zijn belang om over deze foto’s te beschikken omdat in het procesdossier op dit moment slechts een fractie van het aantal beschikbare en gemaakte foto’s en video’s aanwezig is. Daarom zou Pulatov niet in staat zijn om een grondige vergelijking te maken tussen de onderzochte en niet onderzochte wrakdelen.

Wij zien geen belang van Pulatov bij voeging van duizenden foto’s aan het dossier, maar zijn wel bereid om hem inzage te geven in foto’s die bij het onderzoeksteam beschikbaar zijn van de crashsite en van wrakdelen die in Nederland zijn gemaakt. Foto’s van de wrakstukken in Nederland kunnen ter inzage aan de verdediging worden verstrekt op een gegevensdrager. Overige foto’s van de crash site kan de verdediging komen inzien. In belang van de nabestaanden willen wij verspreiding van foto’s van de crash site, waarop in veel gevallen ook slachtoffers te zien zijn, beperken. Op grond van die inzage van beide categorieën foto’s kan de verdediging desgewenst een gerichter en voldoende gemotiveerd verzoek doen om specifieke, door de verdediging relevant geachte foto’s aan het dossier toe te voegen.

11

Reactie op Telecom & ontslag OvJ's
Pulatov verzoekt om getuigenverhoren van een groot aantal verbalisanten en het hoofd van het zogenaamde Incident Response Centre van de SBU in Kiev. Doel daarvan is volgens de toelichting het stellen van algemene vragen over het onderzoek naar telecomgegevens. Verder verzoekt Pulatov om een aantal verbalisanten te horen in relatie tot de herkenning van zijn stem en ook informatie te verkrijgen over het ontbreken van audiobestanden van een bepaalde provider op 17 juli 2014 tussen 14.58 en 15.37 uur.

De raadslieden van Pulatov geven hier bij aan dat het “zeer wel mogelijk” is dat deze “huidige wensen” naar aanleiding van “nadere toelichtingen van het OM” later in dit proces worden “bijgesteld”.

Voor bijstelling lijkt ons inderdaad alle ruimte. Het Openbaar Ministerie heeft er begrip voor dat de verdediging de in het dossier opgenomen telecomdata kritisch beoordeelt. Dat heeft het OM zelf ook altijd gedaan. Juist vanwege het te verwachten verweer dat telecomdata gemanipuleerd of onvolledig zouden kunnen zijn, is veel werk gemaakt van het beoordelen van de betrouwbaarheid van die telecom door middel van validatie. Zo wordt in het dossier uitleg gegeven over de Oekraïense regelgeving op het gebied van tappen en het verkrijgen van andere telecomdata, terwijl dit op basis van het vertrouwensbeginsel niet nodig is. Daarnaast is uitgebreid inzage gegeven in de manier waarop in JIT-verband in Oekraïne is samengewerkt, ook daar waar het de manier van verzamelen, verwerken en delen van telecominformatie betreft.[16] Over de identificatie van Pulatov als gebruiker van de aan hem toegeschreven telefoonnummers is uitgebreide informatie in het dossier opgenomen. En verder heeft de verdediging een overzicht gekregen van alle gesprekken waaraan Pulatov heeft deelgenomen in de periode van 15 tot en met 19 juli 2014, toen zijn nummers nog niet getapt werden.[17]

Pulatov kan veel van de vragen die hij heeft al beantwoorden door nadere bestudering van het dossier, door specifieke inzageverzoeken en concrete vragen te richten aan het Openbaar Ministerie en desgewenst eigen onderzoek te laten verrichten naar de gegevens die zich al in het dossier bevinden.

Zo zijn er de verzoeken die zien op locatiebepaling. Wij hebben in onze toelichting op het onderzoek al duidelijk aangegeven dat de resultaten daarvan met voorzichtigheid moet worden bezien.[18] De informatie over LAC en CELL-ID nummers waarom de verdediging verzoekt, bevindt zich al in het dossier. [19]

In het Bijlagendossier tapgesprekken is van elk tapgesprek een uitwerking in PDF formaat opgenomen. In de kop van die uitwerking staan steeds de metadata van het desbetreffende gesprek, waaronder ook de LAC Cell-ID gegevens. Van alle tapgesprekken die zich in het procesdossier bevinden, zijn de beschikbare metadata dus al in het dossier opgenomen[20]. Nu de verzochte informatie al in het dossier is opgenomen, kan Pulatov daar desgewenst al tegenonderzoek naar laten verrichten. Als dat concrete vragen oplevert over de juistheid van gegevens in het dossier horen wij dat graag.

Met betrekking tot ontbrekende audiobestanden van 17 juli 2014 wenst de verdediging drie verbalisanten als getuige te horen, onder andere om vast te stellen om welke provider het gaat, maar dat staat al in het relaas proces-verbaal Telecom. Het gaat om de provider MTS, inmiddels VF Ukraina geheten. Er heeft al een onderzoek plaatsgevonden naar de missende audiobestanden van deze provider en de resultaten daarvan zijn geverbaliseerd. Als Pulatov over dit onderwerp aanvullende vragen heeft, horen we het graag en kunnen we zo nodig aanvullend proces-verbaal op laten maken. Overigens maakte geen van de verdachten die op 17 juli 2017 werden getapt, gebruik van een nummer van MTS. Het nummer van Pulatov dat eindigt op 177 is wél een nummer van MTS, maar dat nummer werd op 17 juli 2014 niet getapt.

Welke informatie een verhoor van het hoofd van het zogenaamde Incident Respons Centre van de SBU in Kiev zou kunnen opleveren benoemt Pulatov überhaupt niet , terwijl hij wel een Nederlandse verbalisant wil horen om er achter te komen wie van het genoemde Incident Respons Centre hij het beste zou kunnen horen. Waarom die verbalisant dat zou weten, blijft onbenoemd.

Eén van deze verzoeken kan wat het Openbaar Ministerie betreft – ondanks de gebrekkige motivering – uit oogpunt van efficiëntie wel worden toegewezen Dat is het verzoek om verbalisant Primo 17-170 te laten horen als getuige. Hij is een teamleider van de politie die langere tijd heeft gewerkt op de Field Office in Kiev en betrokken is geweest bij het opstellen van verschillende processen-verbaal over het telecomonderzoek in Oekraïne. Hij kan bijvoorbeeld gehoord worden over de conclusie in het door hem als eerste verbalisant ondertekende proces-verbaal dat “de kwaliteit en integriteit van de Oekraïense telecomdata vergelijkbaar is met de Nederlandse telecomdata, zoals die in Nederlandse onderzoeken voorkomen”. Dat is een bevinding die ons inziens een getuigenverhoor rechtvaardigt.

Uiteindelijk zijn alle andere verzoeken klaarblijkelijk gebaseerd op het beeld dat Pulatov na de dagvaarding een gelijkwaardige partner in de waarheidsvinding is geworden, die nu samen met de politie en het Openbaar Ministerie gaat optrekken en voor zijn aandeel in het onderzoek dezelfde tijd en mogelijkheden moet krijgen. Dit is echter niet hoe in de wet rechten van verdachten zijn bepaald. Pulatov kan relevante informatie naar voren brengen en gerichte vragen stellen. Hij beschikt over de audiobestanden van de belangrijkste door hem gevoerde tapgesprekken, de metadata die daar bij horen en ook over de historische gegevens van de door hem gebruikte telefoons op 16, 17 en 18 juli. Hij heeft dus al het materiaal om hier eigen onderzoek naar te doen en de resultaten daarvan in dit proces te brengen. Zo lang hij dat niet doet, is zijn wens tot algemeen controlerend onderzoek er niet een die kan worden ingewilligd. Zijn identificatie als gebruiker van de aan hem toegeschreven telefoonnummers en de inhoud van de tapgesprekken wordt tot op heden niet betwist. De stemherkenning wordt niet in twijfel getrokken. Enige aanwijzing dat aan de wijze van verkrijgen van de tapgesprekken een gebrek zou kleven, ontbreekt. Ook met betrekking tot het fenomeen locatiebepaling blijft het verzoek hangen in algemeenheden. En dat de tolken bij het vertalen van de tapgesprekken fouten zouden hebben gemaakt, wordt evenmin gesteld. Terwijl Pulatov over de nodige audiobestanden beschikt om de vertaling te (laten) controleren.

Er wordt, kortom, geen enkele concrete vraag geformuleerd en geen enkel concreet punt betwist. De verdediging heeft ook niet eerder concrete vragen over dit onderwerp gesteld aan het Openbaar Ministerie, ondanks ons herhaalde aanbod om concrete vragen te beantwoorden. Alle andere verzoeken (uit deel 8) dan het horen van verbalisant Primo 17-170 dienen dus te worden afgewezen omdat zij niet voldoende specifiek zijn en niet voldoende worden onderbouwd, mede in het licht van de ruime mogelijkheden die Pulatov al heeft om meer informatie te verkrijgen over deze onderwerpen. Wel kunnen wij toezeggen dat wij (nog steeds) bereid zijn over alle relevante en specifieke vragen aan ons aanvullend proces-verbaal te laten opmaken.

Pulatov verzoekt verder om een opdracht aan de rechter-commissaris ‘om te achterhalen welke functionarissen de bedoelde onderzoeken die tot het ontslag hebben geleid in Oekraïne hebben verricht’. Het is ons onbekend welke onderzoeken naar welke officieren van justitie worden bedoeld en de passages over dit verzoek in de toelichting van de verdediging bevatten geen enkele concrete informatie of verwijzing. Wij hebben op 22 juni ter zitting er al op gewezen dat de door de raadsman bij naam genoemde Oekraïense officier van justitie niet is ontslagen, en al helemaal niet “op verdenking van onder meer corruptie”. Dit valt ook niet te lezen in de bron die de verdediging daarvoor aanhaalde. Deze beschuldiging was onjuist. Het simpelweg herhalen daarvan op een publieke zitting zonder enige informatie aan te dragen die die beschuldigingen kunnen dragen vinden wij onbetamelijk. Voor zover ons bekend is ook geen van de andere bij het JIT betrokken officieren van justitie ontslagen naar aanleiding van onderzoeken naar corruptie. Wij nodigen de verdediging dan ook uit deze verzoeken of in te trekken of specifiek aan te geven om welke officieren van justitie het gaat en op basis van welke informatie in welke concrete bronnen zij deze verzoeken doen.

Reactie op deel 9 (afsluiting)
Pulatov heeft een aantal inzageverzoeken gedaan die zien op informatie over getuigenverklaringen. Als gezegd zullen wij die verzoeken beoordelen en beantwoorden, met afschrift aan uw rechtbank en de rechter-commissaris. Deze verzoeken zijn voor ons eveneens aanleiding om te bezien of door de verdediging gevraagde informatie, naast de gevraagde inzage, aan het procesdossier moet worden toegevoegd.[21] In ieder geval kunnen wij vast zeggen dat verschillende vertalingen van de gevraagde getuigenprotocollen al in het dossier zitten.

Pulatov heeft verzocht om een Nederlandse vertaling van de (wij begrijpen: alle) originele verslagen/processen-verbaal van verhoor van getuigenverklaringen die niet in het Nederlands zijn afgenomen, te laten opstellen door een beëdigde tolk vanuit de taal waarin het verhoor oorspronkelijk is afgenomen. Reden van dit verzoek is dat volgens Pulatov veel verslagen van verhoren in gebrekkig Engels zijn vertaald. Daarvan geeft hij één voorbeeld: een enkele passage uit (een samenvatting van) het verhoor van G1483. Opvallend genoeg is dat de schriftelijke uitwerking van de audio opname van een verhoor van een Engelstalige medewerker van onderzoekscollectief Bellingcat die in het Engels is gehoord, zoals in dat verhoor ook valt te lezen. Met toestemming van getuige G1483 kan inmiddels bekend worden gemaakt dat het hier gaat om Eliot Higgins.[22]

Het is geen nieuws dat woordelijke uitwerkingen van getuigenverhoren vaak veel incorrecte of minder logische zinnen bevatten, omdat spreektaal minder gepolijst is dan schrijftaal. Dat is geen vertalingskwestie of onjuiste weergave. Het is vaak juist een zeer nauwkeurige weergave van hetgeen is gezegd. Ook in dit geval. Naar aanleiding van het verzoek van Pulatov hebben wij de betreffende passage door de politie laten controleren aan de hand van de bandopname. De door de verdediging geciteerde uitwerking geeft correct weer wat de getuige heeft gezegd. De onderbouwing van dit verzoek is dus niet alleen te mager maar mist ook feitelijke grondslag. Een vertaling naar het Nederlands zou een goed begrip van wat hier gezegd is alleen maar lastiger maken.

Volledigheidshalve staan we nog kort stil bij het wettelijk kader betreffende processtukken die niet in de Nederlandse taal zijn opgesteld. Het uitgangspunt dat de Nederlandse taal de taal van het Nederlandse strafproces is, betekent niet dat (alle) processtukken ook in de Nederlandse taal moeten zijn opgesteld. Verbalisanten die een buitenlandse taal voldoende machtig zijn mogen bijvoorbeeld proces-verbaal opmaken van hun bevindingen betreffende voor het onderzoek relevante uitlatingen in die buitenlandse taal.[23] Er worden in de Nederlandse strafrechtspleging dan ook regelmatig niet-Nederlandstalige stukken als bewijsmiddelen gebruikt. Gebruik van een andere dan de Nederlandse taal leidt alleen tot nietigheid als het vonnis of arrest daardoor onbegrijpelijk wordt – niet alleen voor de verdachte maar ook voor hogere rechters. Uit de jurisprudentie valt op te maken dat gebruik van stukken in andere talen die in Nederland breed worden gesproken, zoals Frans, Duits en Engels, in beginsel begrijpelijk wordt geacht.[24] Gebruik van bijvoorbeeld de Turkse taal wordt in beginsel niet begrijpelijk geacht omdat deze taal in Nederland niet breed wordt onderwezen en gesproken. Zelfs dan is nietigheid niet het automatische gevolg: als uit het vonnis genoegzaam blijkt wat de inhoud van het onvertaalde stuk is, volstaat dat.[25]

Er bestaat dus geen wettelijk vereiste om in strafzaken alle processtukken naar het Nederlands te vertalen.[26] Als de verschillende procespartijen stukken in een andere taal kunnen begrijpen, kunnen die zonder vertaling gebruikt worden. Voor deze specifieke strafzaak is bovendien wettelijk geregeld dat de voorzitter kan bepalen dat ook de Engelse taal gebruikt kan worden in het onderzoek ter zitting.[27] De verdediging in deze zaak heeft laten weten prima Engels te spreken.[28] Er is dan ook geen reden om generieke beslissingen te nemen tot vertaling naar het Nederlands van verhoren waarvan een Engelse versie of vertaling in het dossier is opgenomen.

Indien er (inhoudelijke) redenen zijn om aan de kwaliteit van relevante passages in een Engelse vertaling te twijfelen kan uiteraard een controle daarop, of zo nodig een nieuwe vertaling plaatsvinden. Daartoe kan de verdediging specifiek en gemotiveerd aangeven welke relevante passages gecontroleerd of opnieuw vertaald zouden moeten worden. Een zo generiek en onvoldoende gemotiveerd verzoek als de verdediging nu heeft gedaan kan echter alleen worden afgewezen,[29] zeker omdat de enige passage die is aangevoerd ter onderbouwing een correcte weergave betreft van hetgeen een Engelse getuige in het Engels heeft gezegd.

Een volgend verzoek van Pulatov betreft toevoeging aan het dossier van:

een index waarin is vermeld welke processtukken per deelonderwerp relevant zijn;
een index van de bestanden in het mediadossier
een chronologisch verslag van de verrichte opsporingshandelingen
Volgens Pulatov zijn dit wettelijke vereisten waar, zo begrijpen wij, het dossier in deze zaak niet aan zou voldoen. Daarbij verwijst hij naar het Besluit processtukken in strafzaken en de toelichting daarop uit 2011. De toelichting op deze verzoeken lijdt aan twee gebreken: enerzijds leest het meer in de toelichting uit 2011 dan daar gevraagd wordt. Anderzijds negeert Pulatov het feit dat het betreffende Besluit in 2016 is aangepast omdat een deel van de eisen als achterhaald werden beschouwd in het licht van de opkomst van de digitale dossiers. Wij lichten beide punten nader toe.

Al vóór 2016 vereiste het Besluit niet een gedetailleerd chronologisch verslag, maar slechts een kort overzicht van het voor het bewijs relevante uitgevoerde onderzoek in een relaas proces-verbaal.[30] Het (digitaal) dossier in deze strafzaak is opgezet volgens een standaard werkwijze die gebruikelijk is bij de Landelijke Eenheid en die voldoet aan de wettelijke eisen zoals die golden vóór 2016. Alle deeldossiers zijn voorzien van een index, behalve de deeldossiers tapgesprekken en het media dossier. In het deeldossier tapgesprekken is in een oogopslag te zien wat daar in zit omdat in de naam van ieder document per tapgesprek de datum en de tijd van het gesprek zijn vermeld. Deze gesprekken zijn bovendien in chronologische volgorde in dit dossier opgenomen. Het mediadossier kent geen index omdat het een verzameling bijlagen is waarnaar gelinkt wordt vanuit de thematische dossiers. De bestandsnamen in het mediadossier zijn zo gekozen dat gezocht kan worden op trefwoorden en ook op de nummers van de processen-verbaal waar de mediabestanden bij horen. Het opstellen van een index van het mediadossier of het dossier tapgesprekken zou niets toevoegen aan de huidige situatie: het zou een print zijn van het scherm dat je nu ziet als je die onderdelen van het dossier opent, maar dan zonder mogelijkheden om op verschillende wijzen te zoeken of te rangschikken. Pulatov zit op dit punt in een speedboot te klagen dat hij geen trekschuit krijgt.

Dat de verdediging bij het doornemen van het dossier soms stuit op stukken die niet alleen relevant zijn in het deeldossier waar ze zijn opgenomen maar ook voor andere onderwerpen is niet iets dat kan worden opgelost met een index. De wet kent geen eis van een index waarin de inhoud van een dossier is gerangschikt op relevantie per onderwerp, zoals Pulatov vraagt. Het lijkt ons ook niet zinnig een poging hiertoe te ondernemen, want het is in de paar zittingsdagen die we nu achter de rug hebben wel duidelijk geworden dat de beoordeling op relevantie van de verdediging de onze niet is. In een omvangrijk dossier moeten altijd rangschikkingskeuzes gemaakt worden die niet alle procesdeelnemers op dezelfde wijze zouden maken. Zoveel juristen, zoveel opvattingen over de beste indeling van een dossier. Nog meer of andersoortige indexen lossen dat niet op.

Dat gezegd zijnde, spreken wij uit dat wij nog steeds bereid zijn de verdediging te helpen met vragen over het dossier. Wij hebben dat aanbod al verschillende keren eerder gedaan[31] en die bereidheid is er nog steeds. Wij zijn ook – mede naar aanleiding van de opmerkingen van de verdediging hierover - voornemens in de komende periode een controleslag te maken op de Primo-nummers die in het dossier wel worden genoemd maar niet zijn gevoegd. Als de verdediging of uw rechtbank daarbij concrete nummers van stukken onder onze aandacht wil brengen horen wij dat graag en zullen wij die met extra aandacht controleren.

Dan de wetswijziging uit 2016. Relevant voor de beoordeling van het verzoek van de verdediging, is dat een digitaal dossier zoals gebruikt in deze zaak tal van sorteer- en zoekmogelijkheden biedt die een papieren dossier niet kent. Dat was reden voor de wetgever om in 2016 het Besluit processtukken in strafzaken aan te passen. Voor 2016 werd in art. 3 van dat besluit een chronologisch verslag van opsporingshandelingen gevraagd. Het vereiste dat dat verslag chronologisch moet zijn is in 2016 geschrapt, onder verwijzing naar de ruimere mogelijkheden die een digitaal dossier biedt.[32] Voor het herhaalde verzoek van de verdediging om chronologische overzichten te laten opstellen, bestaat dus helemaal geen wettelijke grondslag: de wetgever heeft jaren geleden juist doelbewust afstand gedaan van de eis van chronologische verslaglegging.

Het noemen van en verwijzen naar verrichte onderzoekhandelingen en gebruikte bevoegdheden in overkoepelende processen-verbaal, het proces-verbaal van algemeen relaas van onderzoek, het BOB-dossier en het Rechtshulpdossier, verschaft voldoende duidelijkheid over hetgeen gedurende het opsporingsonderzoek is geschied. Het verzoek van Pulatov moet dus worden afgewezen omdat het dossier al voldoet aan alle wettelijke eisen.

Pulatov vraagt nog een index, en wel een van ‘het onderzoeksdossier’. Volgens Pulatov is het gebruikelijk dat een procesdossier zo’n index bevat. Wij hebben eerder al aan de verdediging uitgelegd dat dit wellicht gebruikelijk is in fraudezaken, maar niet in grootschalige onderzoeken naar geweldsmisdrijven.[33] Het Openbaar Ministerie beschikt niet over een dergelijk stuk en kan dat dus ook niet aan het dossier toevoegen. Voor een opdracht om zo’n stuk te laten vervaardigen door de politie bestaat geen wettelijke basis. Een overzicht van letterlijk alle handelingen die door leden van het onderzoeksteam en het OM zijn verricht en van alle gegevens die in het strafrechtelijk onderzoek zijn veilig gesteld, geeft geen enkel inzicht in de zaak tegen Pulatov. Integendeel, inzage van al die gegevens komt, zoals de wetgever formuleert:

“[…] een doelmatige en zorgvuldige behandeling van de strafzaak niet ten goede en leidt tot versnippering en verspilling van de aandacht. Daarmee is ook geen enkel verdedigingsbelang gediend.”[34]

Naar de mening van het OM biedt het dossier meer dan voldoende aanknopingspunten voor de beoordeling welke stukken niet in het dossier zijn gevoegd en welk belang de verdediging zou kunnen hebben bij de inzage daarvan. Keuzes om bepaalde stukken (zoals getuigenverklaringen) niet in het dossier te voegen, zijn in het dossier benoemd.

Dan herhaalt Pulatov zijn verzoek om vertaling naar het Russisch van vrijwel het gehele procesdossier. Net als de eerdere twee verzoeken, op 16 januari 2020 aan het Openbaar Ministerie tot vertaling van het volledige dossier en op 24 april 2020 aan de rechter-commissaris tot vertaling van vrijwel het volledige dossier, heeft Pulatov ook deze derde keer gevraagd om vertaling van tienduizenden pagina’s. Het verzoek is zo algemeen geformuleerd dat Pulatov zelfs niet de stukken die al naar het Russisch vertaald zijn hiervan uitzondert.

Pulatov heeft volgens het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens[35], de EU-richtlijn betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures en de Nederlandse wet (artikel 32a Sv) geen recht op vertaling van alle processtukken. Hij heeft uitsluitend recht op vertaling van stukken die essentieel zijn voor zijn verdediging. Het uitgangspunt is dat een verdachte die de taal niet spreekt, gebruik maakt van een tolk. Na zijn eerste verzoek om vertaling van het volledige procesdossier van 16 januari 2020 hebben wij zijn raadslieden hier al op gewezen tijdens ons overleg van 22 januari en in onze brief van 24 januari.

Toch hebben wij, om de voorbereiding van zijn verdediging te bespoedigen al veel ruimhartiger vertaling van processtukken én de audio-opnamen van 61 Russischtalige tapgesprekken, waaronder 11 die aan Pulatov worden toegeschreven verstrekt dan in grote internationale strafzaken gebruikelijk is. Daarnaast hebben wij er al op gewezen dat Pulatov kennis kan nemen van een groot aantal Engelstalige stukken in het dossier via een tolk Engels-Russisch. Voor vertaling van aanvullende stukken hebben wij gevraagd om de concrete noodzaak daarvan te onderbouwen.[36]

Op 7 mei 2020 heeft de rechter-commissaris het herhaalde vertaalverzoek van Pulatov afgewezen.[37] Volgens de rechter-commissaris getuigde zijn ‘generiek verzoek’ niet van de nodige precisie, was onvoldoende gemotiveerd waarom de stukken steeds volledig moesten worden vertaald en er niet kon worden volstaan met gedeelten ervan, werd onvoldoende rekenschap gegeven van de omstandigheid dat Pulatov zich al een beeld had kunnen vormen van de aard en omvang van de zaak op basis van de verstrekte vertalingen, mag er juist in een complexe en omvangrijke zaak een gericht verzoek worden verlangd, waren er ook met inachtneming van de reisbeperkingen nog voldoende veilige mogelijkheden om het dossier met behulp van een tolk mondeling te bespreken en is niet aannemelijk geworden dat met de vertaling daadwerkelijk tijdwinst kon worden geboekt.

Nu is het juni en horen wij ter zitting dat zijn raadslieden aan het begin van dit zittingsblok nog niet konden zeggen of Pulatov de voor hem vertaalde Russische stukken wel heeft gelezen. [38] Twee dagen later deelden zijn raadslieden mee dat zij inmiddels hadden begrepen “dat hij wel degelijk één en ander heeft gelezen”.[39] Van wie zij dat hebben begrepen, wat hij dan precies heeft gelezen en waarom Pulatov met de beschikbare Russische vertalingen en audiobestanden wel onderzoekswensen zou kunnen formuleren over alternatieve scenario’s maar niet over het belastend bewijs, bleef in het midden.

Wel vraagt Pulatov u zonder enige motivering een andere beslissing te nemen op zijn generieke vertaalverzoek dan de rechter-commissaris eerder uitgebreid heeft gedaan. Omdat Pulatov zijn verzoek niet heeft gespecificeerd of onderbouwd en ook geen poging doet om uit te leggen wat er schort aan de uitgebreid gemotiveerde beschikking van de rechter-commissaris moet zijn herhaalde verzoek worden afgewezen.

12

De onderzoekswensen en het bewijs in het dossier
Pulatov heeft vele onderzoekswensen geformuleerd die verband houden met alternatieve scenario’s. Telkens onderbouwt hij die onderzoekswensen met de stelling dat die alternatieve scenario’s op dit moment nog niet kunnen worden uitgesloten door het bewijs in het dossier. Probleem daarbij is dat hij het belastende bewijs in het dossier volledig negeert. Terwijl het belastende bewijs nu juist het vertrekpunt is voor het beroep op een alternatief scenario. De vraag of dat verweer een begin van aannemelijkheid kent, moet ook in het licht van dat bewijs worden beoordeeld.

Als Pulatov onderzoek wil naar de ook volgens de verdediging nog theoretische mogelijkheden dat een gevechtsvliegtuig of een Oekraïense Buk MH17 heeft neergeschoten, stuit dat niet alleen af op een gebrek aan concrete aanwijzingen en verschillende concrete tegenindicaties voor die scenario’s. Het stuit ook af op het solide bewijs uit vele verschillende bronnen voor het tenlastegelegde scenario. Dat bewijs hebben we in onze toelichting alleen op hoofdlijnen benoemd, omdat we nog niet wisten welke verzoeken Pulatov wilde doen. Nu Pulatov verschillende onderzoekswensen heeft geformuleerd naar scenario’s die al worden uitgesloten door het bewijs in het dossier, zullen wij duidelijker moeten toelichten welk bewijs dat is. Daarbij zullen wij een paar voorbeelden geven van achtereenvolgens forensisch bewijs, tapgesprekken, getuigenverklaringen.

Forensisch bewijs
Eerst zullen wij stilstaan bij een klein deel van de resultaten van het forensisch onderzoek, die wél te verklaren zijn bij het gebruik van een Buk-raket, maar onverklaarbaar zijn als MH17 zou zijn neergehaald door een gevechtsvliegtuig.

Voorbeeld: Fragmenten van een 9N314M warhead

Als eerste benoemen we het onderzoek aan de lichamen van de slachtoffers die zich ten tijde van het neerschieten in de cockpit bevonden. Het OM realiseert zich dat dit deel van het onderzoek pijnlijk blijft voor de nabestaanden, maar het kan niet onbenoemd blijven.

Tijdens de secties aan de lichamen van de captain en co-piloot van team A en de purser zijn in die lichamen metalen deeltjes aangetroffen. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft deze deeltjes onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat deze deeltjes (morfologische) kenmerken vertonen die specifiek zijn voor een relatie met een explosie. Bovendien is op het oppervlak van deze deeltjes aluminium een glasachtig materiaal met zirkonium aangetroffen. De samenstelling van dit glasachtig materiaal komt overeen met dat van cockpitglas. Daarnaast blijkt dat de elementsamenstelling van deze deeltjes bestaat uit ijzer met wat sillicium, chroom, mangaan en koper. De deeltjes zijn volgens het NFI vermoedelijk afkomstig van een wapen dat buiten het vliegtuig is geëxplodeerd.

Eén van de deeltjes heeft een herkenbare vlindervorm, een ander is duidelijk herkenbaar als tegel.

Ook in het voorste drukschot van de cockpit zijn stalen deeltjes aangetroffen. Eén daarvan is herkend als vlinder, een ander als staafje.

Ook deze (en andere) in de cockpit aangetroffen deeltjes zijn door het NFI onderzocht. En ook de elementsamenstelling van deze deeltjes bestaat uit ijzer met wat silicium, chroom, mangaan en koper.

Het NFI heeft nader onderzoek gedaan naar de mogelijke relatie tussen de fragmenten op en uit de lichamen van de hiervoor genoemde slachtoffers en de fragmenten die zijn aangetroffen in de wrakdelen.[40] Hierbij is vooral gekeken naar de elementsamenstelling en de op het oppervlak aanwezige materialen. Kort samengevat concludeert het NFI dat de in en op de lichamen van de cockpitbemanning aangetroffen fragmenten dezelfde elementsamenstelling hebben als in wrakdelen aangetroffen fragmenten, dat die fragmenten niet van elkaar te onderscheiden zijn en dat die fragmenten - als hun bron ook maar enigszins vergelijkbaar is met een 9N314M warhead – afkomstig zijn uit één en dezelfde bron.

Verder is ook onderzoek gedaan naar de vraag of die ene bron inderdaad een 9N314M warhead is. Het NFI heeft de samenstelling van de uit deze slachtoffers en diverse wrakdelen veiliggestelde fragmenten vergeleken met de elementsamenstelling van fragmenten uit diverse referentie warheads van het type 9N314M. Dit betreft de in 2014 en 2016 ontmantelde referentie warheads én de fragmenten die zijn veiliggesteld na de arenatesten in Finland en Oekraïne. Bij de test in Finland is ook een cockpitraam van een Boeing gebruikt.

Het NFI heeft over het glas dat is aangetroffen op de in de lichamen van de bemanning aangetroffen deeltjes het volgende bevonden:

“Op veel van de uit de slachtoffers en het wrak afkomstige fragmenten is cockpitglas aangetroffen, zowel in de vorm van losse deeltjes of in de vorm van dunne laagjes. Het aantreffen van laagjes (opgesmolten) cockpitglas in slachtoffers kan alleen worden verklaard als de fragmenten van buiten het vliegtuig komen. Er is geen ander scenario denkbaar waarbij fragmenten met daarop dunne laagjes cockpitglas terechtkomen in slachtoffers. Vergelijkbare laagjes zijn ook aangetroffen op fragmenten die zijn veiliggesteld bij de arenatest in Finland.”

Het NFI concludeert verder dat de fragmenten die afkomstig zijn uit de slachtoffers en het wrak op alle onderzochte kenmerken overeenkomen met de fragmenten die zijn veiliggesteld bij de arenatesten in Oekraïne en Finland en niet van elkaar zijn te onderscheiden.

Een warhead van het type 9N314M bevat drie soorten fragmenten: vlindervormige, tegels en staafjes. Dezelfde drie soorten zijn aangetroffen in de lichamen van slachtoffers of wrakdelen. Deze deeltjes komen dus niet alleen qua elementsamenstelling overeen met de fragmenten uit meerdere referentie warheads, maar ook qua vorm. Het Openbaar Ministerie is niet bekend met andere warheads die deze combinatie van fragmenten bevatten. Volgens Russische bronnen en het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum komt het vlindervormig fragment alleen voor in de 9N314M warhead van een Buk-raket.[41]

Het aantreffen van deze vlindervormige fragmenten kan maar op één manier worden verklaard en dat is door detonatie van een 9N314M warhead. Dit type warhead komt alleen voor in Buk-raketten van het type 9M38 en 9M38M1. Als een 9N314M warhead is gebruikt, zouden dus ook sporen van een raket uit de 9M38-serie moeten zijn aangetroffen. En dat is ook het geval.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/reactie-op-verdediging-26-juni-2020/metalen-deeltjes-aangetroffen-sectie-lichamen.jpg
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/reactie-op-verdediging-26-juni-2020/metalen-deeltjes-tegel-vorm.jpg
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/reactie-op-verdediging-26-juni-2020/metalen-deeltjes-vlinder-vorm.jpg

13

Voorbeeld: Umbilical base plate van een 9M38(M1) raket

In december 2014 is onderzoek verricht aan de sponning van het linker cockpitraam. Tijdens dit onderzoek is een groen metalen voorwerp aangetroffen. Dit vliegtuigvreemde voorwerp wordt in het dossier ‘de groene prop’ genoemd, vanwege zijn kleur en vorm.

De forensisch rechercheurs concluderen dat het, gezien de vorm en de richtingen van de beschadigingen aan het cockpitraamframe, de niet verstoorde beroeting op het raamframe en op de groene metalen prop, onwaarschijnlijk is dat deze groene metalen prop op enig ander moment het cockpitraamframe is binnengedrongen, dan tijdens het ontstaan van de overige beschadigingen en penetraties.

In het proces-verbaal van veiligstellen van deze groene metalen prop is een uitgebreide fotoreportage opgenomen, waarmee niet alleen duidelijk in beeld wordt gebracht hoe de prop in de sponning van het raamframe zat, maar ook waar dat betreffend raamframe zich bevond. Op de volgende afbeelding is (door middel van de rode pijl) te zien dat het gaat om het frame van het tweede linker cockpitraam. Op de navolgende drie afbeeldingen is duidelijk te zien hoe vastgeklonken de groene prop in de sponning zat.

In het dossier bevindt zich een (aanvullend) proces-verbaal over het schadebeeld. In dat proces-verbaal bevindt zich een foto waarop de reconstructie in een verder gevorderd stadium te zien is. Daarop is ook duidelijk de positie van het betreffende raamframe te zien.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/toelichting-onderzoek-juni-2020/vliegtuigvreemd-materiaal---sponning-cockpitraam.png
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/reactie-op-verdediging-26-juni-2020/frame-tweede-linker-cockpitraam.jpg
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/reactie-op-verdediging-26-juni-2020/groene-prop-in-sponning-cockpitraam---1.jpg
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/reactie-op-verdediging-26-juni-2020/groene-prop-in-sponning-cockpitraam---2.jpg
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/reactie-op-verdediging-26-juni-2020/groene-prop-in-sponning-cockpitraam---3.jpg
Deze groene prop is op verschillende manieren onderzocht.

Fysieke vergelijking
Zo heeft een deskundige van de Australian Federal Police (AFP) deze groene metalen prop (en andere vliegtuigvreemde materialen) vergeleken met referentiemateriaal bestaande uit een 9M38 en een 9M38M1 Buk raket. De conclusie van deze vergelijking is dat de groene metalen prop visueel op alle onderzochte onderdelen overeenkomt met de umbillical base plate - oftewel de grondplaat - van de staartsectie van een 9M38 of 9M38M1 raket. De minutieuze manier waarop dit onderzoek is verricht, is beschreven in het AFP rapport en te zien op foto’s 516 tot en met 636 in het media dossier. Wij laten nu vijf foto’s zien.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/reactie-op-verdediging-26-juni-2020/fysieke-vergelijking-groene-metalen-prop.jpg
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/reactie-op-verdediging-26-juni-2020/fysieke-vergelijking-groene-metalen-prop-2.jpg
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/reactie-op-verdediging-26-juni-2020/fysieke-vergelijking-groene-metalen-prop-3.jpg
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/reactie-op-verdediging-26-juni-2020/fysieke-vergelijking-groene-metalen-prop-4.jpg
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/reactie-op-verdediging-26-juni-2020/fysieke-vergelijking-groene-metalen-prop-5.jpg

14

Metallurgische vergelijking
Ook het NFI heeft deze metalen prop onderzocht. Hierbij is vastgesteld dat de metalen prop bestaat uit martensitisch roestvaststaal. Ook de grond- en schuifplaten van een Buk-raket (uit de 9M38-serie) bestaan uit dit type roestvaststaal. Er is binnen de drie referentieraketten geen (ander) roestvaststaal aangetroffen met een vergelijkbare elementsamenstelling en microstructuur.

Dit is niet het enige vliegtuigvreemde voorwerp dat overeenkomt met een bepaald onderdeel van een Buk-raket. Tijden het onderzoek in zijn meer van dit soort vliegtuigvreemde onderdelen aangetroffen, die passen bij de inzet van een Buk-raket. Eén daarvan betreft een stuk roestvaststaal, dat is aangetroffen in een stuk spant van het vliegtuig. Dit deel zat klemvast in het spant. Ook van dit deeltje heeft het NFI de elementsamenstelling bepaald en heeft de Australian Federal Police een visueel vergelijkend onderzoek verricht.

En een derde voorbeeld is een stuk roestvaststaal, dat is aangetroffen bij het onderzoek aan het lichaam van de first officer van team B.
https://www.om.nl/binaries/large/content/gallery/om/content-afbeeldingen/mh17/reactie-op-verdediging-26-juni-2020/vliegtuigvreemd-materiaal-klemvast-in-spant-mh17.jpg
Het NFI heeft onderzocht of een verband bestond tussen de drie hiervoor genoemde vliegtuigvreemde voorwerpen. Hierbij is gebruik gemaakt van diverse ontmantelde referentieraketten en de bij de Oekraïense arenatest gebruikte 9M38M1-raket. Op basis van die onderlinge vergelijking concludeert het NFI als volgt:

“De schuif- en grondplaten van de witte 9M38-raket en van de bij de arenatest gebruikte raket[42], de fragmenten uit het spant [AAGK3338NL] en slachtoffer HR083 [AAHI2284NL] en de prop uit de sponning [AAHZ3650NL] zijn geproduceerd uit hetzelfde bronmateriaal. Hierbij gaat het om dezelfde plaat roestvaststaal of om meerdere platen die op basis van de samenstelling niet van elkaar kunnen worden onderscheiden.”

Vervolgens heeft het NFI onderzoek gedaan naar de waarschijnlijkheid van twee hypothesen:

H1: De fragmenten [AAGK3338NL] en [AAHI2284NL] en prop [AAHZ3650NL] zijn afkomstig van een schuifplaat en/of grondplaat van een BUK-raket.
H2: De fragmenten [AAGK3338NL] en [AAHI2284NL] en prop [AAHZ3650IML] zijn afkomstig van een willekeurige andere roestvaststalen bron.
Op basis van de resultaten van dit onderzoek concludeert het NFI:

“Voor de fragmenten [AAGK3338NL] en [AAHI2284NL] die zijn veiliggesteld uit respectievelijk het spant en uit slachtoffer HR083 geldt, dat de resultaten van het onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer deze fragmenten afkomstig zijn van een schuifplaat van een BUK-raket (hypothese H1), dan wanneer ze afkomstig zijn van een willekeurig andere roestvaststalen bron (hypothese H2).

“Voor de prop [AAHZ3650NL] die is veiliggesteld uit de sponning van het cockpitraam geldt, dat de resultaten van het onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer dit fragment afkomstig is van een grondplaat van een BUK-raket (hypothese H1), dan wanner ze afkomstig zijn van een willekeurig andere roestvaststalen bron (hypothese H2).”

Conclusie

Wat wij zojuist presenteerden zijn slechts enkele voorbeelden van het forensisch bewijs. Het voert te ver om nu, in deze fase van het proces in te gaan op al het andere forensische bewijs, maar de conclusie is duidelijk: al het forensisch bewijs wijst op het gebruik van een Buk-raket. Niets wijst op het gebruik van een ‘air to air’ raket.

15

Ander bewijs
Het forensisch bewijs laat er dus geen twijfel over bestaan dat MH17 is neergeschoten door een Buk-raket. Het dossier bevat hiervoor ook veel ander bewijs. We hebben al laten zien welk bewijs er is uit verschillende bronnen voor de aan- en afvoerroute van de Buk-TELAR en voor de locatie waar vandaan die TELAR een Buk-raket heeft afgevuurd. We hebben al verteld op welke wijze nauwkeurig is vastgesteld op grond van onderzoek aan duizenden foto’s en videomateriaal dat de gebruikte Buk-TELAR afkomstig was van de 53e brigade van het Russische leger.

Waar we nog weinig over hebben verteld zijn de specifieke tapgesprekken die er zijn over het afvuren van een Buk-raket en de getuigen die er over verklaren. Ook nu kunnen we daar niet een volledig overzicht van geven. Dat komt bij de inhoudelijke behandeling. Maar de stelling van Pulatov dat het dossier in zijn huidige vorm geen bewijs bevat dat zijn - als theoretisch bestempelde - alternatieve scenario’s uitsluit, kan ook in deze fase niet onweersproken blijven. Dat bewijs dient immers te worden meegewogen in de beoordeling of Pulatov zijn onderzoekwensen voldoende heeft onderbouwd. Nu hij dit bewijs in zijn verzoeken zelf negeert, zijn wij genoodzaakt om tenminste enkele treffende voorbeelden te benoemen van tapgesprekken en getuigenverklaringen over hoe vlucht MH17 is neergeschoten.

Voorbeelden: tapgesprekken

Op 16 juli om 18:12 uur vindt een gesprek plaats tussen Dubinskiy en Pulatov. In dit uitgebreide gesprek wordt Dubinskiy door Pulatov bijgepraat over de verliezen die zij die dag geleden hebben. Pulatov dringt er bij Dubinskiy op aan dat “een deugdelijk luchtverdedigingssysteem nodig” is, omdat een vliegtuig hen die dag vanaf grote hoogte aanviel en geen beschikbaar luchtafweersysteem hem kon raken.

Kort na dit gesprek, om 19:09 uur, belt Dubinskiy met Semenov, de plaatsvervangend commandant van het Vostok bataljon op dat moment. In dit gesprek zegt Dubinskiy tegen Semenov dat zijn troepen Marinovka en de hoger gelegen gebieden ingenomen hebben. Dubinskiy zegt vervolgens dat ze niks kunnen beginnen tegen de ‘Sushka’s’ (Sukhoi gevechtsvliegtuigen) en dat het goed zou zijn als hij een ‘Buk’ daarheen kon sturen in de ochtend.

Een uur na dit gesprek, om 20:11 uur, belt Dubinskiy weer met Pulatov en zegt hem wat hij een uur daarvoor ook aan Kharchenko heeft meegedeeld. Zowel Kharchenko als Pulatov dienen in ‘reserve’ te gaan in Stepanivka. Daarnaast vertelt hij Pulatov dat als de Buk-M die nacht gebracht wordt, deze direct naar Pulatov gaat. Een passage uit dit gesprek is als volgt:

Dubinskiy: (…) als een BUK-M vannacht hierheen gebracht zal worden (...) dan komt deze meteen naar jou toe. Aha?

Pulatov: Duidelijk.

Dubinskiy: Die Buk is onze enige hoop, wij kunnen niets anders. Toch?

Pulatov: Ja.”

De volgende ochtend, op 17 juli 2014 om 09:23:13 uur, belt Dubinskiy opnieuw met Semenov. Dubinskiy zegt dat zijn BUK-M die nacht is aangekomen en mee moet gaan met het konvooi van Semenov. Dubinskiy vraagt waar de BUK heen gebracht moet worden om te kunnen aansluiten bij het konvooi.

Om 09:54:08 uur vertelt Dubinskiy in een telefoongesprek aan Kharchenko dat hij naar Pervomaiske moet gaan en zichzelf daar moet installeren. Zijn opdracht is om ‘het ding’ te bewaken dat hij zo gaat ‘rijden’ en om vervolgens in reserve te blijven. Dubinskiy vertelt hem dat Pulatov ook naar hem toe zal komen.

In het telefoongesprek dat hier op volgt, één minuut later, geeft Dubinskiy aan Pulatov de opdracht om samen met Kharchenko en de anderen naar de omgeving van Pervomaiske en Pervomaiskyi te gaan. Zijn taak is het bewaken en ‘organiseren’ van de Buk die nu door Kharchenko wordt ‘gereden’. Pulatov moet zorgen voor de bewaking en organisatie van de Buk en hij moet zorgen dat hij een corridor openhoudt zodat de ongehinderde levering door kan gaan.

Om 12:42:57 uur belt Pulatov met Kharchenko. Kharchenko vertelt Pulatov dat hij met de ‘toy’ nabij de Furshet is, een supermarkt in het centrum van Snizhne. Pulatov vraagt hem daar te wachten en zegt dat hij naar hem toe komt.

Kort nadat MH17 is neergehaald, om 16:48:44 uur, belt Kharchenko naar Dubinskiy en zegt dat ze “op de plek” zijn en net een Sushka hebben neergehaald. Dubinskiy geeft Kharchenko de opdracht om “hier” te komen en de bewaking van de Buk aan een compagnie over te laten.

Kharchenko: We are on the spot. We’ve already brought down one Sushka.

Dubinskiy: Well done! Attaboys! Well... You’ve brought down one Sushka. Well done! Lionia, tell me....

Kharchenko: What do I have to do here? Tell me, Nikolayevich!

Dubinskiy: What do you do there? I’ll put a question tonight. Obviously you will come here. Well, you’ll leave one company there to cover the BUK and you’ll probably go here, you know? You will leave one assault (...) What there is for you to do there? You have enough work here. Giurza will come here too.

Om 19:52 uur bellen Pulatov en Dubinskiy met elkaar. In dat gesprek vraagt Dubinskiy: “Zeg, en heeft onze BUK geschoten of niet?” Pulatov zegt dan: “De BUK heeft een Sushka neergehaald nadat de Sushka de Boeing heeft neergeschoten."

Enkele minuten daarna, om 19:54 uur belt Dubinskiy (A) naar Girkin (B). Een passage uit dit gesprek is als volgt:

Dubinskiy: So, people from Snezhnoye and our people saw... so the point is that Sushka fucking hit Boeing and then in... our people hit Sushka the second time it was coming around and a lot of people saw this. Giurza has reported on this.

Girkin: So, this is the way how it happened. I got it. Good.

Dubinbskiy: Sushka fucking hit Boeing and our people fucking hit Sushka with a Buk.

Girkin: Uh-huh.

Dubinskiy: Good news. {Inaudible}

Girkin: Well, I don’t know. Frankly speaking I don’t believe in this much, but...

Dubinskiy: Anyway they will put blame for the downing on us. You know what I mean.

Girkin: Of course, I do.


Al deze tapgesprekken staan niet op zichzelf. Op verschillende punten worden zij concreet bevestigd door foto- of videomateriaal. Zoals we eerder vertelden verklaarde Girkin tegenover de Russische autoriteiten dat hij op 17 juli 2014 na het neerschieten van vlucht MH17 werd geïnformeerd dat ’de luchtverdediging’ een vliegtuig had neergeschoten. Het is inmiddels algemeen bekend dat er in de middag van 17 juli 2014 in Oekraïne maar één vliegtuig is neergeschoten. Sinds 17 juli 2014 zijn er geen wrakstukken gevonden van een gevechtsvliegtuig. Volgens de radargegevens was er geen ander vliegtuig in de buurt van MH17.[43]

16

Voorbeelden: getuigenverklaringen

Daarnaast zijn ver verschillende getuigen die verklaren over de inzet van de Buk-TELAR. Ten eerste is er het bewijs dat de witte Volvo truck en de rode dieplader, waarop de TELAR op 17 en 18 juli 2014 in beeld is gebracht, al op 8 juli 2014 zijn gestolen in opdracht van Girkin en sindsdien in gebruik waren bij de DPR. Dat volgt onder meer uit de verklaring van de DPR-strijder met callsign ‘Batya’. Batya beschrijft de gang van zaken bij de confiscatie van de Volvo, waar hij persoonlijk aan heeft deelgenomen. Verder zijn er verschillende ooggetuigen die de TELAR op 17 juli 2014 hebben gezien, eerst op de gestolen oplegger en vanaf de middag zelfstandig rijdend vanuit Snizhne richting het landbouwveld bij Pervomaiskyi. Zo verklaart getuige S20 dat hij[44] op 17 juli 2014 omstreeks 12:30 uur een dieplader heeft gezien, met een systeem met raketten erop, dichtbij de Furshet supermarkt in Snizhne. Getuige V7 verklaart dat hij omstreeks 14:00 uur een zelfstandige Buk-voertuig en een SUV zag rijden in Snizhne. De voertuigen stopten ter hoogte van café Uholok. Op de eindbestemming van de TELAR waren getuigen X48 en M58. Zij verklaren hoe de Buk TELAR een raket heeft afgevuurd vanaf het landbouwveld bij Pervomaiskyi. DPR-strijder M58 verklaart dat de aanwezigen aanvankelijk blij waren, omdat hen werd gezegd dat er een militair transportvliegtuig was neergeschoten. Toen de eerste mensen terugkwamen van de crashsite, vertelden zij echter dat het om een burgervliegtuig ging. Tot slot noemen wij D21, een andere DPR-strijder die een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd over zijn betrokkenheid bij de afvoer van de Buk TELAR vanuit Snizhne, nadat MH17 was neergeschoten.

Conclusie
Het bewijs in het dossier voor de tenlastelegging is uitgebreid, veelzijdig en grondig onderzocht. U hoeft over dat bewijs nu geen oordeel te vellen. Pulatov vraagt u wel een grote hoeveelheid onderzoek te gelasten naar theorieën, speculaties en onwaarschijnlijkheden. Voor die vraag is relevant of de inhoud van het dossier wel ruimte laat voor de aan het verzoek ten grondslag gelegde mogelijkheid, die via getuigenverhoren zou moeten worden onderzocht. [45] Daarbij is dus de inhoud van het dossier als geheel relevant. Niet alleen de informatie over een bepaald alternatief scenario, maar ook het bewijs voor het hoofdscenario.

Laten we eens een stap terugdoen en kijken hoe het in andere strafzaken werkt. Neem het voorbeeld van een onderzoek naar een liquidatie in het criminele circuit. In plaats van de beoogde concurrent is een toevallige voorbijganger op straat doodgeschoten. De verdachte wordt vervolgd voor betrokkenheid bij die moord. Als de verdediging vervolgens als alternatief scenario wil onderzoeken of het slachtoffer niet ook kan zijn doodgestoken, dan zal die wens afstuiten op de constatering dat het slachtoffer is overleden aan kogelwonden en geen steekletsels heeft, dat er in het dossier tapgesprekken aanwezig zijn waarin verdachten het doodschieten vooraf organiseren en achteraf evalueren, en de verklaring van een handlanger die het vuurwapen na het misdrijf op verzoek heeft weggegooid. In zo’n zaak dient het geen redelijk doel om onderzoek te gelasten naar de vraag of het slachtoffer ook letsels heeft die theoretisch veroorzaakt kunnen zijn door een mes, of om de buurman van twee straten verderop als getuige te gaan horen over zijn bewering dat hij in de kroeg heeft gehoord dat het slachtoffer is neergestoken.

17

Conclusie en overzicht onderzoekswensen
Conclusie
Hiermee hebben wij gereageerd op alle onderzoekswensen die de verdediging heeft geformuleerd. Enkele opmerkingen zijn er nog te maken over de toelichting van de verdediging als geheel.

Wij constateren dat meerdere punten die worden genoemd in bijlage 1 bij deel 9 van de pleitaantekeningen uitgesproken op 22 en 23 juni jl., niet zijn aangebracht als onderzoekswensen. De verdediging omschrijft bijlage 1 als ‘een opsomming ten behoeve van het overzicht’. Echter blijkt uit de tekst die daarvoor op zitting door de verdediging werd uitgesproken, dat een aantal in de bijlage opgenomen punten niet meer zijn dan onderwerpen waarover de verdediging in een later stadium wil beslissen of zij onderzoekswensen wil presenteren. Het op een dergelijke wijze ‘reserveren’ van getuigen waar niet concreet en onderbouwd om wordt verzocht is wettelijk niet mogelijk. Deze kunnen dus niet worden aangemerkt als getuigenverzoeken en indien zij wel zo zijn bedoeld moeten zij worden afgewezen.[46]

Wij hebben afwijzend geadviseerd over veel verzoeken om verbalisanten als getuigen te horen. Wij hebben uitgelegd dat de aanleiding om die verzoeken te doen in een aantal gevallen gebaseerd lijkt op onzorgvuldige lezing van het dossier en in veel andere gevallen onvoldoende specifiek en gemotiveerd is. Wij hebben ook al gezegd dat wij nog steeds openstaan voor alle concrete en relevante vragen van de verdediging over het dossier, en bereid zijn daarover zo nodig aanvullend proces-verbaal te laten opmaken. Indien uw rechtbank vindt dat er wel concrete vragen kunnen worden aangewezen in de toelichting van de verdediging die nu beantwoord moeten worden door verbalisanten verzoeken wij u steeds te overwegen of een getuigenverhoor de beste weg is om die vragen beantwoord te krijgen of dat u beter opdracht kunt geven aanvullend proces-verbaal op te laten maken. De meeste onderwerpen die de verdediging heeft aangesneden zijn immers geen onderwerpen die verbalisanten uit hun hoofd kunnen beantwoorden maar technische onderwerpen waarover dossierstukken moeten kunnen worden geraadpleegd. Getuigenverhoren zijn geen nuttig middel om over zulke onderwerpen meer relevante informatie in het dossier te krijgen.

Het feit dat de vorderingen en verzoeken tot het horen van getuigen nauwkeurig moeten aangeven op welke punten de getuige dient te worden gehoord, brengt mee dat toegewezen verhoren zich ook op die punten zullen dienen te richten en dus ook tot die omvang moet worden beperkt. Zeker in omvangrijke onderzoeken waar de voortgang van het proces nauwkeurig bewaakt moet worden, is het van belang dat de zittingsrechter zo nauwkeurig mogelijk aangeeft waarom en waarover getuigen dienen te worden gehoord.[47] Wij verzoeken u dat te doen voor alle vorderingen en verzoeken die u toewijst, zodat de rechter-commissaris haar werk zo goed en efficiënt mogelijk kan uitvoeren.

Overzicht reacties op verzoeken
Inzageverzoeken

Zoals wij hiervoor uiteen hebben gezet zullen wij een volledige inventarisatie maken van de inzageverzoeken die zijn gedaan. Onze beslissing daarop zullen we aan de verdediging doen toekomen zodra die inventarisatie gereed is. We verwachten dit binnen twee weken te kunnen doen.

Onderzoekswensen

Zoals in het voorgaande is gemotiveerd, concludeert het OM dat de volgende onderzoekswensen kunnen worden toegewezen:

het verzoek om aan het dossier toe te voegen de audio opnamen van het Air Traffic Control Centre, van het telefoonverkeer tussen de Oekraïense luchtverkeersleiding (ÀÒÑ Dnipropetrovsk) en de Russische luchtverkeersleiding (ÀÒÑ Rostov) en van de radiocommunicatie tussen de Oekraïense luchtverkeersleiding (ÀÒÑ Dnipropetrovsk) en het burgerluchtverkeer;
de verzoeken zoals geformuleerd in deel 5, randnummer 23, in die zin dat aan de rechter-commissaris opdracht wordt gegeven om:
te benoemen de eerder als ter zake deskundig aangemerkte Coghe en Gallant als deskundigen, teneinde onderzoek te doen naar de berekening van het afvuurgebied;
onderzoek te doen naar de deskundigheid van Novikov, Malyshevsky en/of een andere bij de berekening van Almaz Antey betrokken medewerker en, voor zover deskundig, deze te benoemen teneinde onderzoek te doen naar de berekening van het afvuurgebied;
het er vervolgens toe te geleiden dat alle benoemde deskundigen (inclusief de reeds benoemde Markerink) over en weer kennis nemen van elkaars rapporten en relevante bijlagen of onderliggende stukken;
waarna de deskundigen van het NLR, de RMA en Almaz Antey rapport uitbrengen, waarin zij ingaan op elkaars bevindingen en antwoord geven op schriftelijke vragen van de rechter-commissaris, de verdediging en het Openbaar Ministerie;
het verzoek om de verbalisanten 17-496, 17-495, 17-511 en 17-512 die een motormantel en drie raketscherven hebben veiliggesteld in het rampgebied te bevragen (deel 7, randnummer 27), zij het door tussenkomst van de rechter-commissaris;
het verzoek om verbalisant Primo 17-170 te laten horen als getuige.
Verder verzet het OM zich niet tegen:

het verzoek om S09 als getuige te horen;
het verzoek om radardeskundige D21 te laten horen als deskundige;
het verzoek om Koeberg als deskundige te horen;
het verzoek om Tarankov te horen over de mogelijkheden en de werking van een Buk-systeem.
Op de overzichtslijst van de verdediging zijn dit de verzoeken met de volgende nummers:

‘overige verzoeken’:
2
‘Getuigen’:
14
17
18
19
21
22
23
36
61
62
63
64
70
104
Het Openbaar Ministerie concludeert tot afwijzing van alle andere onderzoekswensen omdat die onvoldoende zijn onderbouwd.

Wel biedt het Openbaar Ministerie Pulatov aan (in aanvulling op de door de verdediging geformuleerde inzageverzoeken waar het Openbaar Ministerie zo spoedig mogelijk op zal beslissen):

Inzage in de verklaring die Haisenko tegenover het JIT heeft afgelegd, zodat de verdediging deze zelf op relevantie kan beoordelen en nadien eventueel een verzoek kan doen om deze verklaring aan het dossier toe te voegen;
Het beluisteren van de gehele opname van de CVR, desgewenst in aanwezigheid van een eigen deskundige;
Inzage in een groot aantal foto’s van de crashsite en van wrakdelen, zodat de verdediging een kan verzoek doen om specifieke, door de verdediging relevant geachte foto’s aan het dossier toe te voegen;
Het maken van een controleslag op stukken die in het procesdossier staan vermeld als niet-gevoegd;
Een controle of naar aanleiding van de door de verdediging gestelde vragen over getuigenverhoren meer procedurele informatie over die verhoren aan het dossier moet worden toegevoegd;
Het laten controleren en zo nodig opnieuw laten vertalen van specifieke vertalingen in het dossier als de verdediging gemotiveerd aangeeft reden te hebben om aan de kwaliteit van die vertalingen te twijfelen;
Het beantwoorden van concrete vragen van de verdediging over het dossier, zo nodig door het laten opmaken van aanvullend proces-verbaal;
Het welwillend beoordelen van gemotiveerde en specifieke inzageverzoeken die de verdediging in de toekomst nog wil doen.
Aan het begin van deze toelichting hebben wij al uitgelegd hoe het komt dat veel onderzoekswensen van Pulatov moeten worden afgewezen. Meerdere van zijn verzoeken zijn gebaseerd op een feitelijk onjuiste of selectieve weergave van het dossier. Pulatov geeft maar zelden een voldoende duidelijke en concrete onderbouwing waarom er reden is te denken dat het door hem gevraagde onderzoek relevante informatie zal opleveren. Verder kiest hij er voor niet of nauwelijks onderzoek te vragen naar het belastend bewijs in het dossier, maar vraagt hij vooral onderzoek naar scenario’s die al heel uitgebreid zijn onderzocht. Over die scenario’s is al uitgebreid in het dossier is beschreven waarom zij zijn verworpen door het JIT: omdat zij in strijd zijn met objectief bewijs en omdat er geen enkel geloofwaardig aanknopingspunt is om te denken dat zij wel kunnen zijn gebeurd. Pulatov beweert ook niet dat hij dat denkt, maar doet alsof hij een neutrale opsporingsinstantie is die nu tot taak heeft al het werk van het JIT te controleren.

Dat is hij niet. Hij is een moordverdachte. Er is geen land ter wereld dat moordverdachten verheft tot opsporingsambtenaar nadat zij zijn gedagvaard. Natuurlijk mag Pulatov het bewijs tegen hem testen en betwisten. Maar hij heeft geen onbeperkt recht om in zijn eigen tempo het onderzoek van het JIT over te doen. Het feit dat het onderzoek van het JIT lang heeft geduurd en zo uitgebreid is geweest, geeft Pulatov niet een recht om nu zelf een even uitgebreid onderzoek te vragen. Integendeel, hoe uitgebreider in het opsporingsonderzoek al naar alternatieve scenario’s is gekeken en daarvan verslag is gedaan in het procesdossier, hoe meer van een verdachte gevraagd wordt heel concreet en specifiek aan te geven welke vragen dat onderzoek nog openlaat.[48]

Waarheidsvinding kan voor alle partijen in een strafproces van wezenlijk belang zijn. Maar voor de verdediging geldt dat zij in de eerste plaats de belangen van haar cliënt dient. Van der Meij legt uit dat in het Nederlandse strafproces “de positie van de verdediging niet op een vergelijkbare wijze [is] gekoppeld aan het doel van de materiële waarheidsvinding of het doel van de individuele rechtsbescherming, als voor de rechter-commissaris of de officier van justitie het geval is. Er is voor de verdediging geen taak in het strafproces waaraan zij is gebonden en derhalve is er ook geen plicht om een doel te verwezenlijken. De verdediging zal echter als vanzelfsprekend geneigd zijn de individuele belangen van de verdachte voorop te stellen…” [49]

Waarheidsvinding is, met andere woorden, wel een wettelijke opdracht van het Openbaar Ministerie en de rechter, maar niet van de verdediging. Dat doet niets af aan het belang van de rol van de verdediging. Maar het verklaart wel waarom de verdediging niet dezelfde tijd en middelen krijgt als het Openbaar Ministerie en waarom de verdediging onderzoekswensen nauwkeurig moet formuleren: de individuele belangen van de verdachte en het belang van de waarheidsvinding wijzen in de meeste strafzaken immers niet in dezelfde richting.

Ook als u ons advies volgt en de meeste onderzoekswensen afwijst, heeft Pulatov nog veel mogelijkheden om zijn verdediging gestalte te geven. Er zit buitengewoon veel informatie in het dossier waar hij mee kan werken. Wij geven al lange tijd aan dat wij openstaan voor concrete verzoeken van hem om inzage te krijgen in meer informatie zodat hij kan bepalen of hij stukken aan het dossier toegevoegd wil krijgen. Hij heeft geen indexen nodig om daarvoor relevante vragen te stellen, zoals ook blijkt uit de inzageverzoeken die hij nu heeft gedaan. De verdediging kan verder zelf getuigen identificeren en aandragen. En zoals uw rechtbank heeft aangegeven kan Pulatov na dit zittingsblok nog nieuwe onderzoekswensen doen. Het is ook duidelijk dat Pulatov heel wel in staat is om concrete twistpunten en onderzoekswensen naar voren te brengen. Wie op een internetforum kan vertellen over een ‘flater’ in het JIT onderzoek, kan dat ook hier ter zitting vertellen zodat onderzocht kan worden of er inderdaad een fout is gemaakt in het onderzoek. Als er daadwerkelijk redenen zijn om te denken dat Pulatov in het dossier onjuist is geïdentificeerd als een bepaalde gebruiker van een internetforum die uitlatingen doet over MH17, kan Pulatov die redenen naar voren brengen zodat ze onderzocht kunnen worden. Als Pulatov in juni 2014 behoorde tot de Russische strijdkrachten en daarom immuniteit wil inroepen is er geen enkele reden waarom hij dat niet vroeg in het proces zou kunnen laten weten.

Hoe langer het duurt voor Pulatov zich uitlaat over het bewijs tegen hem, hoe meer vragen zijn reactie zal oproepen, als die nog komt.

18

Voetnoten
[1] HR 8 februari 2005, NJ 2005, 514 r.o. 3.5

[2] Vgl HR 1 december 1992, NJB 1993, nr. 30

[3] HR 21 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL3458

[4] Zie artikel 5.12 van bijlage 13 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (ICAO) en artikel 69 lid 1 sub d van de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid.

[5] Artikel 69 lid 4 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid.

[6] Zie toelichting Openbaar Ministerie d.d. 9 juni 2020, alternatieve scenario’s, hoofdstuk 5.

[7] Toelichting verdediging 23 juni 2020, deel 9, randnummer 79.

[8] Toelichting onderzoek wapen, d.d. 10 juni 2020, p. 4-5 (“In sommige gevallen zijn de bronnen niet unaniem, bijvoorbeeld over het maximale bereik van de Buk-raket of het radarbereik van de TELAR. In die gevallen moesten er soms keuzes worden gemaakt. Zo is er voor het onderzoek naar alternatieve lanceerlocaties uitgegaan van het maximale raketbereik op grond van Russische bronnen.”).

[9] Toelichting OM d.d. 9 juni 20202, Alternatieve scenario’s, p. 41.

[10] Openingswoord OM d.d. 9 maart 2020, p. 7.

[11] Zie bijvoorbeeld Hof Den Haag 18 juni 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BI8685 (“Het hof is met de rechtbank van oordeel dat in het algemeen heeft te gelden dat een niet tijdig ingrijpen van de politie, waardoor schade die door de verdachte is toegebracht is opgelopen, niet leidt tot strafvermindering, nu die schade niet door de gestelde nalatigheid van de politie is veroorzaakt maar door het onrechtmatig handelen van de verdachte. […] Bovendien zijn het niet de belangen van verdachte die worden geschaad door een mogelijk niet tijdig ingrijpen van de politie, maar hooguit die van het slachtoffer. De vraag in hoeverre de politie in casu adequaat heeft gehandeld dient dan ook bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte en bij de straftoemeting buiten beschouwing te blijven.”).

[12] https://www.npostart.nl/nieuwsuur/09-03 … N_1310732.

[13] Gerekend tot 2 mei 2015, einde van de laatste bergingsmissie van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.

[14] Toelichting forensisch onderzoek d.d. 8 juni 2020, p. 29, voetnoot 104

[15] “Wij verzoeken u het OM te gelasten deze aan de verdediging ter beschikking te stellen en daarmee ook aan de rechtbank.”

[16] Hoewel niet in het procesdossier genoemd, merkt het OM op dat Nederlandse politie vanaf 19 juli 2014 in Kiev aanwezig was en een Nederlandse officier van justitie vanaf 20 juli 2014. Die aanwezigheid in Kiev door middel van een vaste bezetting van de Fieldoffice duurt tot op de dag van vandaag.

[17] Brief OM aan verdediging d.d. 23 maart 2020.

[18] Toelichting OM d.d. 8 juni 2020, onderzoek telecommunicatie, p. 10.

[19] Deze info bevindt zich in het dossier voor zover deze is meegeleverd door de provider.

[20] Voor zover deze informatie niet door de provider is meegeleverd, kan deze ook niet aan het dossier worden toegevoegd.

[21] Bij deze controleslag zullen wij ook bezien of er nog getuigen zijn met een G-nummer van wie de naam inmiddels aan het dossier kan worden toegevoegd. Zoals in het dossier staat uitgelegd zijn getuigen gehoord onder toekenning van een G-nummer, als nog niet duidelijk was of hun verklaringen op naam konden worden toegevoegd aan het dossier of bij een eventueel vervolgverhoor een vordering gedaan zou moeten worden om hen als beperkt anonieme getuigen aan te merken. Van sommige G-getuigen staat de naam al in het dossier vermeld. Van tenminste één getuige (G1483) kan de naam nog worden toegevoegd.

[22] Die informatie zullen wij, in de volgende aanvulling aan het dossier laten toevoegen.

[23] Zie o.a. ECLI:NL:GHDHA:2018:76 en ECLI:NL:HR:2014:1446.

[24] Zie bijvoorbeeld HR 13 december 1988, ECLI:NL:HR: AC3342; HR 4 juli 2000, ECLI:NL:HR:AA6375; Gerechtshof 's-Gravenhage, ECLI:NL:GHSGR:2007:BH4763.

[25] Zie conclusie Knigge 18 april 2006, ECLI:NL:PHR:2006:AV5007, pt. 11.

[26] Zie conclusie Hofstee bij HR 2 februari 2010, ECLI:NL:PHR:2010:BK6358.

[27] Zie Wet vervolging en berechting in Nederland van strafbare feiten in verband met neerhalen Malaysia Airlines vlucht MH17 art. 5.

[28] Standpunt verdediging 22 juni 2020, pt. 33.

[29] Zie ook Kamerstukken II 2004-2005, 29 936, nr. 8, p. 4.

[30] Zie Toelichting Besluit processtukken, zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl … d15522e465 (“Bij omvangrijke zaken wordt, zo blijkt uit het advies van het OM, in de praktijk gewerkt met een stamproces-verbaal dat fungeert als een vorm van inhoudsopgave. Voor de inhoudsopgave die dit besluit voorschrijft, kan met het stamproces-verbaal worden volstaan voor zover het gaat om de processtukken waarnaar in dat stamproces-verbaal wordt verwezen. Doorgaans zullen dit de verschillende processen-verbaal zijn die in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt.” En “Voorgeschreven wordt dat elk procesdossier van een strafzaak over een misdrijf dat met zes jaar gevangenisstraf of meer is bedreigd, een proces-verbaal houdende een chronologisch verslag van de verrichte opsporingshandelingen dient te bevatten. Het gaat daarbij niet om een gedetailleerd verslag, maar om een kort overzicht waarin aan de hand van relevante data wordt aangegeven welke opsporingshandelingen in de strafzaak zijn verricht.”)

[31] Onder meer in een brief van 1 mei jl. en op de zittingen van 10 maart jl (Standpunt OM voortgang proces d.d. 10 maart 2020, p. 16-17 en 38) en 10 juni jl (Toelichting OM, Conclusie, p. 22).

[32] Zie Besluit digitale stukken Strafvordering art. 8 sub b en de Nota van Toelichting daarbij (Staatsblad 2016, 359).

[33] Brief Openbaar Ministerie aan de verdediging d.d. 1 mei 2020; Brief Openbaar Ministerie aan de rechtbank d.d. 1 mei 2020.

[34] TK 2009-2010, 32468, nr. 3, p. 27.

[35] EHRM Hermi v. Italië: “However, paragraph 3 (e) does not go so far as to require a written translation of all items of written evidence or official documents in the procedure. In that connection, it should be noted that the text of the relevant provisions refers to an “interpreter”, not a “translator”. This suggests that oral linguistic assistance may satisfy the requirements of the Convention.”

[36] Brief van OM aan raadslieden d.d. 24 januari 2020.

[37] Brief rechter-commissaris aan raadslieden, kenmerk 09/748006-19, 7 mei 2020.

[38] Zitting 8 juni 2020: “De derde vraag van het OM is; heeft Pulatov kennis genomen van die dossiers? Ik kan het u niet zeggen.”

[39] Zitting 10 juni 2020: “Het OM stelt, dan zitten we op pagina 26 van het laatste stuk van vandaag, dat Pulatov klaagt dat er te weinig voor hem is vertaald terwijl zijn raadslieden ter zitting niet kunnen zeggen of hij de eerdere verstrekte vertalingen al gelezen heeft, is voor het OM onbegrijpelijk. Wij hebben nog even gecheckt, net, en ik heb inmiddels begrepen dat hij wel degelijk één en ander heeft gelezen.”

[40] In het rapport worden onder andere genoemd de fragmenten aangetroffen in de Lido Route Manual (AAHZ3361NL), de groene map (AAGK4109NL) en een vlindervormig fragment (AAHZ4490NL) dat is veiliggesteld uit het voorste drukschot van de cockpit.

[41] Zie: uitlating van vertegenwoordiger van Almaz Antey tijdens de persconferentie van 2 juni 2015 (Primo-04108); reactie van de Russische Federatie op het conceptrapport van de OVV (Primo-05604, bijlage 9, p. 5785 / appendix V, p. 1): “The characteristic pre-formed fragments i.e. “butterfly or bow-tie” are only part of 9H314M [OM: 9N314M in cyrillisch] warhead”; eigen analyse van NLR in rapport voor OVV (Primo-05604, bijlage 5, p. 5592 / bijlage X, p. 45); uitlatingen van Russische wapendeskundigen en een vertegenwoordiger van Almaz Antey tegenover NLR ((Primo-05604, bijlage 5, p. 5592 / bijlage X, p. 45); Russische regering in schriftelijk standpunt van 31 december 2019 in EHRM-procedure: “Critical to this finding was the supposed discovery of supposed “bow-tie” shrapnel pieces, which are distinctive of the 9N314M warhead”(Primo-14207, randnummer 91). Telkens opgenomen in algemeen bijlagendossier.

[42] Dit betrof een 9M38M1 Buk-raket.

[43] Standpunt OM voortgang proces, 10 maart 2020, p. 23.

[44] Zoals steeds, dient overal in deze tekst ‘hij/zij’ gelezen te worden waar ‘hij’ staat ter aanduiding van een getuige van wie de identiteitsgegevens om veiligheidsredenen niet in het dossier zijn opgenomen.

[45] C.P.J. Scheele, Het beoordelen van getuigenverzoeken, Strafblad 2017/30, par. 4.2

[46] Zie bijvoorbeeld HR 12 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2324 r.o. 2.6 en HR 23 november 1999, ECLI:NL:HR:AA3794, NJ 2000/128, r.o. 3.4.

[47] Zie bv het tussenarrest van het hof Arnhem/Leeuwarden 22 mei 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:4858, waarin per getuige expliciet werd overwogen waarover vragen mochten worden gesteld bij de RHC.

[48] Zie B. Lettinga, “recht doen aan alternatieve scenario’s” Proces 2015, nr. 1, p. 59 (“Als een (gedegen) onderzoek naar een alternatief scenario geen (verder) begin van aannemelijkheid oplevert, noch nieuwe reële aanknopingspunten voor onderzoek, dan zien rechters veelal geen noodzaak voor verdere recherche van dergelijke (vermeende) open einden.( Rb. Amsterdam 23 november 2010, ECLI:NL:RBAMS:2010:BO4731; Gerechtshof Arnhem 18 april 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BW3209; Gerechtshof Den Bosch 27 november 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5693.) Zo verwerpt het Hof Den Bosch het door raadsman opgeworpen alternatieve scenario: ‘Ook na langdurig onderzoek en het horen van een reeks van getuigen is daarvoor immers geen redelijk aanknopingspunt gevonden.’ (Gerechtshof Den Bosch 18 februari 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:379).”).

[49] P.P.J. van der Meij, De driehoeksverhouding in het strafrechtelijk vooronderzoek. Een onverminderde zoektocht naar evenwicht in de rolverdeling tussen de rechter-commissaris, de officier van justitie en de verdediging, (diss. Leiden 2010), online publiek, p. 52.


Âû çäåñü » MH17: êàê è êòî? » Ñóä » JIT: Ñåññèè ñóäà, 26 èþíÿ 2020